Gepubliceerd op vrijdag 29 juni 2012
IEF 11504
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Ondersteuningsarmen draaien horizontaal weg

Rechtbank 's-Gravenhage 27 juni 2012, IEF 11504; ECLI:NL:GHDHA:2014:4656; HA ZA 11-2397 (Schnell S.P.A. tegen Schilt Engineering B.V. en Schilt Engineering Export B.V.)
Schnell is een bedrijf dat zich bezig houdt met het ontwikkelen, fabriceren en leveren van automatische machines en programmatuur voor het verwerken van ijzer en staal in betonwerken. Zij is houdster van de Europese octrooien 1 356 875 B2  en 1 356 876 B1 . Schilt maakt haar bedrijf van het ontwikkelen en exploiteren van machines voor de verwerking van ijzer en staal. Schilt heeft aan een drietal bedrijven dergelijke machines geleverd. Schnell heeft op grond van een daartoe van de voorzieningenrechter gegeven verlof conservatoir bewijsbeslag gelegd bij Schilt.

De vraag is of de werkwijzen van de machines van Schilt overeenkomen met die van de Schnell-machines. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is van inbreuk op de octrooien van Schnell. De rechtbank wijst de vorderingen van Schnell af, veroordeelt hen tot het vergoeden van proceskosten ad € 55.210,81 en heft het gelegde conservatoire bewijsbeslag op.

4.9. Nu niet in geschil is dat alle inrichtingen van Schilt (i.e. zowel Van Essen, BMC als Balvert) de ondersteuningsarmen in overwegende mate horizontaal wegdraaien, maken deze inrichtingen om de hiervoor uiteengezette redenen alle geen inbreuk op conclusie 1 en 8 van EP 875 B2. Nu de overige ingeroepen conclusies direct of indirect van de conclusies 1 en 8 afhankelijk zijn, wordt ook daarop geen inbreuk gemaakt.

4.20. Om de voorgaande redenen, in samenhang beschouwd, verwerpt de rechtbank het betoog van Schnell met betrekking tot kenmerk (e6) van conclusies 1 en 10 van EP 876. Nu in de van Essen-machine de profielen in contact blijven met de splitters terwijl zij op de karretjes liggen, is geen sprake van het in conclusie 10 geclaimde ‘pre-accumulation channel (…) in order to receive said preset metal profiles (2) from said auxiliary supporting means (40)’. Evenmin is voldaan aan de stap uit conclusie 1 ‘disengaging said auxiliary supporting means (40) from said profiles (2) so as to deposit said profiles (2) on an underlying pre accumulation channel (46)’. Van letterlijke inbreuk op element (e6) van conclusies 1 en 10 van EP 376 is derhalve geen sprake. Schnell heeft nog gesteld dat de inrichtingen van Schilt ook bij wijze van equivalentie inbreuk zouden maken op EP 876, doch zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien dat in de aan Van Essen geleverde inrichting in wezen dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze wordt vervuld ter bereiking van in wezen hetzelfde resultaat als door de maatregelen volgens conclusies 1 en 10 van het octrooi.

4.23. Nu geen van de machines van Schilt inbreuk maakt op conclusies 1 en 10 van EP 876, geldt hetzelfde ten aanzien van de door Schnell ingeroepen volgconclusies, die van de conclusies 1 en 10 afhankelijk zijn.

Lees de uitspraak (pdf/html)