DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 16 mei 2022
IEF 20710
||
4 jan 2022
4 jan 2022, IEF 20710; ECLI:NL:GHSHE:2022:14 (Smile For Free tegen Brand Social Group), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-exclusieve-competentie

Geen exclusieve competentie

Vzr. hof 's-Hertogenbosch 4 januari 2022, IEF 20710, IT 3931; ECLI:NL:GHSHE:2022:14 (Smile For Free tegen Brand Social Group) Vanaf 2017 hebben appellant 2 (Smile For Free) en persoon A aan een applicatie gewerkt waarbij omzet kan worden gegenereerd op grond van persoonlijke netwerken door klanten, medewerkers en fans te activeren als influencer. Hiervoor hebben persoon A en appellant 2 een octrooi verkregen. Tezamen hebben de uitvinders vervolgens de Brand Social Groep opgericht, hierna Brandit. Brandit heeft het recht op het exclusief gebruik van dit octrooi en de holdings van de uitvinders zijn gezamenlijk bevoegd bestuurder van deze onderneming. Appellant 2 heeft vervolgens aangegeven dat hij de samenwerking wil beëindigen en heeft twee andere ondernemingen gestart in een vergelijkbaar marktsegment als Brandit. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis Smile For Free veroordeeld ten aanzien van onder andere deze gedragingen.

Het hof 's Hertogenbosch gaat hierin mee. De voorzieningenrechter concludeert dat sprake is van een ontwikkeling van een onrechtmatig concurrerende activiteit, waarbij gebruik wordt gemaakt van het relatienetwerk van brandit en het octrooi. Ook komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat Smile For Free tekort is geschoten in haar taak als (indirect) bestuurder van Brandit. Het argument van Smile For Free dat deze overweging anders dient te zijn, omdat Brandit voor faillissement zou staan, treft geen doel. Het verbod van de voorzieningenrechter zou in dat geval juist het belang van Brandit behartigen en de (onrechtmatig) concurrerende situatie niet verslechteren. Ten slotte slaagt het beroep op de exclusiviteit van de Haagse rechter in octrooizaken niet, omdat niet specifiek op het octrooi wordt ingegaan.

3.6.3. Het hof stelt voorop dat de vraag of Smile For Free c.s. met de ontwikkeling van de Menoki -app een directe concurrent voor Brandit in het leven hebben geroepen juist het onderwerp van discussie in hoger beroep is en dat de kans van slagen van dit hoger beroep hier buiten beschouwing moet blijven, maar in de hoofdzaak moet worden beoordeeld. Het hof dient in dit incident uit te gaan van het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van ontwikkeling van onrechtmatige concurrerende activiteiten door Smile For Free c.s. (de Menoki -app), waarbij onder meer gebruik is gemaakt van de know how en het relatienetwerk van Brandit en het octrooi van [persoon A] en [appellant 2] , en dat Smile For Free c.s. als (indirect) bestuurders van Brandit tekort zijn geschoten in de nakoming van de hen opgedragen taak als bedoeld in artikel 2:9 BW (vgl. r.o. 4.4 e.v. van het bestreden vonnis). Tegen deze achtergrond kunnen bovengenoemde omstandigheden niet leiden tot een belangenafweging in het voordeel van Smile For Free c.s. In de eerste plaats worden de door Smile For Free c.s. gestelde omstandigheden met betrekking tot een (te verwachten) faillissement van Brandit gemotiveerd door Brandit bestreden en hebben Smile For Free c.s. deze stelling niet nader onderbouwd. Het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod dient bovendien juist ter voorkoming van (verdere) verslechtering van de situatie van Brandit door (onrechtmatige) concurrerende activiteiten (ontwikkeling van de Menoki -app) door haar voormalig bestuurder Smile For Free . Gelet hierop moet het belang van Brandit om gevrijwaard te blijven van concurrentie van de Menoki -app en dus bij tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder wegen dan het belang van Smile For Free c.s. om de Menoki -app verder te ontwikkelen. De omstandigheid dat tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis verstrekkende gevolgen heeft voor Smile For Free en Menoki maakt dat niet anders. De niet onderbouwde stelling dat Menoki de enige bron van inkomsten zou zijn voor [appellant 2] , acht het hof, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Brandit , evenmin voldoende zwaarwegend voor een belangenafweging in het voordeel van Smile For Free c.s. .

3.7.1. Het hof stelt voorop dat van een kennelijke misslag slechts sprake is indien deze misslag evident, direct duidelijk en redelijkerwijs niet voor discussie vatbaar is. Daarvan is hier echter geen sprake. Weliswaar is de rechtbank Den Haag exclusief bevoegd in octrooizaken, maar het door Brandit gevorderde verbod heeft niet specifiek betrekking op het gezamenlijk octrooi van [persoon A] en [appellant 2] . Daarnaast leidt het hof uit het bestreden vonnis af dat in eerste aanleg kennelijk niet ter discussie stond dat Smile For Free c.s. bij de ontwikkeling van de Menoki -app gebruik hebben gemaakt van het octrooi en dat hun verweer met name gericht was tegen de stelling van Brandit dat geen sprake was van vergelijkbare producten (vgl. r.o. 4.4 en 4.5, eerste zin, van het bestreden vonnis).