Gepubliceerd op vrijdag 26 juli 2013
IEF 12919
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Uitgeefovereenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden met terugwerkende kracht

Rechtbank Amsterdam 24 juli 2013,HA ZA 10-3658 (Vermeulen tegen Emryss)
Uitspraak ingezonden door Marie José Spit, Bousie advocaten.
Auteursrecht. Persoonlijkheidsrecht. Ontbreken ©-symbool. Contractrecht. Dwangsommen. Zie eerder IEF 11860, waarin is beslist dat de auteur dwangsommen is verbeurd en dat een door de uitgever uitgegeven herdruk niet zal worden verboden.

Emryss slaagt er niet in het bewijs te leveren van het bestaan van een overeenkomst tot uitgave van het boek Plants. De rechtbank verklaart voor recht dat de overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn ontbonden en dat Emryss met terugwerkende kracht tot 30 maart 2010 inbreukmakend en onrechtmatig heeft gehandeld jegens Vermeulen.

Het enkele feit dat het ©-symbool (ten onrechte) bij de uitgever staat, houdt niet in dat het persoonlijkheidsrecht van Vermeulen wordt geschonden: hij wordt immers - steeds - aangewezen als de maker. Met betrekking tot de uitgaven in digitale vorm en in het buitenland is door Vermeulen onvoldoende concreet gemaakt dat door Emryss inbreukmakend is gehandeld. Een enkele schending van de overeenkomst door Emryss levert niet op zichzelf een inbreuk op het auteursrecht op.

Emryss wordt veroordeeld om de herdruk niet (meer) openbaar te maken of aan te bieden. In reconventie oordeelt de rechtbank dat het niet (meer) opnemen van het ©-symbool in de herdrukte uitgaven in strijd is met de overeenkomst en het kort gedingvonnis. Voor de verschuldigdheid van aangezegde dwangsommen is het niet relevant dat het vonnis in kort geding komt te vervallen. Niet is komen vast te staan dat Emryss geen dwangsommen heeft verbeurd met een maximum van 100.000.

2.9. (...) In deze procedure heeft de rechtbank geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding rechtsgeldig is. Dat wil zeggen dat op het moment dat dit vonnis in kracht van gewijsde gaat, dit het (andersluidende) vonnis in kort geding van 8 september 2011 (IEF 10164) met terugwerkende kracht vervangt. Emryss c.s. kan derhalve (vanaf dat moment niet langer) aan het kort gedingvonnis de bevoegdheid ontlenen om de werken van Vermeulen na 30 maart 2010 in herdruk uit te geven. Artikelen 15 lid 4 en 17 van de overeenkomst zien immers slechts op de verkoop van bestaande voorraden na het einde van de overeenkomst. Het recht om na ontbinding van de overeenkomst de werken te herdrukken, kan Emryss daaraan niet ontlenen. Bij gebruik aan die bevoegdheid terwijl Emryss de werken van Vermeulen na 30 maart 2010 in herdruk heeft uitgegeven, heeft Emryss inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Vermeulen en zodoende onrechtmatig jegens Vermeulen gehandeld. De gevorderde verklaring voor recht (jegens Emryss) is daarmee toewijsbaar. (...)

2.10. Vermeulen stelt dat Emryss c.s. gedurende de looptijd inbreuk heeft gemaakt op zijn auteursrecht doordat Emryss c.s. op een aantal punten in strijd met de overeenkomst heeft gehandeld. Vermeulen stelt dat Emryss hem voorspiegelde dat het auteursrecht op de werken bij Emryss rustte en dat Vermeulen slechts op basis van die veronderstelling instemde met de publicaties in het buitenland en publicaties in digitale vorm. Ook vermoedt Vermeulen dat door Emryss toestemming voor publicatie is gegeven aan derden waarvoor Vermeulen geen toestemming heeft gegeven. Ook klaagt Vermeulen over te lage royalties en te weinig promotie voor zijn werken. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht tevens ziet op deze gedragingen van Emryss gedurende de looptijd van de overeenkomst wijst de rechtbank de vorderingen af: uit de door Vermeulen overlegde voorbladen blijkt duidelijk dat er geen misverstand over kan bestaan dat hij als auteur van het boek moet worden gezien. Het enkele feit dat het ©-symbool (ten onrechte) bij de uitgever staat, houdt niet in dat het persoonlijkheidsrecht (in het bijzonder het recht op naamsvermelding) van Vermeulen wordt geschonden: hij wordt immers - steeds - aangewezen als de maker. Met betrekking tot de uitgaven in digitale vorm en in het buitenland is door Vermeulen onvoldoende concreet gemaakt dat door Emryss inbreukmakend is gehandeld. Een enkele schending van de overeenkomst door Emryss levert niet op zichzelf een inbreuk op het auteursrecht op.

2.24. Tussen partijen is niet in geschil dat in de herdruk van het werk [CMM en NSO] het ©-symbool ontbreekt. Die omissie is een schending van artikel5 van de overeenkomst en daarmee een schending van het in het kort gedingvonnis opgelegde verbod. Zoals overwogen in het tussenvonnis van 5 september 2012 (r.o. 6.33) is - nu het hier gaat om de verschuldigdheid van aangezegde dwangsommen - niet relevant dat het vonnis in kort geding komt te vervallen. Emryss c.s. stelt dat zij geen dwangsommen verschuldigd is omdat Vermeulen in het openbaar heeft aangegeven niet geassocieerd te willen worden met de door Emryss uitgegeven herdrukken. Die omstandigheid levert echter nog niet de vereiste toestemming van Vermeulen op om - in strijd met de overeenkomst en het vonnis in kort geding - het ©-symbool niet te gebruiken in de boeken. Waar Emryss c.s. stelt dat Vermeulen geen schade lijdt, bestrijdt Vermeulen dat door te stellen dat het Amerikaanse recht wel rechtsgevolgen verbindt aan het ©-symbool. Nu de stellingen van Emryss c.s. niet nader zijn onderbouwd, oordeelt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat Emryss geen dwangsommen zijn verbeurd. De gevorderde verklaring voor recht dat de dwangsommen niet zijn verbeurd zal daarom afgewezen. Voor matiging ziet de rechtbank evenmin grond.