Gepubliceerd op woensdag 9 januari 2013
IEF 12214
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Landrupsvoertuigen en amfibische voertuigen

Rechtbank Den Haag 9 januari 2013, zaaknr. 415046 / HA ZA 12-354 (Remu Oy tegen Knoop c.s.)

Uitspraak ingezonden door Daan de Lange, Brinkhof NV. en Harold Griede, Slinkman | De Graaf advocaten.

Octrooirecht. Proceskostenveroordeling uitgesteld, zodat partijen zich over Bericap/Plastinnova kunnen uitlaten.

Remu is houdster van EP 1727687 B1 voor een Pontonsamenstel met rupsbanden. Knoop doet in- en verkoop van baggermaterieel, bouwmachines en aanverwanten machines, en toebehoor. In haar brochure en via haar websites biedt zij amfibische graafmachines onder de naam 'Waterking' aan. Er wordt een octrooiverbod gevorderd met enkele nevenvorderingen.

De gemiddelde vakman zou zonder meer tot een oplossing met behulp van aandrijfmiddelen komen, zoals  hydraulische cilinders uitschuifbaar onderstel, en die de oplossing van het octrooi bereiken zodra hij literatuur raadpleegt. Dat landrupsvoertuigen en amfibische rupsvoertuigen strikt genomen tot een andere IPC-classificatie behoren doet daaraan niet af. De vorderingen van Remu worden afgewezen. De rechtbank komt tot een ander oordeel dan haar Franse collega's (Tribunal de Grande Instance de Paris) betreft de inventiviteit en vernietigd conclusie van het Nederlandse deel van EP 687.

Met een verwijzing naar HvJ EU Bericap / Plastinnova [red. IEF 12005] dat kort voorafgaand aan de zitting is gewezen, wordt een volledige proceskostenveroordeling uitgesproken, nu uitsluitend de nietigheid van een IE-recht aan de orde is in (onvoorwaardelijk) reconventie, aangehouden. Partijen kunnen zich daarover nog uitlaten bij akte.

2.12. Bij vonnis van 2 november 2012 heeft de Tribunal de Grande Instance de Paris (rechters Salord, Bessaud en Chretiennot) in een zaak tussen Remu en RDS France SARL enerzijds en Sodineg SARL, Tecman SARL en Enterprise Leriche SAS anderzijds de conclusies 1, 2, 5, 6 en 10 van het Franse deel van EP 687 nieuw en inventief geoordeeld.  

4.2.Partijen verschillen enigszins van mening over de vraag welk document moet worden aangemerkt als de meest nabije stand van de techniek. Knoop c.s. meent dat dit zowel het in EP 687 genoemde Amerikaanse octrooi US 6,315,622 (hierna: 'Wilson') kan zijn, als Prestenbach (vgl. 2.11.). Remu gaat uit van Bruyas (vgl. 2.8.) als vertrekpunt. Alle drie de documenten zien op amfibische voertuigen, zij het dat Prestenbach in het bijzonder ingaat op het gebruik van amfibische rupsvoertuigen voor gebruik op land, onder moerassige omstandigheden. Zo beschouwd komt Prestenbach wellicht niet direct als eerste keuze in aanmerking. Wilson is weliswaar het document waar het octrooi van afbakent, doch, nu de daar beschreven constructie ziet op een pontonsamenstel met pontonelementen die handmatig door middel van schroefverbindingen met elkaar worden verbonden, lijkt Bruyas, om de hierna te noemen redenen, meer nabij te liggen. Nu ook Remu als octrooihouder daar zelf vanuit gaat, en bovendien ook Knoop c.s. (die primair meent dat Bruyas de uitvinding van EP 687 anticipeert) een problem-solution-approach vanuit Bruyas heeft uitgewerkt, zal de rechtbank Bruyas aanmerken als 'most promising springboard'

4.3. Bruyas openbaart een rupsonderstel, in het bijzonder een amfibisch rupsonderstel. Het verschilt hierin van het octrooi dat Bruyas niet zonder meer direct en ondubbelzinnig openbaart op welke wijze een rupsonderstel eenvoudig uitschuifbaar gemaakt kan worden. Bruyas noemt deze mogelijkheid  en het gebruik van hydraulische cilinders daarbij wel expliciet; het document bevat in die zin dus een rechtstreekse pointer naar een door middel van hydraulische cilinders uitschuifbaar rupsonderstel. Dat uit Bruyas, zoals Remu aanvoert, niet zou kunnen worden opgemaakt dat de hydraulische cilinders deel uitmaken van een samenstel van rupsbanddelen en montageframe, maar die cilinders ook 'los' als (hydraulisch) gereedschap zouden kunnen worden gebruikt, is gebaseerd op een niet redelijke en gezochte lezing van het document en wordt verworpen. In regel 21 van Bruyas immers, wordt het gebruik van hydraulische cilinders voor het verstellen van de breedte nu juist afgezet tegen het handmatig bereiken daarvan ('La modification de la largues est obtenue manuellement ou à l'aide de vérins hydrauliques selon les réalisations').

4.6. Zo de gemiddelde vakman al niet op basis van zijn algemene vakkennis tot een met behulp van aandrijfmiddelen, zoals hydraulische cilinders uitschuifbaar onderstel zou komen om aldus het hiervoor geformuleerde probleem op te lossen, dan zou hij zonder meer de oplossing van het octrooi bereiken zodra hij Haest (vgl. 2.9.) of Althais (vgl. 2.10.) raadpleegt. In beide publicaties worden namelijk met hydraulische aandrijfmiddelen verstelbare landrupsonderstellen beschreven en de vakman zou op basis daarvan, uitgaande van het rupsonderstel dat Bruyas openbaart, zonder inventieve denkarbeid door modificatie tot de uitvinding volgens EP 687 komen. Anders dan Remu betoogt, zou de gemiddelde vakman Haest en/of Althaus ook zonder meer raadplegen omdat het hetzelfde vakgebied betreft, althans in ieder geval een zeer nabij vakgebied, zoals ook al blijkt uit het feit dat Prestenbach amfibische- en landrupsvoertuigen in feite op een hoop veegt (vgl. 2.11.). Bovendien bevat Bruyas een rechtstreekse pointer naar een uitschuifbaar rupsonderstel met gebruik van hydraulische cilinders, zodat de gemiddelde vakman ook al om die reden naar genoemde documenten zou kijken. Dat landrupsvoertuigen strikt genomen tot een andere IPC-classificatie behoren, zoals Remu nog heeft aangevoerd, doet daar niet aan af.

4.10. Remu zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Knoop c.s. vordert een volledige proceskostenveroordeling op basis van artikel 1019h Rv. Het arrest dat het Hof van Justitie heeft gewezen in de zaal Bericap v. Plastinnova (HvJ EY 15 november 2012, C-180/11, IEPT20121115) roept de vraag op of dat artikel grond biedt voor een volledige proceskostenveroordeling in een zaak waarin uitsluitend de nietigheid van een intellectueel-eigendomsrecht aan de orde is, zoals de onderhavige zaak in (onvoorwaardelijke) reconventie. In het arrest heeft het hof namelijk onder meer overwogen over het toepassingsbereik van de handhavingsrichtlijn, waarvan onder meer artikel 1019h Rv de implementatie vormt: (...)