DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 20 oktober 2025
IEF 23013
Hof Amsterdam ||
7 okt 2025
Hof Amsterdam 7 okt 2025, IEF 23013; ECLI:NL:GHAMS:2025:2693 ([appellant] tegen [geïntimeerde]), https://www.ie-forum.nl/artikelen/appellant-heeft-zich-gehouden-aan-het-vonnis-dwangsommen-zijn-onverschuldigd-betaald

[appellant] heeft zich gehouden aan het vonnis, dwangsommen zijn onverschuldigd betaald

Hof Amsterdam 7 oktober 2025, IEF 23013; RB 3932; ECLI:NL:GHAMS:2025:2693 ([appellant] tegen [geïntimeerde]). In 2016 heeft [appellant] zich negatief uitgelaten over [bedrijf 3] en [geïntimeerde]. Hij is hiervoor veroordeeld. Het gaat in deze zaak over de vraag of [appellant] heeft voldaan aan de veroordelingen in het vonnis uit 2016 en of de aan die veroordelingen verbonden dwangsommen al dan niet door [appellant] zijn verbeurd. [appellant] vordert in een nieuwe procedure dat deze dwangsommen ten onrechte zijn geïnd. Volgens [appellant] had hij voldaan aan het vonnis van 2016 en was de executie onrechtmatig. De rechtbank Noord-Holland gaf hem daar deels gelijk in, waarop beide partijen in hoger beroep gingen. 

Het hof oordeelt dat grotendeels is voldaan aan de verplichtingen uit het vonnis. De rectificatie bevatte de juiste tekst, werd aan de juiste personen verzonden en voldeed aan het doel van de veroordeling: het terugnemen van ongefundeerde beschuldigingen van fraude en oplichting. Ook had [appellant] correct opgegeven aan wie hij de oorspronkelijke negatieve uitlatingen had gedaan. Wel constateert het hof dat [appellant] in een e-mail van 5 juli 2016 opnieuw een ongegronde beschuldiging van fraude uitte. Daarmee heeft hij één dwangsom van € 1.000 verbeurd. De rest van de geïnde dwangsommen, in totaal € 77.032,37, is volgens het hof onverschuldigd betaald. Dit bedrag moet aan [appellant] worden terugbetaald, vermeerderd met wettelijke rente.Het hof behandelt daarnaast de vraag of [appellant] zich ná juli 2016 opnieuw onrechtmatig over [bedrijf 3] en [geïntimeerde] heeft uitgelaten. Op basis van recente e-mails concludeert het hof dat hij als concurrent – in de context van vergelijkende reclame – misleidende en schadelijke uitlatingen heeft gedaan, zoals het gebruik van termen als “frauduleuze facturen” en “wurgcontracten”. Omdat hij deze beschuldigingen onvoldoende heeft onderbouwd, oordeelt het hof dat sprake is van onrechtmatige vergelijkende reclame in strijd met artikel 6:194a BW. Als gevolg hiervan legt het hof aan [appellant] een nieuw verbod op: [appellant] mag zich niet onrechtmatig uitlaten over [geïntimeerde] en [bedrijf 3].

6.20 Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het enkele feit dat [appellant] in de e-mail van 18 juni 2016 aangeeft dat hij de bevolen e-mail nog zal sturen, nog niet betekent dat die e-mail niet kan worden aangemerkt als rectificatie. De tekst van de veroordeling – en daarmee de tekst van de bevolen rectificatie – heeft [appellant] woordelijk geciteerd in deze e-mail, en daarbij excuses aangeboden, zonder commentaar toe te voegen aan deze bevolen rectificatie. Verder heeft [appellant] [bedrijf 3] en/of [geïntimeerde] in deze e-mail bijvoorbeeld niet opnieuw beschuldigd van het delict oplichting en/of fraude. Het enkele feit dat [appellant] in de e-mail laat doorschemeren dat hij het niet eens is met de veroordeling (door aan te geven dat hij de rectificatie ‘moet’ sturen en hij alles wat hij doet, doet om ervoor te zorgen dat de gebruikers ongestoord kunnen genieten van hun werk) leidt er niet toe dat de rectificatie daarmee geheel werd ontkracht of inhoudsloos werd. Ook het gegeven dat [appellant] de woorden ‘thans’ in het rood heeft weergegeven, kan niet tot dat oordeel leiden omdat [appellant] daarmee niets anders doet dan benadrukken dat de veroordeling iets afwijkt van wat [bedrijf 3] en [geïntimeerde] hadden gevorderd. Dat [appellant] heeft verzuimd om ook in de onderwerpbalk het woord rectificatie te gebruiken is wel een afwijking van de veroordeling maar in de gegeven omstandigheden niet een die rechtvaardigt dat [appellant] geheel of ten dele dwangsommen verbeurt. Daarbij weegt nog mee dat [appellant] met de tekst “vonnis van de rechter” in de onderwerpbalk en het kort nadien plaatsen van dat vonnis op zijn website het nodige heeft gedaan om de rectificatie onder de aandacht te brengen.