Gepubliceerd op woensdag 21 februari 2024
IEF 21897
Gerechtshoven ||
6 feb 2024
Gerechtshoven 6 feb 2024, IEF 21897; ECLI:NL:GHARL:2024:875 (Schwa-Medico tegen Geïntimeerde), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-onrechtmatige-concurrentie-door-ex-werknemer-van-schwa-medico

Geen onrechtmatige concurrentie door ex-werknemer van Schwa-Medico

Hof Arnhem-Leeuwarden 6 februari 2024, IEF 21897, IT 4480;ECLI:NL:GHARL:2024:875 (Schwa-Medico tegen Geïntimeerde) Tussen partijen heeft lange tijd een arbeidsovereenkomst bestaan. Deze overeenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd. Vervolgens is geïntimeerde bij een concurrent van Schwa-Medico in dienst getreden. Schwa-Medico verwijt geïntimeerde dat hij haar onrechtmatig concurrentie aandoet.

De voorzieningenrechter wees de eisen van Schwa-Medico in kort geding af en veroordeelde Schwa-Medico tot het betalen van de proceskosten van geïntimeerde. Schwa-Medico eist in hoger beroep een verbod op de verkoop van door geïntimeerde doorontwikkelde TENS-apparaten van Van Lent, gebaseerd op schending van geheimhoudingsbeding en bedrijfsgeheimen. Schwa-Medico beweert dat geïntimeerde vertrouwelijke kennis heeft gebruikt bij Van Lent. Geïntimeerde beweert echter dat de belangrijkste parameters openbaar zijn en dat er geen geheimen zijn geschonden. Het hof concludeert dat Schwa-Medico haar claims onvoldoende heeft onderbouwd en wijst de eisen af.

Voorts vordert Schwa-Medico dat geïntimeerde een verbod wordt opgelegd tot het leggen en onderhouden van contacten van Schwa-Medico. Het hof concludeert dat geïntimeerde sinds juni 2022 voor Van Lent werkt en al 16 maanden geen werkzaamheden voor Schwa-Medico heeft verricht. Schwa-Medico beweert dat geïntimeerde haar bedrijfsdebiet afbreekt door haar relaties te benaderen, maar kan geen voorbeelden van omzetverlies noemen. Er is geen bewijs dat de relaties daadwerkelijk zijn overgestapt naar Van Lent. Het hof oordeelt dat Schwa-Medico niet heeft aangetoond dat er sprake is van substantiële en stelselmatige afbreuk van haar bedrijfsdebiet of dat de namen van haar relaties als "bedrijfsgeheim" moeten worden beschouwd. Op grond van het voorgaande bekrachtigt het hof het vonnis in kort geding van 24 oktober 2022. Schwa-Medico wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

3.15. Het hof overweegt dat [geïntimeerde] sinds juni 2022 voor Van Lent werkzaam is. Sinds 27 januari 2021 was [geïntimeerde] al vrijgesteld van werkzaamheden zodat hij al 16 maanden geen werkzaamheden voor Schwa-Medico meer verrichtte op het moment dat hij in dienst van Van Lent trad. Daarom is aannemelijk dat hij geen actueel inzicht meer had in het relatiebestand en de laatste stand van zaken wat betreft product- en verkoopkennis ten aanzien van TENS zoals die binnen Schwa-Medico bestond c.q. werd opgebouwd. Gelet hierop had van Schwa-Medico, die stelt dat [geïntimeerde] haar bedrijfsdebiet substantieel en stelselmatig afbreekt, mogen worden verwacht dat zij voorbeelden zou kunnen noemen van omzetverlies als gevolg van het handelen door [geïntimeerde] . Dat doet zij echter niet. Schwa-Medico stelt slechts dat [geïntimeerde] in ieder geval acht van haar relaties heeft benaderd. Dat betwist [geïntimeerde] niet. Maar gesteld noch gebleken is dat deze relaties vervolgens daadwerkelijk zijn overgestapt naar Van Lent. Daarbij komt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden aangenomen dat deze acht relaties een substantieel deel van het bedrijfsdebiet van Schwa-Medico vertegenwoordigen. Schwa-Medico betoogt in dat kader wel dat het meer dan aannemelijk is dat [geïntimeerde] veel meer klanten heeft benaderd, maar ook die stelling heeft zij verder niet concreet gemaakt. Daarom oordeelt het hof, net zoals de voorzieningenrechter, dat Schwa-Medico niet heeft onderbouwd en aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van substantiële en stelselmatige afbreuk van haar bedrijfsdebiet. Ook heeft zij niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat de namen van de relaties van Schwa-Medico moeten worden aangemerkt als “bedrijfsgeheim” in de zin van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. Daarom kan niet worden aangenomen dat het benaderen van die relaties op zichzelf onrechtmatig, want in strijd met die wet, is. Het hof ziet daarom geen reden voor toewijzing van de vordering onder b. van Schwa-Medico.

3.21. Overwogen wordt dat Schwa-Medico eerst stelt dat het gaat om de kennis van [geïntimeerde] omtrent de parameters maar dat zij daarop terugkomt en vervolgens stelt dat het gaat om de effectiviteit daarvan. Dat relativeert de onderbouwing van het door haar gevorderde verbod al. Schwa-Medico heeft verder, tegenover de inhoudelijke betwistingen door [geïntimeerde] , niet aannemelijk weten te maken dat sprake is van geheime informatie als bedoeld in de VSO of de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. Uit de stellingen van [geïntimeerde] volgt namelijk veeleer dat het gaat om informatie die al openbaar is, óf gemakkelijk is te verkrijgen, óf die met de voorschrijvers van de apparaten spontaan wordt gedeeld en daardoor in deze specifieke markt bekend is. Gelet op dit debat tussen partijen luidt het voorlopig oordeel van het hof dat Schwa-Medico haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd zodat haar daarop gebaseerde vorderingen in kort geding niet kunnen worden toegewezen.