DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 28 juli 2014
IEF 14074
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Tegen spreekkoren met het woord Jood

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 25 juli 2014, IEF 14073 (Stichting Bestrijding Antisemitisme tegen KNVB)
Mediarecht. Rechtspraak.nl: De Stichting Bestrijding Antisemitisme heeft het kort geding dat het had aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) verloren. De stichting eiste dat de KNVB, wanneer in een stadion spreekkoren met het woord Jood voorkomen, ‘adequate maatregelen’ moet nemen, zoals het stilleggen van een wedstrijd. Volgens de stichting is het gebruik van het woord Jood in spreekkoren antisemitisch. De rechter kon over die vraag binnen de beperkte kaders van een kort geding geen goed oordeel geven.

4.4. Partijen zijn het niet eens over de vraag of de spreekkoren zoals die geklonken hebben op 20 april 2014, in objectieve zin als antisemitisch zijn aan te merken en op die grond tot ingrijpen van de wedstrijdorganisator dienen te leiden (waarschuwen door de stadionspeaker/stilleggen van de wedstrijd/staken van de wedstrijd). Naar de voorzieningenrechter verstaat, op grond van de in zoverre eensluidende stellingen van partijen, zijn zij het er wel over eens dat - ook als die spreekkoren in objectieve zin niet als antisemitisch zijn aan te merken - zij wel in subjectieve zin door aanhoorders als antisemitisch en kwetsend kunnen worden ervaren en dat dat rechtvaardigt dat die spreekkoren worden teruggedrongen. Naar KNVB voldoende aannemelijk heeft gemaakt, is in dat verband overleg noodzakelijk met alle betrokken (voetbal-, supporters- en veiligheidsinstanties en Joodse organisaties), opdat bij degenen die die bedoelde spreekkoren aanheffen bewustheid wordt gecreëerd omtrent het karakter daarvan en om in verband daarmee te kunnen komen tot een passend beleid ter terugdringing van die spreekkoren en tot adequate maatregelen daartoe die handhaafbaar zijn. KNVB heeft ter zitting aangeboden in dat overleg het voortouw te nemen.

4.5. Daarbij is voorts aannemelijk dat in dat overleg een belangrijke rol voor Ajax zelf is weggelegd, omdat KNVB slechts twee wedstrijden per jaar organiseert, omdat Ajax voor het verloop van al haar thuiswedstrijden zelf verantwoordelijk is, maar vooral omdat het voortduren van de bedoelde spreekkoren mede is gebaseerd op het gebruik van de woorden “Jood” en “Joden” (als geuzennaam) door de Ajaxsupporters zelf en Ajax geacht moet worden op die praktijk aanmerkelijke invloed uit te kunnen oefenen. Dat Stichting BAN, naar zij heeft gesteld, al in 2011 met Ajax afspraken heeft gemaakt, maakt dat niet anders, nu niet ter discussie staat dat Ajax - net als KNVB dus - ook niet optreedt tegen de bedoelde spreekkoren of tegen het gebruik door haar supporters van de naam “Jood” en Stichting BAN niet heeft toegelicht welke afspraken zij met Ajax heeft gemaakt en waarom zij op grond daarvan Ajax sindsdien niet meer aanspreekt.

4.6. Op grond van dit een en ander is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit kort geding een te beperkt kader biedt om reeds thans - door toewijzing van het gevorderde - vooruit te kunnen lopen op het oordeel dat in een eventueel bodemgeschil omtrent deze kwestie zou worden gewezen, zowel wat de vraag betreft of (en in welke mate) de bedoelde spreekkoren als antisemitisch en kwetsend zijn aan te merken, als wat de daarmee samenhangende vraag betreft met welke feitelijke maatregelen aan de terugdringing ervan gewerkt dient te worden en de vraag welke maatregelen daartoe (thans en/of in de nabije toekomst) handhaafbaar zijn.

4.7. In het voordeel van KNVB speelt daarbij voorts een rol dat KNVB ter zitting heeft aangevoerd – en voldoende aannemelijk gemaakt - dat er aan toewijzing van de door Stichting BAN gevraagde voorzieningen onbeheersbare veiligheidsrisico’s zitten, omdat de verwachting is dat van (de handhaving van) een plotseling algeheel verbod op het gebruik van het woord “Jood” zo kort vóór de wedstrijd een zeer escalerend effect zal uitgaan. Daarnaast heeft zij toegelicht dat het voor haar niet mogelijk is om de gevorderde maatregelen voor 3 augustus 2014 te treffen en (met het oog op de handhaafbaarheid) voldoende openbaar te maken. Dit betekent dan ook dat de gevolgen (voor KNVB, maar ook in breder verband) bij oplegging van het gevorderde gebod te ingrijpend zijn om daartoe thans over te gaan, zo daar overigens reeds aanleiding toe zou bestaan.