Gepubliceerd op donderdag 7 mei 2009
IEF 7891
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Benaming van een levensmiddel die een plaatsnaam oproept

Salame tipo FelinoHvJ EG, 7 mei 2009, conclusie A-G Sharpston in zaak C-446/07, Cavazzuti e figli SpA, thans Grandi Salumifici Italiani SpA tegen Regione Emilia-Romagna (verzoek van het Tribunale Civile di Modena, Italië, om een prejudiciële beslissing)

Benaming van een levensmiddel die een plaatsnaam oproept en niet is geregistreerd als beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of beschermde geografische aanduiding (BGA).  Ononderbroken gebruik te goeder trouw vóór het van kracht worden van verordening (EEG) nr. 2081/92.

Op 16 mei 2006 legde de regio Emilia-Romagna aan GSI een bestuursrechtelijke boete op wegens een consumenten misleidend gebruik van de benaming „Salame tipo Felino” op haar etiketten. De regio was van mening dat GSI daarmee artikel 2 van wetsdecreet nr. 109/92, dat artikel 2 van richtlijn 2000/13 in het nationale Italiaanse recht omzet, had geschonden.

Toen de boete werd opgelegd, was de benaming „Salame Felino” noch als BOB noch als BGA ingeschreven. In de verwijzingsbeschikking wordt gesteld dat op voorstel van de Associazione per la Tutela del Salame Felino (vereniging voor de bescherming van de Salame Felino; hierna: „VBSF”) en de Associazione delle Industrie delle Carni (vereniging van vleesverwerkende bedrijven; hierna: „Assica”) een aanvraag voor registratie van de benaming „Salame Felino” als BGA als bedoeld in verordening nr. 2081/92 was ingediend. Ten tijde van de verwijzing had de aanvraag echter niet geleid tot registratie van die benaming.

A-G Sharpston concludeert als volgt:

1) De artikelen 3, lid 1, en 13, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen [thans de artikelen 3, lid 1, en 13, lid 2, van verordening (EG) nr. 510/06] moeten aldus worden uitgelegd dat een geografische verwijzingen bevattende benaming van een levensmiddel, waarvoor een verzoek tot registratie als beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de zin van de genoemde verordeningen is ingediend, niet kan worden vermoed een soortnaam te zijn zolang het verzoek niet door de Commissie is afgewezen op grond dat de benaming een soortnaam is geworden.

2) Dezelfde bepalingen, gelezen in samenhang met artikel 2 van richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, moeten aldus worden uitgelegd dat de benaming van een levensmiddel die een plaatsnaam oproept maar die niet is geregistreerd als beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding in de zin van deze verordeningen, rechtmatig kan worden gebruikt mits het gebruik niet plaatsvindt op een wijze die de normaal geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument zou kunnen misleiden. Bij de beoordeling of dit het geval is, kunnen de nationale rechterlijke instanties de duur van het gebruik van de benaming betrekken. Of de producent al dan niet te goeder trouw is, is evenwel niet van belang.

Lees de conclusie hier.