DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 24 januari 2017
IEF 16539

Bijdrage ingezonden door Joost Becker, Dirkzwager.

Joost Becker - HR Artiestenverloningen en de bescherming van beschrijvende handels- en domeinnamen

Joost Becker, 'HR Artiestenverloningen en de bescherming van beschrijvende handels- en domeinnamen', IEF 16539, IE-Forum.nl. In de rechtspraak lijkt een tendens waarneembaar om min of meer beschrijvende handels- en domeinnamen weinig of geen bescherming te bieden. Het argument is dat dit leidt tot monopolisering van de taal. Eind 2015 heeft de Hoge Raad in zijn Artiestenverloningen-arrest [HR 11 december 2015, IEF 15523; ECLI:NL:HR:2015:3554 (Artiestenverloning.nl/Artiestenverloningen.nl). Het arrest is geannoteerd in de door D.W.F. Verkade NJ 2016/79, C.J.J.C. Van Nispen, BIE 2016/7, M. Schut, Computerrecht 2016/87 en D.J.G Visser in Ars Aequi (AA20170047, pp. 47-50). Zie ook M. Bronneman, ‘Van de brug af gezien’, IER 2016/6, voetnoot 149.] geoordeeld dat het in beginsel is toegestaan een louter beschrijvende domeinnaam te gebruiken, zelfs als er verwarring kan ontstaan met een oudere, beschrijvende domeinnaam. Zijn beschrijvende handels- en domeinnamen nu vogelvrij? Of geeft het arrest reden voor een genuanceerde conclusie? En hoe gaat de lagere rechtspraak om met het arrest?

[lees het volledige artikel hier]
O.a. wordt besproken:
-het Bouwcentrum-arrest
-Student(en) Verhuis Service
-Hoorn Events/HRN Events
-Verfvoordelig.nl
-Parfums(web)winkel
-Stee aan Zee
-slaapspecialisttiel.nl
-Mesologie Zwolle
-The Office Operators

Synthese Voor een goed begrip van de mogelijkheden tot bescherming van (beschrijvende) handels- en/of domeinnamen, is kennis van het Artiestenverloning-arrest en de daarin aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad onontbeerlijk. Ik meen uit het Artiestenverloningen-arrest te mogen afleiden dat de eis van bijkomende omstandigheden niet geldt in handelsnaamgeschillen ex art. 5 Hnw, ook niet indien de gedaagde partij een beschrijvende aanduiding als handelsnaam voert. Ervan uitgaande dat de eiser geen beroep kan doen op een handelsnaamrecht of merkrecht, dus hij enkel over een louter beschrijvende domeinnaam beschikt, of de eiser weliswaar een handelsnaam gebruikt maar gedaagde niet, volgt uit r.o. 3.4.4. van het Artiestenverloningen-arrest volgens mij dat alleen tegen een domeinnaam van gedaagde kan worden opgetreden als bijkomende omstandigheden worden gesteld en voldoende aannemelijk gemaakt. In de lagere jurisprudentie, gewezen na het Artiestenverloningen-arrest, laat de rechter zich tot nu toe niet expliciet uit over de vraag of bijkomende omstandigheden nodig zijn voor een beroep op art. 5 Hnw. Ook lijkt de feitenrechter in die uitspraken eerder geneigd om het gebruik van de naam als handelsnaamgebruik te kwalificeren en/of niet als louter beschrijvende aanduiding, en komt zodoende niet toe aan rechtstreekse toepassing van r.o. 3.4.4. van het Artiestenverloningen-arrest. Voor zover wordt getoetst aan art. 6:162 BW worden bijkomende omstandigheden in de meeste zaken totnogtoe vrij snel aangenomen.

Joost Becker, 24 januari 2017