Gepubliceerd op donderdag 4 december 2025
IEF 23142
HvJ EU ||
4 dec 2025
HvJ EU 4 dec 2025, IEF 23142; ECLI:EU:C:2025:941 (Mio AB e.a. tegen Galleri Mikael & Thomas Asplund AB / konektra GmbH & LN tegen USM U. Schärer Söhne AG), https://www.ie-forum.nl/artikelen/arrest-van-hvjeu-in-zaak-mio-en-konektra

Arrest van HvJEU in zaak Mio en Konektra

Hof van Justitie EU 4 december 2025, IEF 23142; IEFbe 4055; ECLI:EU:C:2025:941 (Mio AB e.a. tegen Galleri Mikael & Thomas Asplund AB / konektra GmbH & LN tegen USM U. Schärer Söhne AG). Zaken gaan over de auteursrechtelijke bescherming van toegepaste kunst, in deze gevallen ging het om meubels. In het auteursrecht van de Unie is voor werken van toegepaste kunst het beginsel van bescherming zonder bijzondere vereisten verankerd. In deze gevoegde zaken wordt het Hof verzocht zijn rechtspraak te verfijnen. Zaak C-580/23 ging over een tafel, zaak C-795/23 over een modulair meubelsysteem. De zaken zijn gevoegd en er zijn vier vragen aan het Hof gesteld. Deze vragen hebben betrekking op het begrip "werk" in de zin van het auteursrecht van de Unie. Szpunar behandelde verschillende aspecten in zijn conclusie [IEF 22909]. Nu komt het Hof met haar arrest. 

Volgens het Hof bestaat er geen uitzonderingsrelatie tussen modelbescherming en auteursrechtelijke bescherming in die zin dat aan het onderzoek naar de oorspronkelijkheid van toegepaste kunstvoorwerpen hogere eisen moeten worden gesteld dan aan andere soorten werken. Verder moet artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 moeten worden uitgelegd dat een werk in de zin van deze bepalingen een voorwerp is dat de persoonlijkheid van de auteur ervan weerspiegelt door uitdrukking te geven aan zijn vrije en creatieve beslissingen. Beslissingen die worden ingegeven door verschillende, met name technische, beperkingen die de auteur hebben gebonden aan de schepping van het voorwerp, evenals beslissingen die, hoewel vrij, de persoonlijkheid van de auteur niet uitdrukken door dat voorwerp een uniek aspect te geven, zijn niet vrij en creatief. Omstandigheden zoals de intenties van de auteur tijdens het scheppingsproces, zijn inspiratiebronnen en het gebruik van bestaande vormen, de waarschijnlijkheid van een onafhankelijke, soortgelijke creatie of de erkenning van het voorwerp in professionele kringen zijn noch noodzakelijk noch doorslaggevend voor de beoordeling van de originaliteit van het voorwerp waarvoor bescherming wordt gevraagd. Tenslotte oordeelt het Hof dat artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29 moeten worden uitgelegd dat, om te kunnen vaststellen dat er sprake is van auteursrechtinbreuk, moet worden nagegaan of creatieve elementen van het beschermde werk herkenbaar zijn verwerkt in het voorwerp waarvan inbreuk wordt beweerd. De totaalindruk die de twee betrokken voorwerpen oproepen en de mate van originaliteit van het werk zijn niet relevant. De waarschijnlijkheid van een vergelijkbare creatie kan geen weigering van auteursrechtelijke bescherming rechtvaardigen. 

93. Par ces motifs, la Cour (première chambre) dit pour droit :

1)      La directive 2001/29/CE du Parlement européen et du Conseil, du 22 mai 2001, sur l’harmonisation de certains aspects du droit d’auteur et des droits voisins dans la société de l’information,

doit être interprétée en ce sens que :

il n’existe pas de rapport de règle et d’exception entre la protection au titre du droit des dessins ou modèles et la protection au titre du droit d’auteur, de sorte que, lors de l’examen de l’originalité des objets des arts appliqués, il conviendrait d’appliquer des exigences plus élevées que celles prévues pour d’autres types d’œuvres.

2)      L’article 2, sous a), l’article 3, paragraphe 1, et l’article 4, paragraphe 1, de la directive 2001/29

doivent être interprétés en ce sens que :

constitue une œuvre, au sens de ces dispositions, un objet qui reflète la personnalité de son auteur, en manifestant les choix libres et créatifs de celui-ci. Ne sont pas libres et créatifs non seulement les choix dictés par différentes contraintes, notamment techniques, ayant lié cet auteur lors de la création de cet objet, mais également ceux qui, bien que libres, ne portent pas l’empreinte de la personnalité de l’auteur en donnant audit objet un aspect unique. Des circonstances telles que les intentions dudit auteur lors du processus créatif, les sources d’inspiration de celui-ci et l’utilisation de formes déjà disponibles, la possibilité d’une création similaire indépendante ou la reconnaissance du même objet par les milieux spécialisés peuvent, le cas échéant, être prises en compte, mais ne sont, en tout état de cause, ni nécessaires ni déterminantes pour établir l’originalité de l’objet dont la protection est revendiquée.

3)      L’article 2, sous a), l’article 3, paragraphe 1, et l’article 4, paragraphe 1, de la directive 2001/29

doivent être interprétés en ce sens que :

pour constater une atteinte au droit d’auteur, il convient de déterminer si des éléments créatifs de l’œuvre protégée ont été repris de manière reconnaissable dans l’objet prétendument contrefaisant. La même impression visuelle globale créée par les deux objets en conflit et le degré d’originalité de l’œuvre concernée ne sont pas pertinents. La possibilité d’une création similaire ne peut justifier le refus de protection.

Vertaald naar het Nederlands:

93. Om deze redenen heeft het Hof (Eerste Kamer) als volgt geoordeeld: 

1.       Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij 

moet worden uitgelegd als dat 

Er is geen sprake van een regel-uitzonderingsrelatie tussen model- en auteursrechtbescherming in de zin dat er hogere normen zouden worden gehanteerd bij het onderzoek naar de originaliteit van toegepaste kunstvoorwerpen dan bij andere soorten werken. 

2.       Artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/29 

moeten worden uitgelegd als dat 

Een werk, in de zin van deze bepalingen, is een object dat de persoonlijkheid van de auteur weerspiegelt door uitdrukking te geven aan diens vrije en creatieve beslissingen. Beslissingen die worden ingegeven door diverse beperkingen, met name technische, die de auteur dwongen het object te creëren, evenals beslissingen die, hoewel vrij, de persoonlijkheid van de auteur niet uitdrukken door het object een uniek aspect te geven, worden niet als vrij en creatief beschouwd. Omstandigheden zoals de intenties van de auteur tijdens het creatieve proces, zijn inspiratiebronnen, het gebruik van bestaande vormen, de waarschijnlijkheid van een onafhankelijke, vergelijkbare creatie of de erkenning van het object in professionele kringen zijn noch noodzakelijk noch doorslaggevend voor de beoordeling van de originaliteit van het object waarvoor bescherming wordt gevraagd. 

3.       Artikel 2, onder a), artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/29 

moeten worden uitgelegd als dat 

Om inbreuk op het auteursrecht vast te stellen, moet worden vastgesteld of creatieve elementen van het beschermde werk herkenbaar zijn verwerkt in het vermeende inbreukmakende object. De algehele indruk die de twee objecten wekken en de mate van originaliteit van het werk zijn hierbij niet relevant. De waarschijnlijkheid van een vergelijkbare creatie kan de weigering van auteursrechtelijke bescherming niet rechtvaardigen.