Gepubliceerd op dinsdag 27 februari 2018
IEF 17528
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
27 feb 2018
Gerecht EU (voorheen GvEA) 27 feb 2018, IEF 17528; T-166/15 (Claus Gramberg tegen EUIPO), https://www.ie-forum.nl/artikelen/bewijswaarde-in-zaak-model-voor-telefoonhoezen-onjuist-beoordeeld

Bewijswaarde in zaak model voor telefoonhoezen onjuist beoordeeld

Gerecht EU 27 februari 2018, IEF 17528; T-166/15 (Claus Gramberg tegen EUIPO) Modellenrecht. Sorouch Mahdavi Sabet heeft een gemeenschapsmodel verkregen voor het model voor telefoonhoezen. Claus Gramberg heeft verzocht dit model nietig te verklaren wegens het gebrek aan nieuwheid. Hij verhandelt op amazon.de onder de naam HandyNow overeenstemmende producten. Dit verzoek werd toegewezen door de nietigheidsafdeling, maar vernietigd door de Derde Kamer van Beroep van EUIPO. Het Gerecht oordeelt dat de kamer van beroep de bewijswaarde van de bewijsstukken onjuist heeft beoordeeld. Het beroep wordt gegrond verklaard.

55      Gelet op het bovenstaande moet worden vastgesteld dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste beoordeling door de bijlagen D 4a en D 4b buiten beschouwing te laten op grond van twijfels over hun geloofwaardigheid, zonder dat verzoekers grieven dat de kamer van beroep geen rekening heeft gehouden met zijn toelichting over de kennelijk ongebruikelijke header van de bijlagen, hoeven te worden onderzocht. Aangaande bijlage D 2 komt het Gerecht tot de slotsom dat de kamer van beroep terecht elke bewijswaarde aan deze bijlage heeft ontzegd aangezien deze geen ASIN-nummer bevat en verzoeker geen enkel element heeft aangedragen dat de geloofwaardigheid ervan kan aantonen.

72      Aangezien de resultaten van die opzoeking op zichzelf niet konden afdoen aan de bewijswaarde van de op de internetsite „amazon.de” vermelde datum van beschikbaarheid van het product, „sinds 27 juni 2011” (bijlage D 4b), moet bijgevolg worden geconcludeerd dat de kamer van beroep de bewijswaarde van bijlage D 4b onjuist heeft beoordeeld.

83      Gelet op het bovenstaande dient te worden vastgesteld dat de kamer van beroep het in bijlage D 11 opgenomen document onjuist heeft beoordeeld door er geen enkele bewijswaarde aan toe te kennen.

96      Bijgevolg moet het eerste middel worden aanvaard en moet de bestreden beslissing worden vernietigd zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over het tweede en derde middel. Evenmin hoeft uitspraak te worden gedaan over verzoekers vordering tot terugverwijzing van de zaak naar de kamer van beroep. Volgens artikel 61, lid 6, van verordening nr. 6/2002 is het EUIPO immers verplicht de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Gerecht. Uit deze bepaling volgt dat het niet aan het Gerecht staat om bevelen te richten tot het EUIPO, dat immers de consequenties dient te trekken die uit het dictum en de motivering van het arrest van het Gerecht voortvloeien [zie naar analogie arrest van het Gerecht van 15 maart 2006, Athinaiki Oikogeniaki Artopoiia/BHIM – Ferrero (FERRÓ), T‑35/04, EU:T:2006:82, punt 15 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

99      Aangezien de bestreden beslissing wordt vernietigd op grond van een onjuiste beoordeling door de kamer van beroep over de bewijswaarde van door verzoeker overgelegde bewijsstukken die de openbaarmaking van het litigieuze model beoogden aan te tonen, en aangezien de kamer van beroep opnieuw uitspraak moet doen over de bewijswaarde van deze bewijsstukken en daarna over de nietigheid van het litigieuze model, kan worden volstaan met de vaststelling dat het in casu niet aan het Gerecht staat om thans al uitspraak te doen over de nietigheid van het litigieuze model.

100    Derhalve is verzoekers vordering dat het Gerecht het EUIPO gelast om het litigieuze model nietig te verklaren, niet-ontvankelijk.