Gepubliceerd op vrijdag 23 maart 2018
IEF 17576
Rechtbank Gelderland ||
13 mrt 2018
Rechtbank Gelderland 13 mrt 2018, IEF 17576; ECLI:NL:RBGEL:2018:1112 (Autoplay geweldadig, seksuele video)), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ernstig-schadelijke-verkrachtingsvideo-afgeschermd-van-jongeren-met-technisch-maatregel

Ernstig schadelijke verkrachtingsvideo afgeschermd van jongeren met technisch maatregel

Rechtbank Gelderland 13 maart 2018, IEF 17576; ECLI:NL:RBGEL:2018:1112 (autoplay geweldadig, seksuele video) Uit het Persbericht: Het Commissariaat voor de Media heeft [na beslissing op bezwaar, IEF 15896] een online mediadienst een boete opgelegd van 75.000 euro, omdat de mediadienst video’s met gewelddadige porno niet voor minderjarigen had afgeschermd. Het betreft twee video’s met expliciete verkrachtingsporno op twee websites. Er was geen enkele (technische) maatregel getroffen om deze video’s af te schermen voor jongeren onder de zestien jaar. Bovendien speelden de video’s direct af bij het openen van de pagina. De rechter heeft deze week geoordeeld dat het Commissariaat de boete terecht heeft opgelegd. De rechter maakt hiermee duidelijk dat het de verantwoordelijkheid is van online mediadiensten om kinderen actief te beschermen tegen schadelijke content. Vanwege het feit dat de zaak lang onder de rechter is geweest heeft de rechter de boete verlaagd met 10.000 euro.

2. Op 10 december 2013 heeft verweerder gericht gezocht in de zoekmachine Google. Op de websites van eiseres zijn twee video’s aangetroffen, genaamd ‘Tiener door vier mannen verkracht’ en ‘Vastgebonden en gruwelijk verkracht’. De twee video’s werden zonder enige (technische) maatregel voor leeftijdsverificatie beschikbaar gesteld en speelden direct af bij het openen van de pagina. Volgens verweerder kunnen de twee video’s de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar ernstige schade toebrengen. Verweerder verwijst naar het advies van de ‘Adviescommissie ernstige schade van het commissariaat voor de Media’ van 18 februari 2014. Eiseres heeft artikel 4.6, tweede lid, van de Mediawet 2008 overtreden, aldus verweerder. Verweerder heeft eiseres daarvoor beboet. Bij de beslissing op bezwaar is deze boete verlaagd en vastgesteld op € 75.000.

13. De rechtbank oordeelt als volgt. Eind 2013 heeft verweerder in het kader van regulier toezicht een onderzoek uitgevoerd. De zoekmachine (Google) kreeg een gerichte zoekopdracht. Uit dat beperkte onderzoek kwam alleen eiseres naar voren als overtreder. De drie door eiseres genoemde bedrijven kwamen uit dat onderzoek niet naar voren. Verweerder heeft dat in zijn aanvullende verweerschrift van 29 augustus 2017 voldoende duidelijk gemaakt. Daarom zijn, anders dan eiseres beweert, ook geen waarschuwingen uitgedeeld. De informatieve standaardbrieven die verweerder in december 2014 aan diverse met eiseres te vergelijken bedrijven heeft gestuurd, bevatten geen waarschuwingen. Dat eiseres zo’n brief niet heeft gekregen, maakt verder niet uit. De brieven bevatten informatie over de zogenaamde meldplicht van commerciële mediadiensten op aanvraag en gaan niet over het voorkomen van overtredingen van artikel 4.6, tweede lid, van de Mediawet 2008. Indien er geen concrete aanleiding is om diepgaander onderzoek te doen, kan verweerder volstaan met een beperkt onderzoek. Het doen van een beperkt onderzoek is op zichzelf niet onzorgvuldig of levert een inconsistent resultaat op, ook al kan dan op de vingers worden nageteld dat er bedrijven zijn die in dat geval aan de aandacht ontsnappen. Het onderzoek van de politieagent die slechts een half uur bij een verkeerslicht staat en daar één overtreding (rijden door rood) constateert, is niet onzorgvuldig en kan de overtreder niet vrijpleiten. Dat is niet anders als de overtreder aannemelijk maakt dat als de agent er langer zou hebben gestaan er meer overtreders zouden zijn beboet. Alleen al hierom slaagt de beroepsgrond niet, zodat de rechtbank niet meer ingaat op de overige gronden die eiseres heeft aangevoerd over het gelijkheidsbeginsel.

14. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat aanleiding moet bestaan om de opgelegde boete te matigen. De rechtbank beoordeelt deze beroepsgrond naar de huidige maatstaven, maar is van oordeel dat uit de voorlopige cijfers van eiseres lijkt te volgen dat diverse (winstgevende) activiteiten zijn overgeheveld naar andere bedrijven. Eiseres wist sinds het voornemen van 8 juli 2014 dat mogelijk een boete werd opgelegd en had hier rekening mee kunnen houden. Voor een oordeel dat eiseres door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen bestaat daarom geen aanleiding. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder in het bestreden besluit vanwege de financiële situatie van eiseres al aanleiding heeft gezien om de boete te matigen. Dit betoog van eiseres faalt ook.

15. Eiseres heeft zich verzet tegen publicatie van het boetebesluit en de beslissing op bezwaar. Eiseres vreest reputatieschade. Verweerder stelt zich op het standpunt dat beide besluiten geanonimiseerd zijn gepubliceerd zodat niet aannemelijk is dat voor eiseres reputatieschade zal optreden. Bovendien wijst verweerder op het belang van publicatie: generale preventie, normoverdracht en bescherming van minderjarigen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht is overgegaan tot geanonimiseerde publicatie van beide besluiten. Niet is gebleken dat door de handelwijze van verweerder belangen van eiseres daadwerkelijk zijn geschonden.

16. Wel ziet de rechtbank aanleiding om te boete te matigen vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden als de duur van de totale procedure onredelijk lang is. In geval van een punitieve sanctie is deze termijn overschreden indien de rechter in eerste aanleg niet binnen twee jaar na aanvang van de termijn uitspraak doet. De termijn vangt aan op het moment dat eiseres de boetekennisgeving heeft ontvangen. Dit betekent dat duur van de redelijke termijn op 8 juli 2014 is aangevangen en op 8 juli 2016 is geëindigd. Vaststaat dat de rechtbank op dat moment nog geen uitspraak heeft gedaan en sprake is van een overschrijding van meer dan 12 maanden. In het geval van een overschrijding van meer dan 12 maanden zal naar bevind van zaken moeten worden gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat een vermindering van de opgelegde boete met 15% met een maximum van € 10.000 in de rede ligt. In dit geval moet de boete met het maximale bedrag van € 10.000 worden verminderd.

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit op bezwaar voor zover daarbij aan eiseres een boete is opgelegd van € 75.000 en bepaalt dat het bedrag van de aan eiseres opgelegde boete wordt vastgesteld op € 65.000;