DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 25 oktober 2021
IEF 20268
Rechtbank Den Haag ||
21 okt 2021
Rechtbank Den Haag 21 okt 2021, IEF 20268; ECLI:NL:RBDHA:2021:11447 (Eisers tegen de Staat en de Officier van Justitie), https://www.ie-forum.nl/artikelen/bescherming-eer-en-goede-naam-prevaleert-boven-vrijheid-van-meningsuiting

Uitspraak ingezonden door Allon Kijl, ABC Legal en Yehudi Moszkowicz, Moszkowicz Advocaten Utrecht

Bescherming eer en goede naam prevaleert boven vrijheid van meningsuiting

Vzr. Den Haag 21 oktober 2021, IEF 20268; ECLI:NL:RBDHA:2021:11447 (Eisers tegen de Staat en de Officier van Justitie) Kort geding. Eisers zijn beide advocaten en eiser 1 treedt in een strafzaak op voor twee verdachten. Na de zitting verscheen zowel in het Parool als in het Algemeen Dagblad een artikel met daarin uitlatingen van de officier van justitie over deze advocaat. Eisers vorderen gedaagden te veroordelen om een rectificatie te plaatsen in de desbetreffende kranten. Daartoe stellen zij dat de op de zitting gedane uitspraken van de officier onrechtmatig zijn, nu deze feitelijk neerkomen op de beschuldiging dat eiser 1 deel uitmaakt van een criminele organisatie. Deze uitlatingen raken de persoonlijke reputatie van eisers. De Haagse voorzieningenrechter verklaart de vorderingen van eisers tegen de officier zelf niet-ontvankelijk, nu hij niet op persoonlijke titel aansprakelijk gehouden kan worden. Dit neemt volgens de rechter niet weg dat bescherming van eer en goede naam prevaleert boven de vrijheid van meningsuiting van de officier van justitie. De Staat wordt veroordeeld tot rectificatie binnen vijf dagen. 

4.9. Dat de officier van justitie niet de bedoeling heeft gehad om [eiser 1] in diskrediet te brengen, zoals de Staat heeft aangevoerd, moge juist zijn, maar laat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onverlet dat de officier van justitie voorzichtiger had moeten zijn met uitlatingen met betrekking tot (het handelen van) een specifieke advocaat in een concrete zaak. Daarbij weegt mee dat [eiser 1] ter zitting niet aanwezig was en dus niet direct kon reageren en hij overigens, gelet op zijn geheimhoudingsplicht, zich überhaupt niet goed tegen aantijgingen of insinuaties aan zijn adres in een concrete zaak kan verdedigen. Dat betekent dat het belang van [eiser 1] (en zijn kantoor) bij bescherming van de eer en goede naam van [eiser 1] in dit geval moet prevaleren boven het belang van de officier van justitie om zich vrijelijk in het openbaar te kunnen uitlaten.