Gepubliceerd op vrijdag 18 september 2009
IEF 8197
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Op te planten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 september 2009, HA ZA 08-1475, DSY B.V. tegen John Hulsebosch B.V.

Kwekersrecht. Licentieovereenkomst: Overschrijding toegestane aantal op te planten areaal. Verklaring voor recht dat licentieovereenkomst is beëindigd. Geen boete verbeurd.

4.5. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van Hulsebosch, in het licht van haar eigen opgave, waarbij geen schubteelt werd vermeld, en voorts gelet op de (deels onweersproken) met producties onderbouwde stellingen van DSY, bepaald onvoldoende is, zodat ervan wordt uitgegaan dat Hulsebosch het maximum toegestane areaal van 2500 Rr2 leverbare bloembollen in het oogstjaar 2006 inderdaad met 270 Rr2 heeft overschreden. Aldus is Hulsebosch toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn uit artikel 1 van de overeenkomst voortvloeiende verplichting.

4.6. Een volgende vraag is of het toerekenbaar tekortschieten van Hulsebosch tot gevolg heeft dat zij op grond van artikel 8 van de overeenkomst een boete heeft verbeurd. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daartoe is het volgende redengevend. Ingevolge artikel 8 van de overeenkomst is Hulsebosch een boete eerst verschuldigd nadat zij schriftelijk ingebreke is gesteld (zie r.o. 2.4.). DSY heeft ter comparitie erkend dat zulks niet is gebeurd, doch heeft betoogd dat een ingebrekestelling niet was vereist omdat duidelijk was dat Hulsebosch niet zou nakomen. Dat betoog wordt als onvoldoende steekhoudend onderbouwd verworpen. Hulsebosch heeft ter comparitie immers onweersproken gesteld dat zij bij een tijdige ingebrekestelling de mogelijkheid zou hebben gehad de overschrijding te herstellen, bijvoorbeeld door een deel van de bollen te vernietigen, areaal bij te huren van een derde of overschrijding van het areaal van het volgende jaar af te trekken, hetgeen volgens haar ‘gebruikelijk’ was in het vak. Deze stelling – die in het licht van de historie niet onaannemelijk voorkomt (vgl. r.o. 2.5. en r.o. 2.13.) – is ter zitting door DSY onweersproken gelaten. Dat Hulsebosch van die mogelijkheden in voorkomend geval niet daadwerkelijk gebruik zou hebben gemaakt, is bovendien geenszins komen vast te staan, zodat geconcludeerd moet worden dat Hulsebosch ter zake het toerekenbaar tekortschieten niet in verzuim is geraakt. Gelet daarop komt de vordering ter zake de betaling van een bedrag van € 250.000,00 ten titel van verbeurde boetes niet voor toewijzing in aanmerking en wordt deze afgewezen.

4.7. Resteert de vraag of de gevorderde verklaring voor recht voor toewijzing in aanmerking komt. Hiervoor is reeds komen vast te staan dat Hulsebosch toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Uit artikel 11 sub f van de overeenkomst volgt dat de overeenkomst van rechtswege eindigt indien ‘de licentienemer enige voor hem uit deze overeenkomst voortspruitende verplichting niet stipt nakomt, gevolgd door een aangetekend schrijven van licentiegever, waarin deze niet-nakoming van de contractuele verplichting(en) wordt geconstateerd, en deswege wordt verklaard, dat deze overeenkomst is beëindigd’ (zie r.o. 2.4.). De door het artikel vereiste verklaring is (uiteindelijk) uitgebracht door de advocaat van DSY, te weten bij brief van 2 juli 2007 (zie r.o. 2.14.). Gelet daarop kan de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen als na te melden.

Lees het vonnis hier.