Gepubliceerd op woensdag 4 februari 2015
IEF 14623
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Vermelden ‘REPLICA LASER’ bij zeilboot(onderdelen) ook verboden

Hof van beroep Antwerpen 19 januari 2015, IEF 14623 / eerder als IEFbe 1188 (Optiteam tegen Velum)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Emmanuel Cornu en Anne Delheid, Simont Braun. Merkenrechtinbreuk. Parallel circuit. Reserveonderdelen. Geen soortnaamverwording. Velum is titularis van de woordmerkrechten LASER en het beeldmerk SUNBURST voor zeilboot(toebehoren) en buiten de EER als PERFORMANCE SAILCRAFT (AUSTRALIA). Optiteam verkoopt zeilboten en toebehoren onder deze tekens die niet afkomstig zijn van Velum maar die vanuit een parallel circuit vanuit Australië worden ingevoerd. Door de Voorzitter van de Rechtbank van koophandel Antwerpen werd merkinbreuk vastgesteld:

met uitzondering van het gebruik van vernoemde merken met toevoeging van het begrip “voor” (“for”) om de bestemming van het onderdeel/accessoire aan te duiden, voor zover dit onderdeel/accessoire niet zelf het één of beide merken draagt. 

De merken zijn in de zeilwereld bekend. Volgens het Hof zijn de twee merken fantasiebenamingen, die niet beschrijvend zijn voor de waren waarvoor de merken zijn gedeponeerd en die wel degelijk de herkomst van de boten kunnen aanduiden. Er is geen sprake van verwording tot soortnaam doordat de ontwerper de "LASER"-boten benoemd of door het bestaan van een vereniging zoals International Laser Class Association.

Appellanten wordt toegestaan om bij de verkoop van onderdelen/accessoires die niet zelf één of beide merken dragen, ter indicatie van de bestemming van “voor/for LASER” te gebruiken. De producten worden met de aanduiding REPLICA voorgesteld als imitatie van het originele product, hetgeen niet kan beschouwd worden als een eerlijk gebruik in de handel en nijverheid. Hof bevestigt het eerdere stakingsbevel.

(...) Zij moeten [red. hun tegenvordering tot nietigveklaring ex 2.28 a t/m d BVIE] aantonen dat het teken waaruit het merk bestaat een beschrijvend karakter heeft, dan wel dat het om een andere reden niet in staat is waren te onderscheiden naar hun herkomst uit een bepaalde onderneming. Zij doen zulks niet. 
(...)

Met de geïntimeerde kan worden vastgesteld dat het geenszins is aangetoond dat "LASER" in 1970 ten tijde van het merkdepot de gebruikelijke benaming was voor boten, zonder dat "LASER" nog verband hield met de herkomst van de boten.
(...)
Terecht oordeelde de eerste rechter dat het gegeven dat de ontwerper, (...) de boten benoemd als "LASER"-boten, geen bewijs kan inhouden dat het begrip tot een soortnaam zou zijn verworden. (...)
Het bestaan van ILCA, zijnde de International Laser Class Association, kan geen afbreuk doen aan het voorgaande. Dat een vereniging de naam draagt van het merk, betekent immers niet noodzakelijk dat het merk haar onderscheidend vermogen verliest.(...)
Dat het relevante publiek de "LASER-boot" uitsluitend zal associëren met de constante eigenschappen die de "LASER Class Rules" vooropstelt - zoals de appellanten beweren - betekent volgens het hof nog niet noodzakelijk dat "LASER" een soortnaam is geworden bij dit publiek.

(...)
Het hof treedt het oordeel van de eerste rechter bij. De appellanten kunnen worden toegelaten om onderdelen/accessoires voor boten vermarkt onder het merk "LASER" op de door de eerste rechter bepaalde wijze aan te duiden als mogelijk onderdeel ervan. Dergelijk gebruik is noodzakelijk om het publiek volledige en begrijpelijke informatie te verstrekken over de bestemming van het onderdeel/accessoire.

Zoals ook de eerste rechter, oordeelt het hof dat het gebruik van het merk "LASER" voorafgegaan door het begrip "Replica" niet kan worden beschouwd als in overeenstemming met de toepassingsvoorwaarden van artikel 2.23.1 c BVIE. De producten worden op die wijze voorgesteld als imitatie van het originele product, hetgeen niet kan beschouwd worden als een eerlijk gebruik in de handel en nijverheid. Terecht besloot de eerste rechter dat de legitieme belangen van de geïntimeerde als merkhouder niet afdoende worden gewaarborgd door een dergelijk gebruik.