Gepubliceerd op dinsdag 28 april 2009
IEF 7851
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

(Impliciete) toestemming tot gebruik

Rechtbank Utrecht, 22 april 2009, LJN: BI1951, gevoegde zaken, Eiser tegen Non Plus Ultra B.V. en Non Plus Ultra B.V. tegen Moooi B.V.

Auteursrecht. Productfotografie. Interessante vraag of internetwinkel ervan mocht uitgaan dat zij toestemming had om auteursrechtelijk beschermde foto's op cd-rom te gebruiken in het geval die internetwinkel de cd-rom's van de leverancier krijgt toegestuurd. Rechtbank oordeelt dat foto's auteursrechtelijk beschermde werken zijn.  Bewijsopdracht waarbij gedaagde NPU moet aantonen op grond van de handelsrelatie met Moooi (impliciete) toestemming te hebben gehad om de productfoto’s te gebruiken. 
 
Eiser is beroepsfotograaf, NPU houdt zich bezig met de verkoop van producten via internet en Moooi handelt onder meer in designmeubelen. In opdracht van Moooi heeft eiser de objecten uit de collectie van Moooi gefotografeerd Medio 2007 heeft eiser geconstateerd dat op een tweetal designwebsites een groot aantal van de foto’s zijn afgebeeld. De foto’s zijn door NPU geplaatst. Na sommatie heeft NPU de foto’s van de websites verwijderd maar heeft de gestelde schade niet willen vergoeden. I.c. wordt Moooi door NPU in vrijwaring opgeroepen.

Auteursrecht: 5.4.  De rechtbank is, na bestudering van de in het geding zijnde foto’s, van oordeel dat deze foto’s een voldoende eigen oorspronkelijk karakter hebben om daaraan auteursrechtelijke bescherming toe te kennen. Daarvoor is redengevend dat - anders dan door NPU is gesteld - de door [eiser] gemaakte foto’s niet simpelweg bestaan uit een “fotografische” vastlegging van de producten van Moooi. De foto’s kenmerken zich namelijk door een eenvormige wijze van belichting (sterkte en hoek) en een specifieke schaduwvorming die daardoor ontstaat. Daarnaast valt op dat alle foto’s een zelfde kleurstelling hebben, die opvallend afsteekt tegen de telkens terugkerende witte achtergrond. Als gevolg van deze door [eiser] gemaakte keuzes bij het maken van de foto’s ontstaat een duidelijke en herkenbare lijn, die door [eiser] ter comparitie is aangeduid als “de constante”. Ten slotte blijkt uit de foto’s dat [eiser] bij ieder gefotografeerd object een standpunt van de camera heeft gekozen dat het object - naar zijn mening - het beste doet uitkomen. Ook dit element brengt mee dat de foto’s van [eiser] meer omvatten dan - uitsluitend - een technische weergave van gefotografeerde objecten en daarom auteursrechtelijk beschermde werken zijn.

Bevoegdheid tot verveelvoudigen, artikel 12b AW: 5.6. (…) Mocht de situatie zo zijn dat de cd-rom’s met foto’s van [eiser] (met zijn toestemming) op de markt zijn gebracht en dat NPU eigenaar van één van die cd-rom’s is geworden, dan volgt uit deze omstandigheden en uit het bepaalde in artikel 12b Aw dat NPU bevoegd was om die cd-rom’s (verder) te verhandelen. Net zoals de eigenaar van een boek bevoegd is dat werk door te verkopen. Uit het bepaalde in artikel 12b volgt daarentegen niet - gelijk [eiser] ter comparitie heeft gesteld - dat het NPU was toegestaan de foto’s van de cd-rom te kopiëren en vervolgens op de websites te plaatsen (de eigenaar van een boek mag dat werk zonder toestemming van de auteursrechthebbende ook niet kopiëren en in die vorm verder exploiteren). Het gebruik dat NPU van de cd-rom heeft gemaakt gaat dus verder dan het in artikel 12b omschreven toegestane gebruik, zodat NPU een beroep op dat artikel in deze niet toekomt.

Bevoegdheid tentoonstellen etc., artikel 23 Aw: 5.7.  Verder doet NPU een beroep op het bepaalde in artikel 23 Aw. In dit artikel wordt aan de eigenaar, bezitter of houder van een werk de bevoegdheid gegeven om dit werk te verveelvoudigen of openbaar te maken voor zover dat noodzakelijk is voor openbare tentoonstelling of openbare verkoop van dat werk, een en nader met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik. Naar het oordeel van de rechtbank mist dit artikel in de onderhavige situatie toepassing. Dit oordeel steunt op de omstandigheid dat het in deze zaak niet gaat om het recht van NPU om op de websites afbeeldingen te plaatsen ter promotie van door haar te koop aangeboden (auteursrechtelijk beschermde) artikelen van Moooi, maar om de vraag of zij daarbij gebruik mag maken van auteursrechtelijk beschermde foto’s. De vergelijking die NPU in haar processtukken maakt tussen de onderhavige kwestie en de zaak Swatch/Makro (gerechtshof Amsterdam 19 mei 1994, LJN AK2167) gaat reeds daarom niet op. Daarnaast is het zo dat het voor NPU niet noodzakelijk was om ter promotie van de verkoop van de artikelen van Moooi de door [eiser] gemaakte foto’s te gebruiken. NPU had immers ook zelf foto’s van die artikelen kunnen (doen) maken en voor promotiedoeleinden kunnen gebruiken. Nu op grond van deze omstandigheden de conclusie al is dat het beroep van NPU op artikel 23 Aw wordt verworpen, kan het antwoord op de vraag of de foto’s door NPU zijn gebruikt ten behoeve van “een openbare tentoonstelling of openbare verkoop”, en zo niet, of dat toepassing van artikel 23 Aw wel of niet in de weg staat, in het midden blijven.

Afweging van belangen (Dior/Evora): 5.8.  Onder verwijzing naar genoemde zaak Swatch/Makro en de zaak Evora/Dior (HR 20 oktober 1995, LJN ZC1845) heeft NPU voorts gesteld dat een redelijke en billijke afweging van de belangen van [eiser] en NPU tot het oordeel moet leiden dat NPU de foto’s van eerstgenoemde op de websites heeft mogen gebruiken ter promotie van de artikelen van Moooi. Om dezelfde redenen als hiervoor onder 5.7. genoemd slaagt dit verweer van NPU niet. Uit genoemde uitspraken kan weliswaar - kort gezegd - de conclusie worden getrokken dat de wederverkoper van artikelen ook reclame voor die artikelen moet kunnen maken, bijvoorbeeld door het plaatsen van foto’s in een brochure, maar uit dat recht volgt niet dat die wederverkoper daarvoor auteursrechtelijke beschermde foto’s van derden mag gebruiken dan wel dat dit gebruik noodzakelijk is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat bij een redelijke afweging van de belangen van partijen het belang van NPU bij het gebruik van de foto’s niet (zonder meer) prevaleert boven het belang van [eiser] bij handhaving van de aan hem toekomende auteursrechten. Redengevend hiervoor is dat ook in de huidige informatiemaatschappij, waarbij het steeds eenvoudiger is om werken te reproduceren, een toereikende bescherming van het auteursrecht moet worden gegarandeerd. Het reproductierecht vormt immers de essentie van het auteursrecht en is het daarom aan de auteur om de verveelvoudiging van zijn werk toe te staan of te verbieden. Dat NPU mogelijk een belang heeft (gehad) bij het gebruik van de foto’s op de websites is op zichzelf geen rechtvaardiging om aan deze keuzevrijheid van de auteur (door middel van een belangenafweging) afbreuk te doen.

Onrechtmatig handelen: 5.10.  (…)  Indien veronderstellenderwijs aangenomen zou worden dat NPU deze cd-rom’s van Moooi (per post) heeft ontvangen in het kader van de handelsrelatie die tussen hen bestond, is de rechtbank van oordeel dat NPU erop mocht vertrouwen dat zij de op die cd-rom bevindende informatie, waaronder begrepen de foto’s, kon gebruiken ten behoeve van de verkoop van die producten via internet. Zeker als met betrekking tot het gebruik van die informatie, zoals door NPU is gesteld, geen voorbehoud door Moooi is gemaakt. Het is immers gebruikelijk dat informatiemateriaal, dat rechtstreeks afkomstig is van de producent/leverancier, door de afnemer van de producten waarop dat informatiemateriaal ziet ten behoeve van de verkoop van die producten in de regel wordt gebruikt en mag worden gebruikt. Dit uitgangspunt wordt overigens bevestigd door de omstandigheid dat ook andere afnemers van Moooi-producten, dus niet zijnde NPU, op hun websites de door [eiser] gemaakte foto’s toonden (en thans tonen). Dat dit officiële dealers van Moooi betroffen, die op grond van de afspraken tussen [eiser] en Moooi hiertoe wel bevoegd waren, en dat dus met betrekking tot het gebuik van het informatiemateriaal een onderscheid werd gemaakt tussen verschillende afnemers, hoefde NPU niet te bevroeden. In het licht van dit een en ander gaat het te ver om aan NPU een onderzoeksplicht op te leggen aangaande (1) het mogen gebruiken van dat materiaal (2) en/of de mogelijkheid dat op dat materiaal auteursrechten van een derde, niet zijnde Moooi, rustte (3) en/of de vraag of Moooi toestemming van die derde had gekregen om het materiaal aan (alle) afnemers voor promotiedoeleinden ter beschikking te stellen.

Bewijsopdracht (impliciete) toestemming: 5.13.   Omdat NPU zich beroept op een door Moooi gegeven (impliciete) toestemming tot gebruik van de foto’s rust - met het oog op het bepaalde in artikel 150 Rv - de bewijslast met betrekking tot het bestaan van die toestemming op NPU. Uitgangspunt is dan ook dat NPU feiten moet aandragen, waaruit bedoelde toestemming kan worden afgeleid. (…) In het licht van dit een en ander zal NPU worden opgedragen te bewijzen dat zij de cd-rom’s in het kader van haar handelsrelatie met Moooi rechtsreeks (per post) van Moooi heeft ontvangen en dat met betrekking tot het gebruik van de informatie op de cd-rom’s geen voorbehoud door Moooi is gemaakt.

Lees het vonnis hier.