Gepubliceerd op woensdag 10 juli 2013
IEF 12848
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Dwangsommen aanzienlijk gematigd en gemaximeerd

Hof Den Haag 9 juli 2013, zaaknr. 200.094.907/01 (Prae Artiestenverloning tegen Artiestenverloningen)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur B.V..
Zie eerder Rechtbank Dordrecht [IEF 11997], Hof Den Haag [IEF 11037] en Vzr. Dordrecht [IEF 10184]. Dwangsommen. Proceskostenveroordeling. Het hof volgt de uitspraak in de bodemprocedure [IEF 11997] waarin wordt bepaald dat gedaagde artiestenverloning.nl niet gebruikt als handelsnaam, maar dit gebruik is wel onrechtmatig wegens verwarringsgevaar. Het belang van Prae om de domeinnaam te kunnen gebruiken omdat zij volgens eigen stelling dan op zo goedkoop mogelijke wijze hoog in de zoekresultaten van zoekmachines komt, ontneemt het onrechtmatig karakter niet aan haar handelwijze. En in reconventie: de enkele registratie van domeinnamen levert geen inbreuk op handelsnaamrecht of (beeld)merkrecht, maar is wel onrechtmatig wegens hinderlijk blokkeren.

Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een klaarblijkelijke misslag, maar ziet wel aanleiding om de dwangsommen te matigen en te maximeren (van €1.500 tot €500 per dag, en van €100.000 tot €15.000). De eerdere proceskostenveroordeling ad €5.636,31 wordt herbegroot op €1.452,31; Prae wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

10. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op de afstemmingsregel, onder meer indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht (vgl. Yukos/Roneft).

12. (...) Niet is gebleken dat de bodemrechter is uitgegaan van de regel dat het enkele bestaan van verwarringsgevaar in dit verband voldoende is en dat hij niet ook andere, bijkomende omstandigheden heeft meegewogen in dit verband. Naar het oordeel van het hof is derhalve geen sprake van een klaarblijkelijke misslag, zodat geen plaats is voor het aanvaarden van genoemde uitzondering op de afstemmingsregel.

16. (...) De vordering betreffende de proceskosten in reconventie in eerste aanleg is, gelet op het bovenstaande, toewijsbaar. Prae heeft in eerste aanleg een kostenspecificatie ingediend ten bedrage van €5.616,- exclusief BTW. Het hof schat de verhouding conventie/reconventie wat betreft de werkzaamheden in deze zaak op 75:25, hetgeen leidt tot een bedrag van €1.404,-.