Gepubliceerd op donderdag 27 november 2025
IEF 23124
Hof Den Haag ||
18 nov 2025
Hof Den Haag 18 nov 2025, IEF 23124; ECLI:NL:GHDHA:2025:2390 (MHCS c.s. en [geïntimeerde]), https://www.ie-forum.nl/artikelen/aanhouding-in-incident-wegens-prejudiciele-vragen

Aanhouding in incident wegens prejudiciële vragen

Hof Den Haag 18 november 2025, IEF 23124; ECLI:NL:GHDHA:2025:2390 (MHCS c.s. en [geïntimeerde]). MHCS c.s., onderdeel van de LVMH-groep en merkhouder van onder meer Hennessy en Moët & Chandon, heeft [geïntimeerde], een logistiek dienstverlener voor onder meer de Van Caem Klerks Groep, in een bodemprocedure aangesproken wegens het faciliteren van merkinbreuk op hun merken. De rechtbank had [geïntimeerde] in die zaak verplicht opgave te doen van onder meer de door haar gefaciliteerde handel in gedecodeerde LVMH-producten met douanestatus T2. In deze zaak zijn prejudiciële vragen gesteld [IEF 22882].

In het kader het executiegeschil in kort geding vordert [geïntimeerde] aanhouding van de procedure. Het hof wijst de incidentele vordering toe, wijst op het belang van rechtszekerheid en proceseconomie, en merkt op dat [geïntimeerde] bereid is nadere informatie te verstrekken. De hoofdzaak wordt ambtshalve doorgehaald in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen, en de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden. 

5.3 Het hof overweegt als volgt. Uit de omstandigheid dat MHCS c.s. heeft ingestemd met aanhouding van het hoger beroep in de bodemzaak volgt reeds dat de beantwoording van de prejudiciële vraag over de omvang van de opgaveverplichting van belang kan zijn voor de bodemzaak. Om complicaties van diverse aard te voorkomen ziet het hof daarin aanleiding om ook deze kort geding procedure aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen in de procedures tussen DelicaSea en Bacardi. De belangen die MHCS c.s. heeft aangevoerd ten betoge dat niet moet worden aangehouden zijn niet van zodanig gewicht dat zij tot een ander oordeel moeten leiden. Daarbij speelt een rol dat het hier niet gaat om een situatie waarbij in het geheel niet is voldaan aan de opgaverplichting, terwijl [geïntimeerde] heeft aangegeven nog steeds bereid te zijn om aanvullende informatie te geven. 

5.4 De conclusie is dat de incidentele vordering van [geïntimeerde] tot aanhouding van de zaak zal worden toegewezen en dat de hoofdzaak ambtshalve zal worden doorgehaald in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaken 200.304.147/01 en 200.304.960/01. Het hof zal de beslissing over de proceskosten van dit incident aanhouden tot aan de beslissing in de hoofdzaak