Gepubliceerd op dinsdag 22 december 2015
IEF 15566
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verbod op verdere verspreiding en promotie van het boek "De Doofpotgeneraal"

Vzr. Rechtbank Den Haag 11 december 2015, IEF 155566; ECLI:NL:RBDHA:2015:15050 (De Doofpotgeneraal)
Vrijheid van meningsuiting. Eer en goede naam. Gedaagde is schrijver van het boek ‘De Doofpotgeneraal’ en stelt dat alles daarin op waarheid berust. Eiseres wordt frequent in het boek genoemd, al dan niet met haar volledige naam, en speelt een belangrijke rol hierin. Zij stelt dat er vele onjuistheden in het boek staan over haar persoon, haar rol en de uitlatingen die zij heeft gedaan. Gedaagde is er niet in geslaagd de waarheid van de uitingen voldoende te bewijzen. Het recht van eiseres op bescherming van eer en goede naam dient zwaarder te wegen dan gedaagdes vrijheid van meningsuiting. Verbod op verdere verspreiding en promotie van het boek.

4.5. Eiseres heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er vele onjuistheden in het boek staan en zij heeft daartoe diverse voorbeelden genoemd van feitelijke onjuistheden en van uitlatingen die zij stelt niet te hebben gedaan. Dat een aantal feitelijkheden niet kloppen is voldoende gebleken. Dit betreft bijvoorbeeld de verkeerde spelling van de geslachtsnaam van eiseres in het boek – waarover gedaagde heeft opgemerkt dat hij niet wist hoe haar naam werd geschreven – en het vermelden van een onjuiste leeftijd van eiseres. Aan gedaagde moet worden toegegeven dat deze onjuistheden niet essentieel zijn en het persoonlijke leven van eiseres niet wezenlijk negatief beïnvloeden, maar dit roept wel vragen op ten aanzien van de mate van zorgvuldigheid waarmee gedaagde te werk is gegaan bij het schrijven van zijn boek. Belangrijkere onderdelen die volgens eiseres bezijden de waarheid zijn, betreffen verder de aanname dat eiseres een spion was van de MID, die bij Casema gestationeerd werd om gedaagde te rekruteren voor de MID. Zij stelt dat zij administratief medewerkster bij de MID was en in de avonduren bij Casema werkte om wat geld bij te verdienen. Ook betwist eiseres uitdrukkelijk dat zij zich tegenover gedaagde heeft uitgelaten over spionagewerkzaamheden, over het fotorolletje en over het hebben ingezien van het personeelsdossier van gedaagde bij de MID.

4.6. Gelet op deze gemotiveerde stellingen van eiseres kon gedaagde niet volstaan met het enkele verweer dat alles op waarheid berust. Het had op zijn weg gelegen om zijn verweer nader te motiveren en nader toe te lichten op grond waarvan kan worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen in het boek over eiseres staat vermeld. Dat heeft hij echter niet dan wel onvoldoende gedaan. Hij heeft in dit kader slechts verwezen naar zijn eigen – op een later moment gemaakte – aantekeningen en naar anonieme bronnen. Dat acht de voorzieningenrechter zonder meer onvoldoende. Wat dat laatste betreft had het in ieder geval op de weg van gedaagde gelegen om aannemelijk te maken dat deze bronnen betrouwbaar zijn, hetgeen hij heeft nagelaten. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er sprake is van schadelijke publiciteit en beschuldigingen in het boek die geen steun vinden in beschikbaar feitenmateriaal.

4.7. Gedaagde heeft er belang bij dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend, of waarschuwend moet kunnen uitlaten om te voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het publiek, misstanden die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. Gedaagde heeft er in dit verband op gewezen dat het boek gaat over de rol die [militaire rang 2] [Y] heeft gespeeld bij de affaire betreffende het mislukken van het fotorolletje. Het aan de orde stellen van eventuele misstanden die in dit kader hebben plaatsgevonden, kan worden aangemerkt als een te respecteren belang. Gedaagde heeft desgevraagd ter zitting echter niet dan wel onvoldoende nader kunnen toelichten waarom het, gelet op dat specifieke belang, noodzakelijk was om eiseres in het boek met haar volledige naam te noemen. De reactie van gedaagde op deze vraag dat hij geen contact met haar had en dat zij, anders dan andere mensen die in het boek voorkomen, niet om anonimiteit heeft verzocht, kan niet worden gevolgd. Gedaagde heeft eiseres immers bewust niet voorafgaand aan de publicatie van het boek daarover geïnformeerd. Wat daar echter ook van zij, dit betreft ook geen toelichting van de noodzaak van het vermelden van eiseres in het boek met haar volledige naam. Ook een andere reden hiervoor is niet gegeven. Dit terwijl aangenomen moet worden dat dit wel een bewuste keuze van gedaagde is geweest. Andere personen die in het boek voorkomen, blijven immers wel anoniem. De eventuele gevolgen van de keuzes die gedaagde in dit kader heeft gemaakt, komen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor zijn risico.

4.8. Voormelde omstandigheden en belangen afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagde met het publiceren van het boek onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres en dat haar recht op bescherming van haar eer en goede naam in dit geval zwaarder dient te wegen dan het recht op vrijheid van meningsuiting van gedaagde. Resteert de vraag welke gevolgen hieraan moeten worden verbonden.