DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 14 januari 2014
IEF 13418
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Wraking vanwege weigering om opnames van zitting te maken afgewezen

Vzr. Rechtbank Gelderland 9 december 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6293 (wraking weigering opnames)
Mediarecht. Vrijheid nieuwsgaring. Rechtspraak.nl: Verzoek tot wraking afgewezen. Dat de rechtspraak in Nederland onvoldoende transparant is en de rechters een imagoprobleem hebben, is enkel algemeen van aard en niet toegespitst op de gewraakte rechter. "Nu de rechter niet heeft toegestaan dat er opnames gemaakt mochten worden tijdens de zitting, riekt dit naar een gebrek aan de wil om transparant te zijn. Iedere rechter die verzoekers weigert opnames te maken van de zitting zal door hen dan ook gewraakt worden." Dat met de afwijzing om opnames te mogen maken van de zitting het recht op de vrijheid van nieuwsgaring niet is geborgd, is zonder een nadere toelichting van verzoekers hierop niet gebleken.

Ten aanzien van het beroep op artikel 6 lid 3 sub b EVRM overweegt de rechtbank dat dit ziet op een strafproces. Niet gesteld noch gebleken is dat sprake is van schending van het eerste lid van artikel 6 EVRM. Vanwege de verklaring van wrakende partij dat zij iedere rechter zullen wraken, vindt er toepassing van artikel 39 lid 4 Rv plaats (misbruikbepaling, volgend wrakingsverzoek wordt niet behandeld).

2.1. Voorts is het recht van verzoekers op de vrijheid van nieuwsgaring niet geborgd, door de afwijzing van het verzoek van de rechter om beeld- of geluidsopnames te mogen maken van de zitting. Verzoekers doen daarbij tevens een beroep op hetgeen is bepaald in artikel 6, lid 3 sub b van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM), waaruit volgt dat alle middelen mogen worden ingezet voor een eerlijk proces. Verzoekers wilden daarnaast beeld-/geluidsopnames van de zitting maken om een instructiefilm te kunnen maken voor andere burgers en tevens om na afloop van de zitting te kunnen controleren of de inhoud van het proces-verbaal van de zitting klopt. Nu de rechter niet heeft toegestaan dat er opnames gemaakt mochten worden tijdens de zitting, riekt dit naar een gebrek aan de wil om transparant te zijn. Iedere rechter die verzoekers weigert opnames te maken van de zitting zal door hen dan ook gewraakt worden.

3.3. Ten aanzien van de klacht van verzoekers dat met de afwijzing om opnames te mogen maken van de zitting hun recht op de vrijheid van nieuwsgaring niet is geborgd overweegt de rechtbank het volgende. Verzoekers hebben verklaard dat ze opnames wilden maken van de zitting om een instructiefilm te maken en later door de rechtbank opgemaakte stukken te kunnen controleren met hetgeen ter zitting blijkens hun eigen opname is gezegd. De rechtbank ziet zonder een nadere toelichting van verzoekers hierop, welke niet door hen is gegeven, niet in op welke wijze daarmee hun recht op vrije nieuwsgaring is geschonden. Verzoekers hebben hun standpunt niet, althans onvoldoende geconcretiseerd. Ook deze stelling kan derhalve geen grond voor wraking opleveren.

3.4. Voorts doen verzoekers een beroep op artikel 6 lid 3, sub b EVRM. Voor zover verzoekers verwijzen naar artikel 6 lid 3 sub b EVRM overweegt de rechtbank dat hierin is bepaald dat een ieder tegen wie vervolging is ingesteld - onder meer – het recht heeft om te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging. Dit lid ziet echter op een strafproces waarin een burger door de overheid wordt vervolgd. De onderhavige procedure waarbij verzoekers betrokken zijn, is echter geen straf- maar een burgerlijk proces. Het eerste lid van artikel 6 EVRM gaat wel over het burgerlijk proces, maar niet is gesteld of gebleken dat dat sprake is van een voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek relevante schending van het bepaalde in dit lid. Los daarvan bevat de door verzoekers genoemde klacht geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden.

3.5. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek moet worden afgewezen.

3.6. Verzoekers hebben ter zitting van de wrakingskamer van 9 december 2013 verklaard dat ze iedere rechter zullen wraken die geen toestemming geeft tot het maken van opnames tijdens de zitting. Deze stelling leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat verzoekers het middel van wraking gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.