Gepubliceerd op zaterdag 6 januari 2007
IEF 3199
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Port betaald

ep.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Roermond, 3 januari 2007, KG ZA 06/228. Europochette N.V. tegen Driessen. (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Eenvoudige modellenrecht-zaak, maar met een interessante (en wellicht dogmatisch onjuiste?) uitleg van artikel 90 van de Gemeenschapsmodelverordening. Helaas zonder plaatjes (wellicht kunnen de andere gerechten eens op cursus in Den Haag?).

Europochette is een Belgische vennootschap die zich bezighoudt met de productie van horecabenodigdheden. Europochette is houdster van een internationaal model en een gemeenschapsmodel met betrekking tot een bestekpochette (een soort enveloppe die in restaurants wordt gebruikt om een papieren servet, al dan niet tezamen met bestek, op de tafel te presenteren).

Driessen houdt zich bezig met de handel in enveloppen, onder meer voor de gastronomie en levert een bestekpochette met ingevouwen servet aan de horeca. Europochette beticht Driessen van modelrechtinbreuk.


Driessen beroept zich allereerst op de onbevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 81 Gemeenschapmodelverordening.


“Europochette heeft daartegen ingebracht dat de bevoegdheid van de rechtbank in deze zaak is afgeleid van artikel 90 van de Gemeenschapsmodelverordening. De tekst van lid 1 van dit artikel luidt: “aan de rechterlijke instanties van lidstaat, met inbegrip van de rechtbanken voor het gemeenschapsmodel kunnen voor een gemeenschapsmodel dezelfde voorlopige en beschermende maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat kent voor nationale modellen (…)”. Onder nationale modellen zijn voor Nederland te verstaan modellen die in het kader van het Benelux verdrag inzake de Intellectuele Eigendom zijn gedeponeerd. Volgens dit verdrag is de rechtbank Roermond bevoegd om kennis te nemen van het geschil met betrekking tot het krachtens dit verdrag gedeponeerde model. Artikel 90 heeft [volgens de Voorzieningenrechter; IEF] de strekking om te voorkomen dat degene die zowel een voorlopige of beschermende maatregel wil aanbrengen ten aanzien van een nationaal model als van een gemeenschapsmodel, voor twee verschillende rechtbanken moet dagvaarden. Dat leidt tot de conclusie dat de voorlopige maatregel met betrekking tot het gemeenschapsmodel voor dezelfde rechtbank kan worden aangebracht als de rechtbank die bevoegd is om over het nationale model te oordelen, zijnde in casu de rechtbank Roermond. Het beroep op onbevoegdheid wordt derhalve verworpen.”


De rechter is voorshands van oordeel dat de onderhavige modellen niet nietig zijn. Daarmee sluit de rechter aan bij de overwegingen van de rechtbank Utrecht in haar vonnis van 3 juni 2004 (BIE 2005/43). Hiermee wordt het beroep van Driessen op gebrek aan nieuwheid, gemis aan eigen karakter en technische bepaaldheid gepasseerd. Daarbij merkt de rechter op dat in kort geding in beginsel moet worden uitgegaan van de geldigheid van het model. Dat betekent dat alleen bij evidente ongeldigheid daarop vooruitlopende bescherming kan worden ontzegd. Van dergelijke evidente ongeldigheid is niet gebleken.


De rechter gaat eveneens voorbij aan het verweer van Driessen dat zijn enveloppen een andere indruk wekken dan de bestelenveloppen van Europochette. Ook het verweer dat aan de modellen slechts een geringe beschermingsomvang toekomt omdat het model weinig variaties biedt legt de rechter naast zich neer.


De vorderingen (waaronder de proceskostenveroordeling overeenkomstig de Handhavingsrichtlijn) van Europochette komen voor toewijzing in aanmerking.


Lees het vonnis hier.