Gepubliceerd op woensdag 10 augustus 2016
IEF 16178

Bijdrage ingezonden door Anja Kroeze, Buma/Stemra.

Auteursrechtdebat: Anja Kroeze - De visie van Buma/Stemra

De leden en aangeslotenen van Buma/Stemra bestaan uit componisten, tekstdichters en muziekuitgevers. De makers van composities en teksten zijn vaak niet de uitvoerende artiesten. Daar lijkt niet iedereen zich van doordrongen. Veel van de makers blijven voor het grote publiek vaak nagenoeg anoniem en verdienen niet aan optredens en de verkoop van T- shirts en andere gadgets. Zij willen gewoon graag kunnen leven van het maken; creëren. Van hun auteursrechtelijk beschermd werk. Dit zal misschien niet in alle gevallen zo zijn, zo leert Creative Commons ons, maar doorgaans zullen makers er de voorkeur aan geven geen andere bron van inkomsten te hoeven hebben dan die voor het schrijven van muziek en teksten.

Buma/Stemra bestaat bij de gratie van de makers en heeft als doel de belangen van haar leden en aangeslotenen zo goed mogelijk te behartigen. Het is daarom van belang dat waar de muziekwerken worden gebruikt, de gebruiker daarvan toestemming heeft verkregen voor het gebruik en daarvoor een redelijke licentievergoeding afdraagt. De vormen van gebruik veranderen naar mate de maatschappij verandert. Door de steeds verdergaande digitalisering van de samenleving ontstaan er steeds meer manieren waarop muziek tot je komt. Die ‘achterkant’ wordt steeds minder interessant. Staat het op de server van X, Y of Z of wordt de content gehaald via een embedded link? De terminologie uit de auteursrechtrichtlijn en de e- commerce richtlijn geeft onvoldoende handvatten om de daarin opgenomen wettelijke regels toe te kunnen passen op de huidige digitale maatschappij. Dat blijkt ook uit de rechtspraak van het HvJEU, welk Hof zich in steeds casus gerichte bochten moet wringen om het mededeling aan het publiek-begrip te kunnen uitleggen in de context van uitingen via internet.

Een van de grootste problemen op het gebied van verouderde wetgeving in een tijdperk van snelle vooruitgang is het ‘safe harbour’ verschijnsel. Doordat User Generated Content (UGC) platforms zich kunnen beroepen op de niet-aansprakelijkheid voor de via hun website uitgewisselde informatie, waaronder muziek, hebben rechthebbenden niet de mogelijkheid om dergelijke platforms te dwingen een licentie af te sluiten voor het gebruik van die informatie. Het argument dat daaraan ten grondslag ligt, is uiteraard dat het platform alleen maar gelegenheid zou bieden aan derden. Dat anderen (meestal) content erop plaatsen is juist, maar het is niet zo dat de platforms zelf niets doen. Zij aggregeren en zorgen – samengevat – voor de ‘look and feel’. Het businessmodel van dergelijke platforms bestaat uit het genereren van advertentie-inkomsten en adverteerders worden gelokt met de content die op dat moment populair is en daardoor veel wordt bekeken. Het is algemeen bekend dat heel veel populaire filmpjes – zo niet alle – grotendeels bestaan uit muziek. De platforms verdienen derhalve met behulp van de content en met hun businessmodel soms zelfs miljarden euro’s per jaar. Dit is gewoon een gevolg van marktwerking en er is ook niemand die daar tegen is. Ook de makers van die muziekwerken niet. Integendeel, door het bestaan van die platforms is het voor makers van muziek eenvoudiger geworden om exposure te krijgen en de meesten juichen deze ontwikkeling alleen maar toe. Wat niet klopt, is dat van de miljarden euro’s door toedoen van de wetgeving in beginsel geen cent naar de makers hoeft te gaan. Platforms floreren, het gebruik van muziek online neemt alleen maar toe terwijl de makers van de muziek die wordt gebruikt om adverteerders aan te trekken er geen profijt van ondervinden. Dit extreme contrast wringt. Dat komt ook door de ontwikkeling dat muziekverkoop op geluidsdragers extreem is afgenomen in de afgelopen decennia en het in de huidige tijd daarom extra van belang is voor makers om geld te kunnen verdienen via de online exploitatie van hun werken. Uiteraard moet daar een grondslag voor zijn maar de huidige wetgeving en jurisprudentie op het gebied van openbaarmaking (waaronder die met betrekking tot linken en/of het stellen van het criterium van ‘nieuw publiek’) draagt daar niet aan bij. Waarom wordt de techniek aan de achterkant (bijv. bij linken) zo belangrijk geacht, terwijl men aan de voorkant niets anders doet dan content aan het publiek ter beschikking stellen? [2] Waarom bij platforms niet aan te haken bij de Nederlandse regeling voor filmwerken (art. 45d Auteurswet) waarbij is bepaald dat de omroep en distributeur allebei handelingen verrichten en dan ook volgens de Nederlandse overheid ieder hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld. [Eerste Kamer]. In feite zou dit bij platforms ook kunnen gelden. Degene die content plaatst, is auteursrechtelijk gezien aansprakelijk maar het platform verricht ook haar activiteiten om dat mogelijk te maken en zou dus ook hoofdelijk auteursrechtelijk aansprakelijk moeten kunnen worden gesteld. Artikel 3 van de InfoSoc richtlijn zou moeten worden verduidelijkt in die zin dat platforms en aggregators van beschermde werken ook een mededeling aan het publiek verrichten en geen beroep kunnen doen op de ‘safe harbour’ bepalingen.

Op dit moment is de Europese Commissie bezig een visie ten aanzien van onder meer Transfer of Value te ontwikkelen. Naar verwachting publiceert de Europese Commissie op of rondom 21 september a.s. haar (volgende) copyright package. Buma/Stemra hoopt natuurlijk dat er, ook door de Nederlandse overheid, geluisterd wordt naar hetgeen de makers erover te zeggen hebben. Make internet fair.

Anja Kroeze, Buma/Stemra

[1] En anderen… www.makeinternetfair.eu. www.authorsocieties.eu
[2] : Het gaat niet alleen over Youtube. Ook Bandcamp, Bittorent Bundle, DailyMotion, Facebook, Instagram, Livestream.com, Meerkat, Mubi, MySpace, Periscope, Snapchat, Soundcloud, Streamsquid, Ustream, Vimeo, Vine, Zideo e.d.]