Gepubliceerd op woensdag 17 februari 2016
IEF 15699
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

28 van de 44 monsters bevatten materiaal van gladiolenras

Hof Den Haag 22 december 2015, IEF 15699; ECLI:NL:GHDHA:2015:3854 (Flower Bulbs tegen Stichting Gladiolen Combinatie)
Kwekersrecht. Geïntimeerde is houdster van het Nederlands kwekersrecht voor het gladiolenras AMSTERDAM. In het Naktuinbouwrapport is vermeld dat 28 van de 44 monsters DNA-profielen hebben die identiek zijn aan de profielen van de referentiemonsters. Derhalve bevatten 28 van de 44 onderzochte monsters materiaal van het ras AMSTERDAM. Naar onweersproken stelling komt dit overeen met 90% van het I-materiaal. De vorderingen van geïntimeerde zijn in conventie toewijsbaar, zoals door de rechtbank geoordeeld [IEF 13522]. Het hof vernietigt dit vonnis slechts voor zover daarin appellant in conventie is veroordeeld om ‘aan salaris advocaat’ te betalen € 39.672,32, veroordeelt om € 25.000,- te betalen.

10.1 In het Naktuinbouwrapport is vermeld dat 28 van de 44 monsters DNA-profielen hebben die identiek zijn aan de profielen van de referentiemonsters. Derhalve bevatten 28 van de 44 onderzochte monsters materiaal van het ras AMSTERDAM. Naar onweersproken stelling van [geïntimeerde sub 1] c.s. onder 17 CvA-ir komt dit overeen met 90% van het I-materiaal.

10.2. De – tweede (zie rov. 5.2) – tussenconclusie luidt mitsdien dat het overgrote deel van het I-materiaal van het ras AMSTERDAM is.

10.4. Geconcludeerd moet worden dat de vorderingen van [geïntimeerde sub 1] c.s. in conventie toewijsbaar zijn, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld.

10.5. Het door [geïntimeerde sub 1] c.s. op 8 maart 2010 gelegde beslag is dus rechtmatig, voor zover het is gelegd op materiaal van het ras AMSTERDAM.

10.7. De vordering van [appellant] in reconventie is gebaseerd op onrechtmatige daad, die er blijkens zijn zojuist weergegeven stellingname met betrekking tot het niet-AMSTERDAM materiaal hierin bestond dat hij dat materiaal niet vrijelijk kon meenemen, maar alleen onder een voorwaarde. Ingevolge de hoofdregel van 150 Rv rusten de stelplicht en bewijslast in deze op [appellant] , ook waar het gaat om zijn stelling dat aan het aanbod om het niet-AMSTERDAM materiaal op te halen, een voorwaarde was verbonden. De stelling van [geïntimeerde sub 1] c.s., dat dit niet zo was, vormt immers een onderbouwing van hun betwisting van de hen verweten onrechtmatige daad waarvoor zij niet de bewijslast hebben. Voor zijn voormelde stelling heeft [appellant] geen (voldoende) specifiek bewijsaanbod gedaan, zodat die stelling onbewezen is gebleven en de daarop gebaseerde onrechtmatige daad niet kan worden aangenomen.