DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 5 februari 2024
IEF 21872
||
19 dec 2023
19 dec 2023, IEF 21872; ECLI:NL:GHDHA:2023:2685 (Appellante tegen verweerder c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/vorderingen-auteursrechtelijke-inbreuk-op-afvalzuiger-in-hoger-beroep-alsnog-afgewezen

Vorderingen auteursrechtelijke inbreuk op afvalzuiger in hoger beroep alsnog afgewezen

Hof Den Haag 19 december 2023, IEF ECLI:NL:GHDHA:2023:2685 (Appellante tegen verweerder c.s.) De zaak heeft betrekking op de vormgeving van mobiele industriële afvalzuigers voor de openbare ruimte en grote industriële terreinen. Tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag [zie IEF 20166] is door appellante hoger beroep ingesteld. In dit vonnis werd geoordeeld dat de verkoop van afvalzuiger de ‘Vanguard’ inbreuk maakt op het auteursrecht van verweerder c.s. op de vormgeving van diens afvalzuiger de ‘Glutton’.

Het hoger beroep van appellante slaagt en het hof wijst de vorderingen van verweerder c.s. alsnog af. Van de veertien kenmerken die volgens verweerder c.s. maken dat de vormgeving van de Glutton voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, is er maar één kenmerk die aan de werktoets voldoet. Op dit kenmerk wordt door de Vanguard geen inbreuk gemaakt. Er is dus geen sprake van inbreuk op het auteursrecht van de vormgeving van de Glutton. Daarnaast zijn de eigen gezicht-kenmerken die verweerder c.s. aanvoert technisch bepaald. De Vanguard had hierin geen andere keuzes kunnen maken zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het apparaat. Een verbod op slaafse nabootsing kan daarom ook niet slagen.

6.28 Van verwarring ten aanzien van een nagebootst product kan eerst sprake zijn indien dat product een ‘eigen gezicht’ heeft op de relevante markt, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt (ook wel ‘het Umfeld’ genoemd). Aangezien het verbod op slaafse nabootsing ertoe strekt marktdeelnemers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie, gaat het bij de beoordeling van de vraag of de consument een nabootsing zal kunnen verwarren met het nagebootste product, om de invloed van de gelijkenis op diens aankoopbeslissing. Daarbij is bepalend de totaalindruk van elk product en de beschouwing daarvan door een weinig oplettend kopend publiek dat de beide producten meestal niet naast elkaar ziet. De rechter die heeft te beoordelen of in een concreet geval, gelet op de totaalindrukken van vergelijkbare producten, sprake is van een (gevaar voor) nodeloze verwarring bij het desbetreffende publiek, dient daarbij alle relevante omstandigheden van dat geval te betrekken. Eveneens afhankelijk van de omstandigheden van het geval is of en in hoeverre het publiek zich in het kader van een aankoopbeslissing zal laten leiden door de wijze waarop de producten na aankoop (‘post sale’) zijn of worden waargenomen, of (ook) zal letten op onderdelen die bij gebruik niet zichtbaar zijn, en op de verpakking van de diverse producten. Ten slotte bestaat er geen aanleiding om onderscheid te maken naar gelang eventuele verwarring betrekking heeft op de producten zelf (‘directe verwarring’, het publiek houdt de nabootsing voor het origineel), dan wel op hun herkomst (‘indirecte verwarring’, het publiek meent dat de betrokken producten – ook als deze niet identiek zijn, maar een overeenstemmende totaalindruk maken – van dezelfde of economisch verbonden onderneming(en) afkomstig zijn).12 Indien er redelijkerwijs geen mogelijkheden zijn om op een andere wijze verwarring te voorkomen zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product af te doen, kan het voldoende zijn dat wat betreft de uiterlijke kenmerken (kleur en naamsvermelding) afstand van het nagebootste product wordt genomen.