Gepubliceerd op vrijdag 18 juli 2014
IEF 14050
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

AUTEURSRECHTDEBAT: In het belang van de vooruitgang, cultuur én creatieve makers: het auteursrecht op de schop

Door Niels Aalberts, LinkedIn-profiel, EHPO. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Het auteursrechtendebat laaide afgelopen jaar flink op. De Britse premier David Cameron, vice-voorzitter van de Europese commissie Neelie Kroes en GroenLinks zetten op basis van economische argumenten en ontwikkelingen op internet vraagtekens bij de waarde en werkbaarheid van het auteursrecht in zijn huidige vorm. Buma/Stemra, Armin van Buuren en andere verontruste auteurs stellen voorstellen tot modernisering liefst gelijk aan broodroof. Andersom wordt Van Buuren 'zakkenvuller' genoemd. Die verwijten bevorderen een constructieve discussie over herziening van het huidige auteursrecht niet. En dat is dringend nodig.

De kern van het auteursrechtendebat draait wat mij betreft om twee zaken:

1. De snel wijzigende marktverhoudingen en inkomstenverdeling in de creatieve sector.
2. Een kracht van internet: hoogstaande creatieve uitingen snel en gemakkelijk delen en zo de verspreiding van cultuur en creativiteit bevorderen.

In het debat baseren tegenstanders van modernisering hun standpunt veelal op de huidige marktverhoudingen. Die komen grofweg hierop neer: artiest neemt muziek op, brengt die uit met behulp van een muziekmaatschappij, betaalt en int wereldwijd auteursrechten via Buma/Stemra en haar zusterorganisaties, soms geholpen bij verdere exploitatie door een publisher. Dit is een businessmodel dat decennialang prima functioneerde. Muziekmaatschappijen en publishers investeerden en hielden ook het meeste over aan verkopen van geluidsdragers, airplay en andere vormen van exploitatie.

Dankzij internet is het mogelijk dat makers een directe relatie met hun publiek opbouwen. De strikte noodzaak van tussenpartijen als platenmaatschappijen, management- en boekingskantoren, publishers en zelfs winkeliers neemt af; een moderne auteur beslist tegenwoordig zelf met wie hij wanneer samenwerkt. Succesvolle componisten als Kyteman, het team achter Caro Emerald, schrijvers Ian McEwan en Sonja Bakker, graffitikunstenaar Banksy maar ook jonge muzikanten als Only Seven Left bewijzen dat ze het geheel of gedeeltelijk op eigen kracht redden. Die ontwikkeling is vrij recent maar onomkeerbaar en sterk in het voordeel van makers én consumenten. In het oude businessmodel vloeide 40 tot 80% van de inkomsten naar genoemde tussenpartijen. Die kunnen nu rechtstreeks ten goede komen aan makers en hun luisteraars, fans of lezers. Hogere inkomsten voor auteurs bieden ruimte voor flexibilisering van de auteurswet.

De naam auteursrecht suggereert dat de maker, zijn werk en de kans op een redelijk inkomen zijn beschermd. Daar is de wet oorspronkelijk voor bedoeld. Uit de online documentaire RIP, A Remix Manifesto en een internetpresentatie van Johanna Blakley ('Lessons from fashion's freeculture') blijkt echter dat dit recht auteurs en makers, fans en consumenten vaak in de weg zit en in sommige gevallen zelfs in hun nadeel werkt. Blakley toont aan dat grote bedrijven in industrieën met het strengst gehandhaafde auteursrecht (de muziek- en filmindustrie) het minst winstgevend en innovatief zijn. Het kost weinig moeite om te bedenken hoe het staat met het inkomen van de meeste auteurs en makers die onder contract staan bij die bedrijven en organisaties… De culturele vooruitgang, innovatie en moderne makers zijn niet gebaat bij strakke richtlijnen en beperkingen als gevolg van het auteursrecht. Snelle, wereldwijde verspreiding van hun werk is in hun voordeel door de hogere marges. Het huidige auteursrecht sluit niet meer aan bij die economische realiteit en de essentie van verkeer op internet. Bovendien profiteren in de meeste gevallen niet de oorspronkelijke makers van het huidige auteursrecht maar de industrieën en tussenpartijen aan wie die makers hun rechten hebben overgedragen. En zelfs die maar in beperkte mate laat Blakley zien.

Wat dan?
Het merendeel van auteursrechtelijk beschermd materiaal is niet succesvol, levert de maker niks op en belandt in de uitverkoopbakken. Ik zie geen enkele reden om dit materiaal tot 70 jaar na de dood van de maker te beschermen (of nog langer als het aan bedrijven als Disney ligt). Dit remt slechts de vooruitgang, de mogelijkheid tot delen op internet en voortbouwen op bestaand materiaal. Dit is namelijk de basis van veel succesvolle copyrights en notabene de werkwijze van Disney zelf. Succesvolle copyrights moeten gewoon in handen blijven van makers en niet ongewild en zonder toestemming onder een Marlboro-reclame belanden. De meeste copyrights halen het grootste deel van hun inkomsten binnen korte tijd na publicatie (3 tot 5 jaar). Een standaard termijn van het auteursrecht van 10 of 15 jaar lijkt me daarom ruim voldoende voor het meeste materiaal om te zien of het de maker iets substantieels oplevert. Niet? Dan is het werk daarna vrij. Wel? Dan is het aan de maker om zijn recht maximaal tweemaal met eenzelfde termijn te verlengen, tegen een bedrag dat in verhouding staat tot het verdiende geld (een % dus). De rechten verlengen op songs van Caro Emerald is dus duurder dan een geflopt album. De auteurs kunnen dit gelukkig vrij simpel betalen; er is immers geld verdiend. Tegelijkertijd blokkeren niet-winstgevende copyrights niet onnodig het handelsverkeer. Belangrijk is dat het initiatief bij de maker ligt, maar dat het uitgangspunt is dat werken in het publieke domein belanden tenzij.

Natuurlijk zitten aan deze opzet haken en ogen. Om te beginnen internationale regeringen overtuigen van het idee, al lijken de uitspraken van Cameron en Kroes de internationale bereidheid tot modernisering te onderstrepen. En wat is de definitie van ‘een succesvol copyright'? Ook is het geen feilloze regeling: zo kan het gebeuren dat een ogenschijnlijk waardeloos copyright na 17 jaar immens succesvol wordt. Da's pech voor de maker. Maar het huidige, streng gehandhaafde auteursrecht betekent langdurige pech voor veel meer partijen wereldwijd, blokkeert innovatie, sluit niet meer aan bij het snelle handelsverkeer op internet en komt de meeste makers niet ten goede. Dat moet snel veranderen.

Niels Aalberts

[pdf-versie]