Gepubliceerd op dinsdag 24 december 2013
IEF 13367
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Beide beeldmerken "I LOVE SURINAME" ontbeert onderscheidend vermogen

Rechtbank Amsterdam 11 december 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8898 (eiser tegen Skytex)
Eiser is houder van het op het op 19 januari 2011 gedeponeerde Benelux beeldmerk (links), Skytex van het op 2 februari 2011 gedeponeerde Benelux beeldmerk (rechts).

De rechtbank heeft geoordeeld dat het teken I love (hartje) Suriname onderscheidend vermogen ontbeert. Zowel eiser als gedaagden wensten rechten te ontlenen aan het gestelde beeldmerk, dat zij willen gebruiken voor commerciële doeleinden. Zij hebben daartoe over en weer vorderingen ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat, ofschoon gedaagden geen expliciete vordering hebben ingesteld die erop ziet dat de nietigheid van het beeldmerk wordt uitgesproken, het verweer dat is gevoerd wel degelijk ziet op de nietigheid van het merk vanwege een gebrek aan onderscheidend vermogen. Daar gaat de rechtbank in mee, nu het teken naar haar oordeel ongeschikt is om de herkomstfunctie van het merk uit te oefenen. Daarop stranden zowel de vorderingen van eiser, als die van gedaagden.

 

4.2.
Het meest verstrekkende verweer van Skytex c.s. is dat de beeldmerken onderscheidend vermogen ontberen en dat daarom daaraan geen rechten kunnen worden ontleend.

4.3.
De betwisting van een merkrecht kan ook bestaan in de stelling dat het merk nietig is omdat het elk onderscheidend vermogen mist zodat geen merkrecht is verkregen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat in reconventie gevorderd wordt dat de nietigheid wordt uitgesproken. (HR 28 oktober 2011, LJN: BR3059).

4.4.
Het verweer slaagt.
Het teken “ILOVESU” is ongeschikt om de herkomstfunctie van het merk uit te oefenen. Naar het BBIE met juistheid heeft gesteld in de brief van 18 maart 2013, zal daarin wellicht een geografische herkomstaanduiding worden herkend hetgeen als een beschrijvende aanduiding in merkenrechtelijke zin moet worden aangemerkt, maar geen herkomstfunctie in merkenrechtelijke zin. Het teken mist daardoor ieder vermogen om de waren als afkomstig van een onderneming te onderscheiden, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 BVIE.
4.5.
Aan het teken komt dus geen merkenrechtelijke bescherming toe.
Alle vorderingen, zowel in conventie als in reconventie moeten daarop stranden.

Op andere blogs:
DomJur