Gepubliceerd op dinsdag 8 april 2008
IEF 5945
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Er zijn op dit moment (HB)

Gerechtshof Amsterdam, 3 april 2008, LJN: BC8835, Appellant tegen Q-Music Nederland B.V

Voorlezen van verkeersinformatie leidt ook in hoger beroep niet tot uitvoerend kunstenaarschap in de zin van de Wet Naburige Rechten. Geen werk en geen geschrift: “ Er is geen aanleiding deze uitbreiding van bescherming buiten het werkbegrip van de Auteurswet ook toe te passen op de – op basis van dat werkbegrip gedefinieerde - bescherming krachtens de WNR.” Geen sprake van voortgezet gebruik dat strijdig is met radio-gewoonterecht.

Eiser A was vanaf 1 maart 2001 als diskjockey / presentator van radioprogramma's  in dienst van Q-Music. Daarnaast heeft hij ten behoeve  van een telefonische wegeninformatieservice standaardteksten ingesproken. Deze teksten besaan uit circa 3750 locaties, 300 gebeurtenissen en 110 getallen (zoals  "er zijn op dit moment", "5", "kilometer", "A", "2", "langzaamrijdend verkeer"). De daadwerkelijke verkeerinformatie kan dan later worden samengesteld uit deze ingesproken bestanddelen.

Appellant  vordert schadevergoeding voor het gebruik van zijn stem door Q-Music gedurende zeven weken na beëindiging van zijn dienstverband. Het hof wijst de klacht van eiser af en  bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

“4.3. Voor bescherming als uitvoerend kunstenaar in de zin van de WNR is ingevolge de in art. 1 sub a van die wet gegeven definitie, voor zover hier van belang, vereist dat sprake is van het uitvoeren van een werk van letterkunde of kunst. Deze bewoordingen zijn ontleend aan de Conventie van Rome (1961), die op zijn beurt aansluit bij de terminologie van de Berner Conventie. Nu de WNR zelf geen definitie geeft van het begrip ‘werk’ moet, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen en door appellant ook wordt aanvaard, worden aangenomen dat hier met een werk bedoeld wordt een werk in de zin van de Auteurswet (Aw). Om aan die kwalificatie te voldoen is volgens vaste jurisprudentie vereist dat het betrokken voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

4.4. De door appellant voorgelezen teksten voldoen niet aan dit criterium. Zij bestaan immers uit tekstblokken met louter feitelijke gegevens die, na door de computer te zijn samengevoegd, een tekst opleveren die bijvoorbeeld luidt: “er zijn op dit moment / 5 / files met een totale lengte van / 23 / kilometer / Hier volgt een overzicht van / 14 / uur”, alsmede plaatsaanduidingen en verdere verkeersomstandigheden zoals “langzaamrijdend verkeer” en “door een ongeval met een vrachtauto”. Appellant voert nog wel aan (pleitnota hoger beroep blz. 4) dat het op schrift stellen van alle mogelijke files, met alle mogelijke oorzaken en lengten “waarschijnlijk wel” een eigen en oorspronkelijk karakter heeft, maar voert geen feiten of omstandigheden aan die een dergelijke gevolgtrekking rechtvaardigen. Er zijn geen aanwijzingen dat de onderhavige verzameling van feitelijke gegevens het resultaat is van een selectie die de persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt. Of het uitvoeren door appellant, dat wil zeggen het inspreken van alle tekstblokken, zoals hij stelt, getuigt van enige persoonlijke inbreng is hier verder niet van belang. Immers, bescherming krachtens de WNR komt appellant slechts toe als het om een werk gaat dat, zoals overwogen, zelf een eigen en oorspronkelijk karakter dient te hebben.

4.5. Appellant heeft betoogd dat de door hem voorgelezen teksten wel degelijk werken zijn als bedoeld in de WNR respectievelijk de Auteurswet nu zij vallen onder de rubriek “alle andere geschriften” in art. 10 lid 1 aanhef en onder 1o Aw. Dit betoog houdt geen stand. Van een werk in de zin van de Auteurswet is, gelijk werd overwogen, hier geen sprake nu de voorgelezen teksten geen eigen, oorspronkelijk karakter hebben en derhalve niet voldaan is aan het auteursrechtelijke werkcriterium. Met betrekking tot zulke niet-oorspronkelijke geschriften is in de jurisprudentie het regime van de zogenoemde (auteursrechtelijk in omvang beperkte) geschriftenbescherming ontwikkeld. Er is geen aanleiding deze uitbreiding van bescherming buiten het werkbegrip van de Auteurswet ook toe te passen op de – op basis van dat werkbegrip gedefinieerde - bescherming krachtens de WNR.

4.6. Dit brengt mee dat appellant geen aanspraak kan maken op bescherming krachtens de WNR. Grief I treft daarom geen doel.

(…) 4.8. Appellant acht het handelen van Q-Music in strijd met de in de radiowereld bestaande gewoonte dat de stem van een diskjockey op geen enkele wijze is “te horen of te gebruiken” bij een concurrerend radiostation in alle uitingen van dat station na vertrek bij dat station en indiensttreding bij een ander station. Volgens appellant had Q-Music het gebruik van zijn stem overeenkomstig die gewoonte na zijn vertrek bij het radiostation Noordzee FM van Q-Music en zijn indiensttreding bij Veronica zo snel mogelijk, althans binnen enkele dagen, moeten staken en niet pas zeven weken na het beëindigen van het dienstverband.

4.9. In een situatie als de onderhavige dient, ook indien wordt uitgegaan van de genoemde gewoonte, aan de werkgever een redelijke termijn te worden gegund om de stem van haar telefonische wegeninformatieservice te vervangen. Ook in de eigen stellingen van appellant wordt daarvoor wel ruimte aanwezig geacht. Hoewel wel vaststaat – het is door Q-Music niet weersproken - dat appellant zelf het inspreken in drie dagen had gedaan, acht het hof de bedoelde redelijke termijn hier niettemin niet overschreden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het niet alleen gaat om de voor het inspreken benodigde tijd, maar ook om het vinden van een geschikte inspreker en de verdere voorbereiding. Voorts speelt bij dit oordeel een belangrijke rol dat het hier gaat om stemgebruik voor een nevenactiviteit van Q-Music, waarvoor appellant afzonderlijk was betaald, en niet om een stemgebruik waarmee zij zich als radiostation in die hoedanigheid profileert zoals dat het geval kan zijn bij stemgebruik voor uitgezonden commercials en jingles. Dat de stem op de telefonische informatielijn mogelijk door het publiek herkend wordt als de stem van appellant doet hier niet aan af. Bovendien is gesteld noch gebleken dat appellant daadwerkelijk problemen heeft ondervonden bij zijn nieuwe werkgever of (anderszins) schade heeft geleden door het nog enige tijd voortdurende gebruik van zijn stem voor de verkeersinformatielijn van een ander radiostation.”

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Amsterdam hier. Noot bij dat vonnis van Dirk Visser hier (AMI).