Gepubliceerd op maandag 14 juli 2014
IEF 14041
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Overdracht supermarkt geboden op grond van formule-overeenkomst

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juli 2014, IEF 14041 (C1000 tegen Van Garderen Supermarkten)
Franchise. Van Garderen exploiteert een supermarkt volgens de C1000-formule. In het kader van de exploitatie op een gewijzigde locatie zijn partijen een formule-overeenkomst aangegaan. De exploitatie op een nieuwe locatie is verliesgevend gebleken, waarna Van Garderen een schuldpositie bij C1000 heeft opgebouwd. Partijen hebben  twee opties besproken: (i) ombouw naar de Jumbo-formule of (ii) overdracht van de supermarkt aan C1000. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken en C1000 zegt uiteindelijk de formule-overeenkomst op vanwege de voortdurende betalingsachterstand. C1000 stelt met succes dat Van Garderen gelet op deze opzegging en op grond van de formule-overeenkomst gehouden is de supermarkt aan C1000 te koop aan te bieden.

4.6. Van Garderen Supermarkten heeft verder nog aangevoerd dat een vordering tot reële executie in gevallen als onderhavige niet toewijsbaar is, nu voor de overdracht van de supermarkt een scala van rechtshandelingen noodzakelijk is die thans nog niet volledig overzienbaar zijn. Derhalve kan niet worden bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de uit te voeren rechtshandelingen. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. De essentialia van de overeenkomst, namelijk hetgeen moet worden overgedragen en tegen welke prijs, zijn duidelijk. Voor zover bij de uitvoering toch nog praktische geschilpunten optreden kunnen deze in onderling overleg of zo nodig door middel van een executiegeschil worden beslecht.

4.7. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat artikel 15 van de Formule-overeenkomst bepaalt dat de koopprijs, bij gebrek aan overeenstemming tussen partijen daarover, door een deskundige wordt vastgesteld. C1000 heeft betoogd dat, nu de waarderingsmaatstaven zijn vastgelegd en de variabelen bekend zijn, de koopprijs zonder die procedure kan worden vastgesteld. De voorzieningenrechter stelt evenwel vast dat C1000 nog hangende deze procedure het betreffende bedrag heeft gewijzigd, zodat de uitkomst van de te volgen berekening kennelijk minder evident is dan C1000 doet voorkomen. De voorzieningenrechter zal daarom de subsidiaire eis, waarbij Van Garderen Supermarkten het recht behoudt tot definitieve vaststelling van de koopprijs door een deskundige, toewijzen.