Gepubliceerd op maandag 19 januari 2015
IEF 14567
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Conclusie AG: Aandacht voor (geringe) reversibiliteit

Conclusie AG HR 16 januari 2015, IEF 14567 (Xingraphics c.s. tegen AGFA)
Conclusie ingezonden door Otto Swens en Remco de Ranitz, Vondst. Octrooirecht. Afga en Pakon zijn gezamenlijk houdster van EP 0823327B1 voor een methode van het maken van fotogevoelige lithografische drukplaten. Het hof verbood de indirecte octrooiinbreuk door Xingraphics c.s., gezamenlijk of ieder afzonderlijk. Zie tevens [IEF 12291].

In deze octrooizaak is in cassatie aan de orde de maatstaf die de rechter moet hanteren bij het verbinden van rechtsgevolgen aan het niet-overleggen van (bewijs)stukken door de octrooihouder waarop hij een beroep heeft gedaan (art. 21, 22 en 58 Rv) [klacht slaagt ten dele], de toepassing van de criteria van het inventiviteitsvereiste bij de beoordeling van de geldigheid van het octrooi [onderdeel faalt], en de motivering omtrent de indirecte octrooi-inbreuk [onderdeel slaagt]. Er is slechts een geringe reversibiliteit van maximaal 10% en dat is geen voldoende substantiële mate. De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing.

Het hof achtte bewezen dat de FIT-platen voldoen aan kenmerk 8 inzake de oplosbaarheid zodat van (indirect) octrooiinbreuk sprake is. Het hof heeft onvoldoende kenbaar aandacht besteed aan het feit dat in beide testen slechts een geringe reversibiliteit is geconstateerd, wat erop duidt dat de FIT-platen niet voldoen aan kenmerk 8 van de conclusie. Het zou niet moeten gaan om reversibiliteit, maar of er sprake is van een substantiële mate van reversibiliteit, namelijk van gemiddeld 67% (tussen 37% en 87%). De tests, zowel van Agfa als Xingraphics c.s., spreken over een maximale 10% film remaining ratio, hetgeen niet substantieel is.

Partijen zijn proceskosten in cassatie overeengekomen.