Gepubliceerd op vrijdag 22 april 2016
IEF 15895

Bernt Hugenholtz - Auteurscontractenrechtelijke emotie

Ik moet eerlijk bekennen dat ik de weblog van Versteeg Wigman Sprey niet dagelijks raadpleeg, maar gelukkig wees IE-Forum mij de weg naar dit stukje van Roland Wigman («leestijd: 2 minuten»). Roland signaleert hierin mijn bijdrage aan de feestbundel ter ere van Jan Rosén, mijn collega aan de Universiteit van Stockholm, die onlangs 65 is geworden. In mijn bijdrage vat ik de totstandkoming van de Nederlandse Wet op het Auteurscontractenrecht kort samen, met een schuin oog naar Zweden waar een dergelijke wet nog in de maak is. Of je dat ‘wetenschap’ mag noemen weet ik niet; volgens huidige universitaire normen vallen dit soort stukken onder de categorie ‘vakpublicaties’. Hoe dan ook, volgens Roland heb ik mij aan ‘pseudo-wetenschap’ schuldig gemaakt door over het nieuwe filmrecht – zonder aanhaling van feiten – het volgende te schrijven: «In addition, ‘creative bookkeeping’ practices on the part of the producers, and a tendency for film production companies to declare bankruptcy following an unsuccessful release, had practically reduced the right to equitable remuneration to a dead letter.»

Volgens Roland heb ik dit uit mijn duim gezogen. In zijn «inmiddels 24 jaar als advocaat van onder meer vele filmproducenten» is hij deze praktijken nog nooit tegengekomen. Het merkwaardige aan Rolands stukje is dat hij eerst grif toegeeft dat filmproducenten nog al eens failliet gaan, en zich ook wel eens schuldig maken aan creatief boekhouden, «maar niet om te ontkomen aan een betalingsplicht van de billijke vergoeding.» Dat laatste heb ik dan ook niet geschreven.

Inderdaad noem ik in mijn stuk geen man en paard (dat lijkt me voor de Zweedse lezer ook niet zo interessant), maar ik beschik wel over een lijst van failliet gegane c.q. overgenomen Nederlandse filmproducenten, die Roland desgevraagd op zijn blog mag posten. Daarnaast wijs ik op de in de filmwereld niet ongebruikelijke constructie van de productievennootschap, die niet alleen fiscale voordelen biedt, maar ook de financiële klappen van een mislukte productie opvangt, zulks nadele van de crediteuren, de filmauteurs incluis. Voor een filmrecht-veteraan als Wigman zijn dit ongetwijfeld bekende praktijken: geen ‘pseudo-’ maar algemene wetenschap derhalve.

Filmproducenten zijn volgens Roland hardwerkende mensen die hun ziel en zaligheid leggen in het produceren van films, en er alles aan doen om niet failliet te gaan. Dat geloof ik graag. En dat geldt ook voor de scenarioschrijvers en regisseurs voor wie het recht op een billijke vergoeding tot op heden een dode letter is gebleken en het nieuwe vergoedingsrecht bedoeld is. Maar laten we emotionele en rationele argumenten in deze discussie goed uit elkaar houden.

Bernt Hugenholtz