Prejudiciële vragen over zendtijd sponsorlogo's bij opgedeeld beeldscherm en zwarte seconden
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 27 juni 2014, IEF 14233, zaak C-314/14 (Sanoma en Nelonen Media)
  Mediarecht. De Finse Telecomtoezichthouder (verweerster) heeft verzoekster berispt wegens overtreding van de voorschriften inzake maximaal toegestane reclamezendtijd. Het geschil gaat over de zendtijd voor het tonen van sponsorlogo’s. Verzoekster maakt gebruik van de techniek van het opgedeelde beeldscherm waarop tijdens programma-aftiteling ook reclameleaders worden getoond hetgeen volgens verweerster niet de juiste plaats is. Daarnaast moeten volgens verweerster ook de ‘zwarte seconden’ tussen de reclamespots en die tussen voorafgaand programma en reclame worden meegeteld.
Mediarecht. De Finse Telecomtoezichthouder (verweerster) heeft verzoekster berispt wegens overtreding van de voorschriften inzake maximaal toegestane reclamezendtijd. Het geschil gaat over de zendtijd voor het tonen van sponsorlogo’s. Verzoekster maakt gebruik van de techniek van het opgedeelde beeldscherm waarop tijdens programma-aftiteling ook reclameleaders worden getoond hetgeen volgens verweerster niet de juiste plaats is. Daarnaast moeten volgens verweerster ook de ‘zwarte seconden’ tussen de reclamespots en die tussen voorafgaand programma en reclame worden meegeteld.
Verzoekster zou dan ook de toegestane reclamezendtijd met 7 seconden  per uitzenduur overtreden (toegestaan is 12 minuten per uitzenduur).  Verzoekster vraagt de bestuursrechter om vernietiging van het besluit  maar dat wordt afgewezen. De zaak ligt nu voor bij de verwijzende  rechter. Verzoekster stelt dat het in de branche gebruikelijk is dat  sponsorlogo’s ook op andere tijdstippen worden uitgezonden dan aan het  begin of aan het einde van een gesponsorde uitzending of in het kader  van een reclameonderbreking tijdens het programma. Daarom mag het  sponsorlogo niet als reclamezendtijd worden meegerekend. Dit is onder  meer ook de praktijk in Nederland. De door haar gehanteerde  split-screen-techniek voldoet aan de wettelijke eisen (scheiding reclame  van andere programma’s). Aan reclameleaders worden geen andere eisen  gesteld dan dat het om een akoestisch of optisch middel moet gaan. De  ‘zwarte seconden’ zijn geen zendtijd in de zin van RL 2010/13 en worden  ook buiten Finland volgens haar niet als zodanig meegerekend. Verweerster  bestrijdt dit. In ‘zwarte seconden’ kan geen programma worden  uitgezonden zodat deze tot de reclametijd moeten worden gerekend. Ook in Zweden, Noorwegen en IJsland worden de „zwarte seconden” tot de reclamezendtijd  gerekend. In Duitsland, Nederland, België, Litouwen en Roemenië wordt voor zover haar bekend geen  gebruik van „zwarte seconden” gemaakt.
De verwijzende Finse  bestuursrechter besluit het HvJ EU vragen te stellen aangezien het hem  niet bekend is of het Hof al eerder een standpunt heeft ingenomen over  de vraag naar het gebruik van een opgedeeld beeldscherm als  reclameleader. Ook voor het al dan niet meerekenen van ‘zwarte seconden’  heeft hij nadere uitleg nodig van RL 2010/13. Hij formuleert de  volgende vragen:
1. Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm nog daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?
2. In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als „reclamespot” in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moet worden meegerekend?
3. In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip „reclamespot” in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel „mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen” ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de „zwarte seconden” tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?
 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
        