Gepubliceerd op vrijdag 11 april 2014
IEF 13748
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Blurren van documentairebeelden komt zelfbeschikkingsrecht onvoldoende tegemoet

Vzr. Rechtbank Amsterdam 10 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1817 (Zombie: the Resurrection of Tim Zom)
Mediarecht. Portretrecht. Producent Hazazah Pictures moet de beelden van een geweldincident waarbij een Rotterdams stel als willekeurige voorbijganger tegen haar wil betrokken is geraakt en waarvan zonder haar toestemming beeldopnamen zijn gemaakt uit de documentaire “Zombie: the Resurrection of Tim Zom” halen. Van een herkenbaar portret is geen sprake en associatie is onvoldoende voor een beroep op 21 Aw. Het belang op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van het stel en hun zelfbeschikkingsrecht weegt zwaarder dan het recht van Hazazah op vrijheid van meningsuiting. Met het blurren van de gewraakte beelden is Hazazah volgens de voorzieningenrechter onvoldoende tegemoet gekomen aan de belangen van het stel.

4.7. [eiseres] verzet zich bovendien op grond van artikel 21 Aw tegen de publicatie van een niet met haar toestemming vervaardigd portret. Voor de beoordeling van deze stelling is van belang dat het in deze procedure gaat om het fragment zoals dat thans in de documentaire is opgenomen en niet om het oorspronkelijke fragment. Hazazah c.s. heeft [eiseres] daarin (in vergaande mate) geblurd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [eiseres] hierdoor niet langer herkenbaar en is geen sprake van een portret in de zin van artikel 21 Aw. [eiseres] kan zich om die reden dan ook niet op haar portretrecht beroepen: associatie is niet genoeg.

4.10. De voorzieningenrechter overweegt in het kader van de te maken belangenafweging als volgt. [eiseres] is als volstrekt willekeurige voorbijganger tegen haar wil betrokken geraakt bij een geweldincident, waarbij zowel [eiser 1] als [eiser 2] zijn geslagen. Het behoeft geen betoog dat dit incident grote impact heeft gehad op [eiseres] Van het incident zijn – zonder toestemming van [eiseres] – beeldopnamen gemaakt. [eiseres] heeft hierop geen enkele invloed gehad en hoefde ook niet te verwachten dat zij tijdens een wandeling en op weg naar familiebezoek zou worden gefilmd. Hazazah c.s. heeft nagelaten omzichtig met de betreffende beeldopnamen om te gaan. Zij stelt de beelden van een derde te hebben ontvangen maar geen navraag te hebben gedaan naar wat er aan de hand was en hoe het met de personen die werden geslagen is afgelopen. [gedaagde 2] heeft ter zitting verklaard dat er op geen enkele andere beeldopname waarover hij beschikte een dergelijk gewelddadig incident voorkwam. Het had op de weg van Hazazah c.s. gelegen om zich vooraf te vergewissen wat er die zondagmiddag precies is gebeurd. Zij had zich moeten realiseren dat het hier hoogstwaarschijnlijk om een werkelijke gebeurtenis met onbekende personen ging en niet om een in scène gezette actie. Door de opnamen – ongeblurd – in de documentaire op te nemen en deze te vertonen op het Rotterdams filmfestival, in de woonplaats van [eiseres], heeft Hazazah c.s. reeds onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld. Ook heeft zij de gehele documentaire ter beschikking van Pauw en Witteman gesteld zonder de restrictie de gewraakte beelden niet uit te zenden. Hierdoor is [eiseres] geheel onverwacht geconfronteerd met de betreffende beelden en is zij in heel Nederland herkenbaar in beeld geweest. De redactie van Pauw en Witteman heeft de beelden overigens op verzoek van [eiseres] uit de uitzending van 31 januari 2014 gedemonteerd.
[eiseres] is op geen enkele wijze betrokken bij de documentaire en/of [naam 3] en wil daarmee ook niet geassocieerd worden. In het licht van het voorgaande weegt het belang van [eiseres] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en haar zelfbeschikkingsrecht naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het recht van Hazazah c.s. op vrijheid van meningsuiting. Dit is slechts anders indien de betreffende beelden van zodanig groot belang zijn dat deze rechten hiervoor moet wijken. Hiervan is echter geen sprake, nu Hazazah c.s. ook op een andere wijze, bijvoorbeeld door het naspelen van de gewraakte beelden, het opvliegende karakter van [naam 3] had kunnen schetsen, zonder daarbij inbreuk te maken op de rechten van [eiseres] De stelling van Hazazah c.s. dat de beelden van groot belang zijn voor de zeggingskracht van de documentaire volgt de voorzieningenrechter dan ook niet, althans is onvoldoende om op grond daarvan de belangen van [eiseres] terzijde te schuiven.

4.11. Hazazah c.s. heeft voorts aangevoerd dat met het blurren van [eiseres] in de gewraakte beelden voldoende tegemoet is gekomen aan de belangen van [eiseres] De voorzieningenrechter volgt dit verweer niet. In de door Hazazah c.s. aangehaalde jurisprudentie zijn de personen in kwestie gelieerd aan de misstand die in de betreffende uitzending aan de kaak wordt gesteld en, voor zover dat niet het geval is, zijn zij van meet af aan onherkenbaar in beeld gebracht. In het onderhavige geval is [eiseres] echter op geen enkele wijze betrokken bij de documentaire en/of [naam 3] en heeft Hazazah c.s. [eiseres] niet vanaf het begin af aan onherkenbaar in beeld gebracht. Er is derhalve geen sprake van een vergelijkbare situatie. Bovendien is niet alleen het recht op privacy van [eiseres] in het geding, maar ook haar zelfbeschikkingsrecht, waaraan door middel van het blurren van [eiseres] in de gewraakte beelden naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende tegemoet wordt gekomen.