Gepubliceerd op maandag 11 september 2023
IEF 21664
Hoge Raad ||
8 sep 2023
Hoge Raad 8 sep 2023, IEF 21664; https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:1161 (Classic Coach Company), https://www.ie-forum.nl/artikelen/bevestiging-prejudiciele-vragen-hvjeu-classic-coach-company

Bevestiging prejudiciële vragen HvJEU Classic Coach Company

HR 8 september 2023, IEF 21663; ECLI:NL:HR:2023:1161 (eiseres tegen Classic Coach Company) De Hoge Raad bevestigt de antwoorden op de prejudiciële vragen aan het HvJ EU en veroordeelt eiseres in de voorgestelde kostenverdeling door Classic Coach Company (zie IEF 20773). Het Hof van Justitie heeft legt uit dat op grond van art. 6 lid 2 Merkenrichtlijn kan worden uitgelegd dat een derde, de houder van een jonger merk, een 'ouder recht' kan hebben, wanneer de oudere merkhouder hem niet kan verbieden om gebruik te maken van dit merk. Dit is het geval indien de jongere merkhouder volgens de wetgeving in de betrokken lidstaat een erkend nog ouder recht heeft op het als merk ingeschreven teken. Wegens het falen van de klachten van het principale beroep, wordt het incidentele beroep verworpen.

De Hoge Raad heeft in het tussenarrest de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) gesteld:

“1. Is voor de vaststelling dat sprake is van een “ouder recht” van een derde als bedoeld in art. 6 lid 2 van de ingetrokken richtlijn 2008/95/EG

a) voldoende dat die derde voorafgaand aan het merkdepot in het economisch verkeer gebruik heeft gemaakt van een in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend recht; of

b) vereist dat die derde op grond van dit oudere recht, volgens de toepasselijke nationale wetgeving, het gebruik van het merk door de merkhouder kan verbieden?

2. Is bij de beantwoording van vraag 1 nog van belang of de merkhouder een nog ouder (in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend) recht heeft ten aanzien van het als merk ingeschreven teken en zo ja, of de merkhouder op grond van dit nog oudere erkende recht het gebruik door de derde van het gestelde “ouder recht” kan verbieden?”