Gepubliceerd op dinsdag 24 maart 2015
IEF 14791
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Schijn van vervlechting ondernemingen door zelfde postbus, logo en website

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 februari 2015, IEF 14791; ECLI:NL:GHARL:2015:1093 (Golf en Country Club Edda Huzid tegen Docky)
Als randvermelding. Verschillende vennootschappen maken gebruik van zelfde postbus, zelfde aanduidingen, zelfde logo en zelfde website. Vergaande (schijn van) vervlechting tussen ondernemingen en gezamenlijke presentatie aan het publiek. Aangedragen feiten zijn onvoldoende om te kunnen concluderen dat Docky niet met GCC Edda Huzid heeft gecontracteerd.

3.3. Het hof neemt bij de beoordeling tot uitgangspunt dat GCC Edda Huzid en RP Edda Huzid ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst met Docky op hetzelfde adres waren gevestigd, dat zij gebruik maakten van dezelfde postbus, dat zij gebruik maakten van (vrijwel) dezelfde aanduidingen en logo op het briefpapier, dat zij gebruik maakten van dezelfde website en dat hun administraties werden gevoerd vanuit hetzelfde adres. De naam “Edda Huzid” was bij hun uitingen het meest in het oog springend en toonaangevend. GCC Edda Huzid en RP Edda Huzid traden onder die gezamenlijke noemer op, zoals GCC Edda Huzid ook onderkent (zie memorie van grieven onder 26). Op deze wijze werd voor het publiek het beeld gecreëerd van een eenheid tussen beide ondernemingen, zonder dat zonder meer duidelijk was dat sprake was van te onderscheiden rechtspersonen. Dat aan Docky dit onderscheid wel duidelijk is gemaakt, is onvoldoende gesteld of gebleken. GCC Edda Huzid heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat bij de besprekingen voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst niet over dit onderscheid is gesproken en dat locaties van zowel GCC Edda Huzid als van RP Edda Huzid zijn bezocht. De betwisting dat Docky ook het clubhuis van GCC Edda Huzid heeft bezocht, is tegenover de concrete stellingen van Docky terzake onvoldoende gemotiveerd.

3.12. Door GCC Edda Huzid is niet, althans niet voldoende concreet en specifiek, bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Voor zover door GCC Edda Huzid in hoger beroep bewijs is aangeboden, betreft dat stellingen waarover door GCC Edda Huzid onvoldoende is gesteld (zodat aan bewijs niet wordt toegekomen) of betreft het feiten die niet voldoende zijn om te kunnen concluderen dat Docky niet met GCC Edda Huzid heeft gecontracteerd of om anderszins tot andere conclusies te kunnen komen. Het bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.