Gepubliceerd op woensdag 3 mei 2017
IEF 16756
Rechtbank Midden-Nederland ||
19 apr 2017
Rechtbank Midden-Nederland 19 apr 2017, IEF 16756; ECLI:NL:RBMNE:2017:1882 (Partijen in de Amersfoortse politiek), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-excusesadvertenties-nodig-in-de-amersfoortse-politiek

Geen excusesadvertenties nodig in de Amersfoortse politiek

Rechtbank Midden-Nederland 19 april 2017, IEF 16755; ECLI:NL:RBMNE:2017:1882 (Partijen in de Amersfoortse politiek) Mediarecht. Vorderingen afgewezen. Onrechtmatige daad, onrechtmatige uitlatingen in media, vrijheid van meningsuiting, recht op bescherming van eer en goede naam, eisen aan dagvaarding, artikel 111 Rv. Immateriële schadevergoeding. Partijen zijn of waren allen actief in de Amersfoortse politiek. Eiser is oprichter, gedaagde 1 was gemeenteraadslid van partij 1, gedaagde 2 is met behoud van zetel overgestapt naar partij 2. In de krant is over de vertrouwensbreuk bericht. Begrijpt de kantonrechter het goed, dan heeft [eiser] moeite met vijf passages. Deze steunen op feiten, of zijn niet onrechtmatig.

4.9. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet de stelling betrekt dat punt A de indruk wekt dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan financiële malversaties. Het probleem zit er volgens hem alleen in dat hij wordt afgeschilderd als een soort dictator. De kantonrechter is van oordeel dat niet is in te zien hoe de enkele zin “Hij is ook de enige met een betaalpas van de [partij 1] ” – hoewel kennelijk onjuist – ertoe kan leiden dat bij het grote publiek de indruk zou kunnen ontstaan dat [eiser] zich als een soort dictator opstelt.

4.15. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde sub 1] niet betwist dat de hierboven genoemde uitspraak correct door de journalisten is geciteerd. Juist is dat opdringen taalkundig niet meer betekent dan het op een lastige, onaangename manier iemands gezelschap zoeken. De kantonrechter is echter van oordeel dat opdringen in combinatie met de woorden ‘vrouw’ en ‘kroeg’ wel degelijk een seksuele connotatie oproept. De vraag is of het wereldkundig maken ervan onrechtmatig is. Hoewel het goed voorstelbaar is dat [gedaagde sub 1] mededeling – gezien de geuite beschuldiging van ontucht met jongetjes – bij [eiser] harder aankomt dan in het algemeen het geval zou zijn, beantwoordt de kantonrechter deze vraag ontkennend.

4.23. Welke informatie [gedaagde sub 2] aan de journalisten heeft gegeven, is niet duidelijk geworden. In elk geval volgt uit de door [A] afgelegde verklaring dat [gedaagde sub 2] niet de tekst van het artikel met de gewraakte passages heeft gezien. Uit beide verklaringen volgt dat de journalisten de verwijten die [gedaagde sub 1] aan [eiser] maakt, niet bij [gedaagde sub 2] hebben geverifieerd. [gedaagde sub 2] heeft alleen uitspraken gedaan over de tussen haar en [eiser] bestaande frictie. Het is dus niet uitgesloten dat [gedaagde sub 2] de onder punten D en E genoemde informatie aan [gedaagde sub 1] heeft gegeven, dat [gedaagde sub 1] daarover heeft gesproken tijdens het interview en dat de journalisten deze punten bij niet [gedaagde sub 2] hebben geverifieerd.

Als veronderstellerwijs van dit scenario wordt uitgegaan, is zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet in te zien waarom het geven van deze informatie aan [gedaagde sub 1] onrechtmatig is ten opzichte van [eiser] . Op zijn minst zou dan vast moeten staan dat – daargelaten of aan de onder 4.6. genoemde criteria voor onrechtmatigheid is voldaan – [gedaagde sub 2] informatie aan [gedaagde sub 1] gaf waarvan zij wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat deze door hem via het interview publiek zou worden gemaakt. Dit is gesteld noch gebleken.

4.24. Als ervan wordt uitgegaan dat de journalisten de punten D en E wel bij [gedaagde sub 2] hebben geverifieerd (dat standpunt lijkt [eiser] in elk geval in te nemen), leidt dat evenmin tot de conclusie dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] heeft niet toegelicht wat er zo ernstig is aan de gewraakte uitlatingen dat [gedaagde sub 2] zich ervan had moeten onthouden.