DOSSIERS
Alle dossiers

Wet- en regelgeving  

IEF 1649

Amendementen

- Kamerstuk 29359, nr. 49, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement om directe en actieve toezicht op geneesmiddelenreclame weer bij de inspectie te leggen.
 
- Kamerstuk 29359, nr. 50, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement over het stellen van nadere regels aan gunstbetoon en reclame.

- Kamerstuk 29359, nr. 49, 2e Kamer.  Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement om directe en actieve toezicht op geneesmiddelenreclame weer bij de inspectie te leggen
 
Amendement van het lid Kant. Ontvangen 15 februari 2006 De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Na artikel 81 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 81a Met het toezicht en actieve opsporing op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde omtrent geneesmiddelenreclame zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Toelichting Met dit amendement wordt beoogd het directe en actieve toezicht op de geneesmiddelenreclame weer bij de inspectie te leggen in plaats van dit aan zelfregulering over te laten. De zelfregulering treedt te passief op en de stichting Reclame Code heeft nauwelijks of geen sanctiemogelijkheden. Beter is het actieve toezicht weer aan de inspectie over te laten. Hier gaat – zo bleek uit de jaren dat de sector reclametoezicht op deze manier functioneerde – een zeer preventieve werking van uit. Daarbij hoort ook een centraal meldpunt voor alle klachten over marketingactiviteiten. Kant

- Kamerstuk 29359, nr. 50, 2e Kamer. Vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet; Amendement over het stellen van nadere regels aan gunstbetoon en reclame

Amendement van het lid Kant. Ontvangen 15 februari 2006 De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Na artikel 91 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 91a Bijof krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven betreffende reclame en gunstbetoon. Toelichting Met dit amendement wordt beoogd per amvb nadere regels te kunnen stellen aan gunstbetoon en reclame. Zoals nadere bepalingen over wat binnen de perken (bedragen) is bijgiften, bijeenkomsten of manifestaties; dat gastvrijheid zich niet mag uitstrekken tot andere dan beroepsbeoefenaars; dat manifestaties geaccrediteerd horen te zijn door erkende wetenschappelijke verenigingen; dat er transparantie moet zijn over financiële banden en dat er geen directe banden mogen tussen sprekers en industrie bijmanifestaties. Ook kunnen hierin nadere regels worden gesteld om seeding trials tegen te gaan. De circulaire van de minister inzake beleidsregels nadere invulling begrip gunstbetoon van 5 maart 2003, zou hierbijals grondslag kunnen dienen. Kant

IEF 1543

Bepaalde en beperkte ruimte

Kamerstuk 24557, nr. 66. Kansspelen. Verslag van een algemeen overleg, vastgesteld 20 januari 2006.  De vaste commissie voor Justitie  heeft op 8 december 2005 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en staatssecretaris Wijn van Financiën over o.a  de gedrags- en reclamecode kansspelen, kansspelen via internet en de gedragscode promotionele kansspelen.

Oa: “Het impliceert dat er een zekere ruimte moet zijn voor publiciteit en reclame van de ondernemingen. Wordt die ruimte niet geboden, dan zal het effect zijn dat een groot deel van wat er gespeeld wordt illegaal gebeurt. Tegelijkertijd moet er aan de reclameuitingen wel paal en perk gesteld worden, omdat er uit een oogpunt van consumentenbescherming geen sprake mag zijn van een vrijemarktbeleid. Het tegengaan van kansspelverslaving houdt in dat er in Nederland geen wilde concurrentie ontstaat tussen de verschillende aanbieders van spelen.”

IEF 1533

Terughoudende reclame

Kamervragen nr. 2050606860. Vragen van het lid De Wit (SP) aan de minister van Justitie over het sponsorbeleid van Holland Casino. (Ingezonden 20 januari 2006)

- 1 Bent u op de hoogte van het nieuwe sponsorbeleid van Holland Casino?
- 2 Kunt u bevestigen dat Holland Casino zich thans in haar sponsorbeleid richt op cultuur en entertainment, en uit dien hoofde ondermeer theaterproducties van Joop van den Ende zoals The Beauty and the Beast, Jesus Christ Superstar en Cabaret sponsort?
- 3 Is het u voorts bekend dat Holland Casino deze sponsoring ondersteunt door in haar vestigingen reclame te maken voor bedoelde theaterproducties door bezoekers b.v. kaarten voor deze voorstellingen te laten winnen en speciale musicalnights te organiseren?
- 4 Past deze vorm van sponsoring in de door u voorgestane terughoudende reclame door en voor Holland Casino? Wilt u uw antwoord motiveren?

IEF 1518

Concreet voorbeeld

Kamerstuk 29507, nr. 34, 2e Kamer. Regels voor de financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening); Brief minister over kredietregistratie, reclame voor krediet op radio of tv en Vrijstellingsregeling Wfd + Bijlage Vrijstellingsregeling Wfd en Toelichting Vrijstellingsregeling Wfd.
 
Minister Zalm: “Reclame voor krediet op radio of televisie. Een aantal leden van de commissie suggereerde om voor reclameuitingen voor krediet op radio of televisie verplicht te stellen dat daarin een concreet voorbeeld wordt opgenomen waarmee wordt aangegeven wat de lening in totaal kost. Ik heb dit voorstel overgenomen, omdat ik met deze leden van mening ben dat het wenselijk is de consument, meer dan nu het geval is, reeds in de reclamefase te informeren over de kosten van het lenen van geld.

Verwacht wordt dat een concrete weergave van de totale prijs van de lening afgezet tegen het leenbedrag meer effect heeft op de bewustwording van de consument dan een algemene notie of waarschuwing in een reclame-uiting. Concreet is in artikel 28, tweede lid, van het Besluit financiële dienstverlening het voorschrift opgenomen dat wanneer in een reclame-uiting voor krediet op radio of televisie een effectief kredietvergoedingspercentage of een maandlast met een kredietsom of een kredietlimiet wordt genoemd (een «verlokking»), in die reclameuiting tevens de totale prijs van dat krediet én de bijbehorende kredietsom of kredietlimiet worden genoemd.”

Bijlage: Vrijstellingsregeling Wet financiële dienstverlening en Besluit financiële
Dienstverlening. De Minister van Financiën, gelet op artikel 9 van de Wet financiële dienstverlening;

(…)Artikel 10

1. Van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald zijn vrijgesteld financiële dienstverleners
voor zover zij financiële diensten verlenen ten aanzien van beleggingsobjecten die:
a. worden aangeboden aan minder dan honderd consumenten;
b. deel uitmaken van een serie van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel u,
van het besluit die minder dan twintig beleggingsobjecten omvat;
c. een waarde hebben die niet kan worden bepaald op basis van vooraf in het prospectus,
bedoeld in artikel 35 van het besluit opgenomen objectieve en toetsbare criteria; of
d. worden aangeboden voor een nominaal bedrag per beleggingsobject van ten minste €
50.000,-.
2. De in het eerste lid geregelde vrijstelling is slechts van toepassing indien de
desbetreffende financiële dienstverlener in alle door of namens hem gedane reclameuitingen
en opgestelde offertes inzake het beleggingsobject vermeldt dat hij voor het
verlenen van financiële diensten ten aanzien van het beleggingsobject niet onder toezicht
staat van de toezichthouder.

Lees hier meer over de Wfd  (Ministerie van Financiën).

IEF 1452

Algemeen en veelomvattend

Brief van de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport aan de Stichting Sigarettenindustrie inzake Evaluatie Tabakswet. (bijlage bij Kamerstuk vws0501593). Veel aandacht voor reclame, enkele fragmenten:

"U schrijft dat u momenteel "zelfregulerende maatregelen" bespreekt "ter voorkoming van de combinatie van tabaksreclame en reclame voor bepaalde categorieën van andere producten in tabaksspeciaalzaken". Ik verneem graag te zijner tijd de uitkomst van deze bespreking, evenals de achterliggende doelstelling. Ik vestig uw aandacht in dit verband graag op artikel 5, zesde lid, van de Tabakswet. Dit bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur de verkoop van goederen en diensten die in het bijzonder zijn gericht op minderjarigen te verbieden in tabaksspeciaalzaken en in afgescheiden tabaksverkooppunten in levensmiddelenzaken en warenhuizen, indien daar reclame voor tabaksproducten wordt gemaakt.

(...) Tegen de achtergrond van deze bepaling zou het logischer zijn dat uw besprekingen betrekking hebben op "zelfregulerende maatregelen", gericht op het staken van de verkoop van goederen en diensten die in het bijzonder zijn gericht op minderjarigen in tabaksspeciaalzaken. De Tabakswet definieert wat een tabaksspeciaalzaak is. Het heeft derhalve geen zin om te overleggen waaraan tabaksspeciaalzaken moeten voldoen.

(...) De VWA heeft geconstateerd dat de wijze waarop tabaksproducten worden gepresenteerd in bijvoorbeeld videotheken, winkels bij tankstations en de horeca professioneler, en daarmee zichtbaarder is geworden. (...) Het reclameverbod is algemeen en veelomvattend, met een beperkt aantal specifieke uitzonderingen. Er wordt dan ook geen onderscheid gemaakt in een overtreding door middel van promotieteams of door een poster.

(...) De praktijk leert dat boetes wegens overtredingen van het ruime reclame- en sponsoringverbod, hoe evident deze doorgaans ook zijn, in veel gevallen worden aangevochten. De feiten en omstandigheden zijn bepalend voor het antwoord op de vraag in hoeverre een specifieke gedraging onder een van de uitzonderingsbepalingen – waaronder die voor reguliere presentatie – valt dan wel een overtreding van de Tabakswet vormt. Tijdens de al genoemde presentatie van de VWA op 22 april is aangegeven welke, op dat moment bekende, vormen van presentatie niet als "regulier", en daarmee als een overtreding, worden beschouwd. Aangezien er voortdurend nieuwe vormen van presentatie worden geïntroduceerd, is het onmogelijk voor eens en voor altijd aan te geven wat wel en niet is toegestaan. De VWA heeft dat trouwens ook met zoveel woorden duidelijk gemaakt.

Het uitreiken van premiums bij tabaksproducten, mits daarvoor een vergoeding wordt gevraagd die niet symbolisch is, vormt geen overtreding van de Tabakswet. De VWA heeft echter geconstateerd dat dergelijke premiums voornamelijk gericht lijken te zijn op jongeren: elektronische gadgets, al dan niet voor gebruik met de mobiele telefoon, zijn namelijk vooral aantrekkelijk voor deze doelgroep. Aangezien de begrippen "symbolische vergoeding" en "gericht op jongeren" lastig zijn af te bakenen, valt niet uit te sluiten dat "koppelverkoop" op termijn zonder meer zal worden verboden.

U stelt dat er veel onduidelijkheid heerst over de term reguliere presentatie. Juister is het om te zeggen dat de VWA, onder meer tijdens de presentatie op 22 april, duidelijkheid heeft geboden over dit begrip – wat is wel toegestaan, wat niet – maar dat uw achterban de standpunten van de VWA niet ten volle deelt. Het is uw goed recht om dan via de weg van bezwaar en – eventueel – beroep de wijze waarop de VWA de Tabakswet handhaaft aan te vechten. Dat verschillen van opvatting hiermee inzet van juridische procedures worden, is evident.

IEF 1451

Ook in braille

2 Brieven van de Minister van Volksgezondheid aan Neprofarm / Dhr. C. de Visser inzake nota van wijziging Geneesmiddelenwet. (bijlage bij 2e Kamer, vws0501659): "Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief bericht ik u het volgende. Ik stel het zeer op prijs dat u zich actief betrokken opstelt bij de totstandkoming van de nieuwe Geneesmiddelenwet. U heeft zelfs concrete voorstellen gedaan voor aanpassing van een aantal bepalingen. Van sommige daarvan heb ik dankbaar gebruik kunnen maken ter verbetering van het wetsvoorstel. Ik dank u daarvoor. Evenals u betreur ik het dat de datum waarop de richtlijnen 2004/27/EG en 2004/24/EG zouden moeten zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving, zijnde 30 oktober 2005, niet is gehaald.Daardoor ontstaat er inderdaad een discrepantie tussen de Nederlandse wetgeving en de desbetreffende Europese regels. Door het nemen van maatregelen van organisatorische aard met betrekking tot de aanvraag of de verlening van vergunningen, hoop ik deze discrepantie in de praktijk zoveel mogelijk te beperken." Enkele fragmenten over aanduidingen, etikettering en reclame:

"(...) Anders dan u ben ik van mening dat er geen behoefte bestaat aan een definitie van traditioneel kruidengeneesmiddel ter afgrenzing van kruidenpreparaten. Een product dat in de wandeling een kruidenpreparaat wordt genoemd, maar niet onder de definitie van geneesmiddel valt, valt niet onder de reikwijdte van de Geneesmiddelenwet. In dat geval is in beginsel de Warenwet van toepassing. Indien een product dat in de wandeling een kruidenpreparaat wordt genoemd, maar wel onder de definitie van geneesmiddel valt, valt het in elk geval onder de reikwijdte van de Geneesmiddelenwet. Het gaat er niet om hoe een product wordt genoemd, maar om de aard van het product.

(...) ben ik nog steeds van mening dat de naam van het geneesmiddel ook in braille op de buitenverpakking en de primaire verpakking moet worden aangebracht, behalve bij blistervepakkingen of hele kleine verpakkingen. Ook de Raad van State was die mening toegedaan. Hoewel ook ik van mening ben dat het beter zou zijn geweest als dit voorschrift zich zou hebben beperkt tot buitenverpakkingen, kan van de nationale wetgever niet worden verwacht dat zij de van de richtlijn afwijkende interpretatie die de Commissie nu geeft in de braille richtsnoeren, in de wet gaat opnemen. De beste weg om deze discrepantie weg te nemen, is het indienen door de Commissie van een voorstel tot wijziging van richtlijn 2001/83 op dit punt. Ik heb aan de Tweede Kamer voorgesteld om in artikel 69, lid 3, van het wetsvoorstel de zinsnede "in braille of in een voor slechtzienden geschikte vorm" te vervangen door: in een voor blinden of slechtzienden geschikte vorm. Voorts wordt voorgesteld de laatste volzin van het derde lid in te voegen: op verzoek van patiëntenorganisaties.

(...) Wat betreft uw opmerkingen met betrekking tot vergelijkende reclame, wijs ik er op dat deze vorm van reclame, met uitzondering van één situatie, niet is verboden. Ingevolge artikel 90, onder b, van de richtlijn is vergelijkende reclame in de zin van het vermelden of de indruk wekken dat de werking van een geneesmiddel beter is dan die van een ander geneesmiddel, verboden. Artikel 85, onder b, waarin artikel 90, onder b, van de richtlijn is geïmplementeerd, heeft voor zover het de vergelijking betreft, uitsluitend betrekking op de werking van een geneesmiddel."

IEF 1437

Zogenoemde buttons of banners

Antwoord op 2e kamervragen, 3 januari 2005, nr. 2050604240. Vragen van het lid Örgü (VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, over reclame bij uitzendinggemist.nl en bij FunX. (Ingezonden 2 december 2005). Antwoord van de staatssecretaris (Ontvangen 28 december 2005): 

1 Ja, de STER wil beginnen met commercials bij Uitzendinggemist.

2. Reclame-uitingen op websites van de publieke omroep bestaan al enige jaren. Ook reclame-uitingen bij Uitzendinggemist.nl zie ik dus niet als nieuw. Een oordeel over de toelaatbaarheid in dit specifieke geval is aan het Commissariaat voor de Media. De vormgeving van de reclames zal niet anders zijn dan al enige jaren het geval is bij internetdiensten van de publieke omroep. Er zal dus sprake zijn van zogenoemde buttons of banners waarbij de consument als hij dat wil kan doorklikken naar de website van de betreffende adverteerder.

3. De bepalingen uit de Mediawet ten aanzien van reclame zijn niet onverkort van toepassing op internetactiviteiten. De reclamebepalingen in de Mediawet zien alleen op radio en televisie programma's. Ten aanzien van internetactiviteiten heeft het Commissariaat voor de Media nadere regels gesteld in de «notitie neventaken publieke omroep 2002». Paragraaf 5 van de notitie geeft de omgang met reclame en sponsoring weer bij internetactiviteiten. Onderdeel g van paragraaf 5.1. geeft het kader waarbinnen deze activiteiten zich dienen af te spelen. Het voorschrift is als volgt: «een reclameboodschap, bijvoorbeeld in de vorm van een «button» of «banner», al dan niet voorzien van een hyperlink naar de site van de betreffende adverteerder, dient duidelijk als zodanig herkenbaar te zijn en voorzien te zijn van de vermelding «advertentie» of «ingezonden mededeling» boven de reclameboodschap». Het commissariaat houdt hierop toezicht uit hoofde van zijn reguliere taak.

4. Zie mijn antwoord op 3.

5. Het is FunX toegestaan om binnen het kader van de Mediawet reclame-inkomsten te verwerven. FunX heeft in haar bedrijfsplan een begroting, waar reclame-inkomsten deel van uitmaken. Het staat FunX vrij om de exploitatie van hun reclame-inkomsten uit te besteden. FunX heeft het voornemen dit te beleggen bij de STER gezien de relatie die er bestaat met de NOS, bij de invulling van het Colorfulkabelkanaal (FunX supported by BNN). Voor deze versie geldt dat alle Mediawettelijke bepalingen onverkort van toepassing zijn. Het Commissariaat voor de Media houdt toezicht op de bepalingen van de Mediawet.

6. Ik streef ernaar de betreffende AMvB medio 2006 in werking te laten treden. 

Vragen:

1. Wil de STER in 2006 beginnen met het vertonen van commercials op uitzendinggemist.nl, teneinde een extra jaarlijkse omzet van enkele miljoenen euro's te genereren?

2. Zal in de mediaplayer van de publieke omroep tevens een button verschijnen met een link naar de website van de adverteerder?

3. Deelt u de mening dat het direct linken naar de websites van adverteerders en het uitzenden van reclame bij de «video on demand»-diensten van de publieke omroep een onwenselijke ontwikkeling is? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om commercials van de publieke «video on demand»-diensten te weren?

4. Onderzoekt het Commissariaat voor de Media of de publieke omroep met het direct linken naar de websites van adverteerders en het vertonen van commercials op uitzendinggemist.nl op grond van artikel 55 en artikel 57a, eerste lid, van de Mediawet dienstbaar is aan het maken van winst door derden en zich schuldig maakt aan concurrentievervalsing? Zo neen, waarom niet?

5. Wil FunX haar reclame-exploitatie bij de STER onderbrengen, teneinde haar reclameomzet van € 350 000,– te vergroten tot € 600 000,–?2 Zo ja, onderzoekt het Commissariaat voor de Media of FunX gezien deze veranderde omstandigheden dienstbaar is aan het maken van winst door derden en zich schuldig maakt aan concurrentievervalsing? Zo neen, waarom niet?

6 Waarom is de in het wetvoorstel inzake de aanpassing van de organisatie en besturing van de publieke omroep3 aangekondigde AMvB die zal voorzien in een duidelijke toedeling en beschrijving van neventaken en passende criteria voor toetsing nog niet in werking getreden? Wanneer zal die AMvB in werking treden?

IEF 1382

Effecten van zelfregulering

Kamerstuk 29894, nr. 10, 2e Kamer. Evaluatie Drank- en Horecawet; Brief minister Hoogervorst over alcoholreclame.

“Tijdens het debat inzake het Verslag Algemeen Overleg over de beleidsbrief Alcohol&Jongeren en de Drank- en Horecawet, hebben de Kamerleden Van der Staaij en Timmer in een motie verzocht om voor het eind van 2005 inzicht te geven in de effecten van de afspraken met betrekking tot de zelfregulering, het aantal getoetste reclames, afgewezen reclames, opgelegde boetes en de tijdstippen waarop alcoholreclames worden uitgezonden.

Ik wil u graag over deze effecten van de zelfregulering informeren. Echter, om aan dit verzoek te kunnen voldoen heb ik (reclame)gegevensnodig over het jaar 2005. Deze gegevenskomen pasbegin 2006 beschikbaar. Ik verwacht daarom uiterlijk in maart 2006 aan deze motie te kunnen voldoen.”

IEF 1348

Televisie zonder grenzen / is al geplaatst

De Europese Commissie heeft gisteren een voorstel ingediend om de EU-richtlijn “Televisie zonder grenzen” uit 1989 te actualiseren. Doel hiervan is "gelijke tred te houden met de snelle technologische en marktontwikkelingen in de Europese audiovisuele sector". Onderdeel van de voorstel Richtlijn is zijn flexibelere voorschriften voor tv-reclame. Zo mogen zenders volgens de Richtlijn voortaan zelf bepalen op welke manier ze programma’s onderbreken voor het uitzenden van de reclame. De oude eis dat er minimaal twintig minuten tussen twee blokken moeten zitten, wordt afgeschaft. De maximale reclametijd per uur blijft staan op twaalf minuten. De commissie stelde ook regels op voor splitscreen advertising, virtuele en interactieve reclame. Nationale regels ten aanzien van die reclametechnieken zullen vervallen en worden vervangen door Europese.

Lees hier persbericht Commissie.
IEF 1346

Stemmingen

In stemming komt de motie-Van Dam/Örgü over doorvoering van een vergaande deregulering in de Mediawet (30300-VIII, nr. 65);

(“Constaterende, dat in de Nederlandse mediawetgeving en het toezicht daarop strengere eisen worden gesteld aan de mogelijkheden om gesponsorde programma’s en reclame uit te zenden dan volgens de Richtlijn televisie zonder grenzen strikt noodzakelijk is;

overwegende, dat deze strenge regels voor reclame en sponsoring in de Nederlandse Mediawet commerciële omroepen belemmeren in te spelen op ontwikkelingen; overwegende, dat deze regels bovendien nauwelijks houdbaar zijn door eenvoudige internationale uitwijkmogelijkheden voor media en de opkomst van radio en televisie via internet;

voorts overwegende, dat het onwenselijk is dat de Nederlandstalige commerciële zenders wel op dezelfde markt concurreren, maar niet op dezelfde voorwaarden; verzoekt de regering in de eerstvolgende voorziene wijzigingsvoorstellen voor de Mediawet een vergaande deregulering door te voeren, zodoende dat er in elk geval een gelijk speelveld is tussen partijen die actief zijn op de Nederlandse markt en op basis van onderzoek naar de effecten van verdergaande deregulering nadere voorstellen te doen”)

De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de Groep Lazrak, D66, de Groep Wilders, de VVD, het CDA, de LPF en de Groep Nawijn voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Örgü over het tegen vergoeding toelaten van derden tot de archiefbeelden van de NOS (30300-VIII, nr. 73); (Lees motie hier).