Gepubliceerd op woensdag 27 augustus 2025
IEF 22871
Rechtbank Den Haag ||
6 aug 2025
Rechtbank Den Haag 6 aug 2025, IEF 22871; ECLI:NL:RBDHA:2025:14910 (Partij 1, 2 en 3 tegen partij 4), https://www.ie-forum.nl/artikelen/bevoegdheidsincident-auteursrechtzaak-over-ontwerpvaas-verwijzingsverzoek-naar-kantonrechter-afgewezen

Bevoegdheidsincident auteursrechtzaak over ontwerpvaas: verwijzingsverzoek naar kantonrechter afgewezen

Rb. Den Haag 6 augustus 2025, IEF 22871; ECLI:NL:RBDHA:2025:14910 (Partij 1, 2 en 3 tegen partij 4). [partij 1] ontwierp in 1998 de [vaas 1], waarvan de auteursrechten bij [partij 2] B.V. liggen en de productie plaatsvindt via Stichting [partij 3]. [partij 4] B.V. bracht sinds 2021 de [vaas 2] op de markt, die sterk lijkt op de [vaas 1]. In 2021 tekende [partij 4] een onthoudingsverklaring, waarin zij erkende inbreuk te hebben gemaakt en zich verbond geen nieuwe inbreuken te plegen op straffe van boetes. Desondanks verkocht [partij 4] in 2023 en 2024 opnieuw de vazen. [partij 1, 2 en 3] c.s. vorderen o.a. verklaringen voor recht, een inbreukverbod, schadevergoeding (winstafdracht), betaling van verbeurde boetes (€ 5.000), vernietiging voorraad, rectificatie, en proceskosten. In incident vordert [partij 4] verwijzing van de zaak naar de kantonrechter op grond van art. 93 sub b Rv, omdat de vorderingen volgens haar minder dan € 25.000 waard zouden zijn. [partij 1, 2 en 3] c.s. voeren verweer en stellen dat de waarde hoger kan liggen, omdat [partij 4] al sinds 2021 verkoopt en meer vazen heeft verhandeld dan zij opgeeft.

De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [partij 1, 2 en 3] c.s. hun grondslag vinden in auteursrechtinbreuk en niet-nakoming van de onthoudingsverklaring en daardoor van onbepaalde waarde zijn, maar dat zij mede een bepaalde waarde vertegenwoordigen door de gevorderde winstafdracht en boetes. Omdat [partij 4] de door haar gestelde beperkte winst onvoldoende heeft onderbouwd en niet duidelijk is dat de vorderingen onder de grens van € 25.000 blijven, zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat de kantonrechter bevoegd zou zijn. De rechtbank wijst daarom de incidentele vordering tot verwijzing af, veroordeelt [partij 4] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident, begroot op € 614,-, verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad en houdt iedere verdere beslissing in de hoofdzaak aan.

4.2. De vorderingen van [partij 1, 2 en 3] c.s. zijn gegrond op auteursrechtinbreuk en niet-nakoming van de onthoudingsverklaring en zijn daarmee van onbepaalde waarde. Omdat ook schadevergoeding in de vorm van winstafdracht en betaling van € 5.000,- aan verbeurde boetes wordt gevorderd, vertegenwoordigen de vorderingen echter wel een bepaalde waarde. Tussen partijen is in geschil of die waarde hoger of lager is dan € 25.000,-, wat afhangt van de te verwachten winstafdracht. [partij 4] stelt dat zij slechts € 5.536,68 aan winst heeft behaald met de verkoop van de Betsy vazen, zodat zij – in het geval de inbreuk wordt vastgesteld – slechts kan worden veroordeelt tot betaling van maximaal € 10.536,68 (€ 5.536,68 winstafdracht en € 5.000,- boetes).

4.3. [partij 1, 2 en 3] heeft de opgave van [partij 4] gemotiveerd betwist en daarmee ook dat de vordering niet meer kan bedragen dan € 25.000. [partij 4] biedt de Betsy vazen immers al sinds 2021 aan en in de correspondentie tussen partijen (die heeft geleid tot het ondertekenen van de onthoudingsverklaring in 2021) is gesproken over een bestelling van 260 vazen die zou zijn geannuleerd, terwijl uit het overzicht blijkt dat [partij 4] in 2023 en 2024 ten minste 141 vazen heeft verhandeld.