Gepubliceerd op woensdag 20 februari 2013
IEF 12357
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Wet oneerlijke handelspraktijken gelding middels reflexwerking

Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen 20 februari 2013, LJN BZ1615 (Koninklijke Vereniging MKB-Nederland, Stichting Gilde tegen Holland Internet Group B.V. en Telefoongids.com B.V.)

Uitspraak mede ingezonden door Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals.

Reclamerecht (RB 1626). Wet op de Oneerlijke Handelspraktijken. Internetadverteerder. Acquisitiefraude. Artikel 3:305a BW. Collectieve actie. Reflexwerking. Bewijslast. Artikel 6:193j BW. Dwaling. Vernietiging.

Stichting Gilde is door Telefoongids.com telefonisch benaderd omtrent de advertentiemogelijkheden op de website. Telefoongids.com heeft aan Stichting Gilde een offerte gefaxt, waarin (in kleine letters) was vermeld dat op de website een advertentie van Stichting Gilde geplaatst zou worden voor de duur van 36 maanden, tegen een prijs van € 150,00 per maand, en (in grote letters) de naam van Stichting Gilde was vermeld. Nadien heeft telefonisch een ‘verificatiegesprek’ plaatsgevonden, van welk gesprek door Telefoongids.com een geluidsopname is gemaakt. Na ontvangst van de Nota heeft Stichting Gilde gemaild dat zij ‘het abonnement’ wil stopzetten, omdat zij is geschrokken van de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag, zich niet kan herinneren daar toestemming voor gegeven te hebben en de stichting een vrijwilligersorganisatie betreft.

De vordering om de voor een consument geldende wettelijke regeling met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken middels reflexwerking ook te laten gelden voor ondernemers c.q. ondernemingen, wordt afgewezen omdat de principiële beslissing dat ook andere groepen dan consumenten extra bescherming dienen te krijgen de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat. Het is uitsluitend aan de wetgever algemene regels uit te vaardigen over een bijzondere mate van rechtsbescherming voor bepaalde groepen in de samenleving.

Ter zake de individuele vordering van de stichting oordeelt de rechtbank dat de stichting ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met de internetadverteerder ter zake van het plaatsen van een advertentie op diens website, in een aan een consument vergelijkbare positie verkeerde. Omdat de kwetsbaarheid van de stichting wat betreft acquisitie te vergelijken is met die van een consument zijn de beschermende bepalingen van de wet op de oneerlijke handelspraktijken op de stichting van overeenkomstige toepassing.

De rechtbank acht het, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:193j BW, passend de bewijslast om te keren in die zin dat de internetadverteerder wordt belast met het bewijs van het juist en volledig informeren van de stichting, omdat de internetadverteerder als professionele partij het initiatief heeft genomen wat betreft het tot stand brengen van de overeenkomst en het tot haar mogelijkheden behoorde om het eerste telefonische gesprek zodanig vast te leggen, dat hier in een procedure door de rechter kennis van kan worden genomen.

Nu in het onderhavige geval het eerste telefoongesprek niet (meer) voorhanden is, en voor het overige door de internetadverteerder onvoldoende bewijs is geleverd dat de bejegening door haar van de stichting niet misleidend is geweest, en zij ter zake geen nader bewijs heeft aangeboden, heeft de internetadverteerder het benodigde bewijs niet geleverd. Aldus dient aangenomen te worden dat de stichting ten tijde van het aangaan van de overeenkomst is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, hetgeen leidt tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling.

MKB-Nederland is ontvankelijk
4.1.7. Ten slotte is naar het oordeel van de rechtbank ook voldaan aan de voorwaarde voor ontvankelijkheid dat voldoende moet zijn getracht het gevorderde door het voeren van overleg te bereiken, nu voorafgaande aan het instellen van de vordering een overleg heeft plaatsgevonden over de wijze van acquisitie door de aan HIG gelieerde ondernemingen.

4.1.8. De rechtbank concludeert derhalve dat MKB ontvankelijk is in haar op grond van artikel 3:305a BW ingestelde vordering.

Rechter acht zich onbevoegd om in algemene termen te bepalen dat een MKB ondernemer een beroep op de WOH via reflexwerking toekomt.
4.3.6. De rechtbank heeft er kennis van genomen dat op enig moment van regeringszijde in de Tweede Kamer is aangegeven (zie hiervoor onder r.o. 2.9.) dat het ter beoordeling van de rechter is om te voorzien in rechtsbescherming voor kleine zelfstandigen tegen oneerlijke handelspraktijken. Dit is juist voor zover het gaat om rechtspraak in individuele gevallen, waarbij geoordeeld wordt binnen het huidige wettelijke kader. Uit de verdeling van taken en verantwoordelijkheden van de wetgever enerzijds, de rechter anderzijds, vloeit echter voort dat uitsluitend nadere besluitvorming in Den Haag of Brussel zal kunnen leiden tot wijziging van de regels die de rechter toepast en daarmee tot een fundamenteel betere rechtsbescherming voor kleine ondernemers/ondernemingen.

Eerste jurisprudentie over reflexwerking aan Wet Oneerlijke Handelspraktijken
4.5.5.  De wet betreffende oneerlijke handelspraktijken biedt slechts (extra) bescherming voor consumenten. MKB c.s. willen de hierin opgenomen regeling echter middels 'reflexwerking' ook voor Stichting Gilde van toepassing laten zijn. Met betrekking tot zulke reflexwerking overweegt de rechtbank dat deze slechts mogelijk is indien de toepassing van de regeling die bijzondere bescherming aan consumenten biedt, kan worden geplaatst in het kader van een algemene norm die eveneens strekt tot bescherming van een partij als Stichting Gilde. Deze algemene norm kan in casu worden gevonden in artikel 6:162 BW, betreffende de onrechtmatige daad. Uit deze bepaling volgt dat een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, als een onrechtmatige daad moet worden aangemerkt. Artikel 6:162 BW strekt tot bescherming van iedereen. Misleiding is een onrechtmatige daad. Met de regeling van de oneerlijke handelspraktijken heeft de wetgever een verbijzondering (species) van de algemene regeling van de onrechtmatige daad willen geven. Gelet hierop zal de rechtbank in het navolgende beoordelen of Stichting Gilde een beroep kan doen op reflexwerking.

4.5.7.  De rechtbank dient, overeenkomstig het in het eerste lid van artikel 6:193j BW bepaalde, te beoordelen of, gelet op omstandigheden van het geval en de rechtmatige belangen van partijen, het passend is om Telefoongids.com te belasten met het bewijs van het juist en volledig informeren van Stichting Gilde. De rechtbank acht het passend de bewijslast aldus om te keren omdat Telefoongids.com als professionele partij het initiatief heeft genomen wat betreft het op afstand tot stand brengen van de advertentieovereenkomst. Het behoorde tot haar mogelijkheden en lag (dus) op haar weg om daarbij elke stap (elk gesprek, iedere schriftelijke communicatie) zodanig vast te leggen, dat hier in een procedure als de onderhavige door de rechter kennis van kan worden genomen.

4.5.10.  Aangenomen kan worden dat Stichting Gilde door de oneerlijke handelspraktijk bij het aangaan van de overeenkomst is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken om¬trent het product, de prijs en de hoedanigheid van de contractspartner. Gelet op de inhoud van het eerste gesprek kon Telefoongids.com weten dat Stichting Gilde dwaalde en had zij Stichting Gilde hierover moeten inlichten. De vordering tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling moet daarom worden toegewezen (artikel 6:228, eerste lid, sub b, BW).

Op andere blogs:
Ius Mentis (Geen principiële uitspraak over acquisitiefraude in proefproces MKB Nederland)