Gepubliceerd op maandag 9 juli 2007
IEF 4331
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Niet-gedeponeerde modellen

Benelux Gerechtshof, 22 juni 2007, A 2006/3/13. Electrolux Home Products B.V. tegen Sofam CVBA.

Antwoord op prejudiciële vragen aan het BenGH met betrekking tot het een model beursstand. De opdrachtgever wordt i.c. niet beschouwd als de ontwerper van een tekening of model in de zin van artikel 6, lid 2 BTMW. Artikel 6 BMTW (3.8 BVIE) heeft, anders dan de A-G meende, ook betrekking op niet-gedeponeerde modellen of tekeningen.

De zaak betreft een geschil tussen de SOFAM (het Belgische Beeldrecht), namens de ontwerper van een beursstand, en diens voormalige opdrachtgever Electrolux. Na enkele jaren samenwerking laat Electrolux zelf een stand maken. Volgends SOFAM lijkt deze stand sterk op het ontwerp van de ontwerper  van het jaar daarvoor.

De vragen betreffen de uitleg artikel 6.2 BTMW, dat bepaalt: “Indien een tekening of model op bestelling is ontworpen, wordt, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd, mits de bestelling is gedaan met het oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd”.

Omdat de stand eenmalig is gebruikt, wil de verwijzende rechter in het bijzonder weten of het model dat wordt verhuurd voor eenmalig gebruik, wat uitsluit dat het model wordt ontworpen met het oog op vervaardiging of verhandeling ervan door de opdrachtgever, beschouwd kan worden als een model ontworpen met het oog op gebruik in handel en nijverheid. Het BenGH vindt van niet.

Het Hof stelt eerst vast dat artikel 6 BMTW ook betrekking heeft op niet-gedeponeerde modellen of tekeningen:

“11. (…)  Anders zou de BTMW verhinderen dat die ander, de opdrachtgever of de werkgever, reeds voor het depot - thans de inschrijving van het depot - tot de uitvoering van het voortbrengsel overeenkomstig het model zou kunnen overgaan. Zonder het bepaalde in artikel 6, lid 2, van de BTMW, zou deze ander immers jegens de werkelijke ontwerper de bevoegdheid missen tot het deponeren van een nog niet gedeponeerd model of tekening.”

Vervolgens concludeert het BenGH dat enkel de opdrachtgever die van plan is een voortbrengsel naar het model te vervaardigen en vervolgens te verhandelen, als ontwerper moet worden beschouwd. Een model dat is belichaamd in een voortbrengsel dat door de ontwerper wordt verhuurd voor eenmalig gebruik en niet is ontworpen met het oog op vervaardiging of verhandeling ervan door de opdrachtgever, wordt niet beschouwd als een model ontworpen met het oog op gebruik in handel en nijverheid.

“22. De opdrachtgever wordt niet beschouwd als de ontwerper van een tekening of model, in de zin van artikel 6, lid 2, van de BTMW, als een model of tekening in opdracht wordt ontworpen, met het oog op gebruik in handel of nijverheid, zonder dat een voortbrengsel waarin dit model of deze tekening is belichaamd, het voorwerp is van verhandeling door de opdrachtgever.  Een model dat is belichaamd in een voortbrengsel dat door de ontwerper wordt verhuurd voor eenmalig gebruik en niet is ontworpen met het oog op vervaardiging of verhandeling ervan door de opdrachtgever, wordt niet beschouwd als een model ontworpen met het oog op gebruik in handel en nijverheid.”

Lees het arrest hier. Conclusie A-G hier.