Gepubliceerd op woensdag 21 maart 2012
IEF 11076
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Volledige naam vermelden geen onrechtmatige daad

Rechtbank Amsterdam 7 maart 2012, LJN BV9330 (Eiser tegen Hearst Magazines voorheen Hachette Filipacchi Media)

Uitspraak ingezonden door Matthijs Kaaks, boekx. Als randvermelding. Vrijheid van meningsuiting. Onrechtmatige daad; het vermelden van de volledige naam in publicaties.

De FIOD heeft in het kader van een justitieel onderzoek, onderzoek gedaan naar eiser (verdachte faillissementsfraude). Een journalist heeft hierover gepubliceerd, waaronder in een boek Joep; van Held Tot Hoofdverdachte, ook onder vermelding van eisers volledige naam. De raad voor de journalistiek concludeert dat door de vermelding van klagers naam diens privacy disproportioneel is aangetast (zie hier).

Het enkele feit dat de volledige naam van eiser in de publicaties is vermeld moet niet als onrechtmatig worden beschouwd. De aangehaalde beslissing van de Raad voor de Journalistiek maakt dit niet anders. Bij de Raad voor de Journalistiek staat aan de hand van andere maatstaven dan die worden gehanteerd bij de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid en aan de hand van andere bewijsregels ter beoordeling of in strijd is gehandeld met in de journalistiek geldende normen en gedragsregels.

Verder in citaten:
4.7.  In het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden betekent het enkele feit dat de volledige naam van [eiser] in de publicaties is vermeld nog niet dat het handelen van de zijde van Hachette c.s. als onrechtmatig moet worden beschouwd. De onder 2.9 aangehaalde beslissing van de Raad voor de Journalistiek maakt dit niet anders. Bij de Raad voor de Journalistiek staat aan de hand van andere maatstaven dan die worden gehanteerd bij de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid en aan de hand van andere bewijsregels ter beoordeling of in strijd is gehandeld met in de journalistiek geldende normen en gedragsregels. Dat de Raad de klacht gegrond heeft geacht is een omstandigheid die dient te worden meegewogen bij de beoordeling van de vraag of Hachette c.s. onrechtmatig heeft gehandeld, maar hieraan komt geen doorslaggevende betekenis toe. Het schenden van een journalistieke afspraak om slechts de voorletters van diegenen die onderwerp zijn van justitieel onderzoek te vermelden (zoals neergelegd in de Leidraad voor de Raad van de Journalistiek), kan niet gelijk worden gesteld aan schending van een wettelijke bepaling. Hachette c.s. heeft ook - onbetwist - erop gewezen dat de Leidraad zelfregulering van dagbladen betreft, waaraan Hachette c.s. bij de publicaties niet gebonden was.

 

4.8.  De vermelding van [eiser] naam voluit in de Quote van april 2011, zoals hiervoor onder 2.8 geciteerd, kan wel als onnodig en pesterig worden beschouwd. Echter, het leed was toen al geschied. [eiser] was immers al door de eerdere publicaties bij een groter publiek als verdachte bekend geworden. [eiser] stelt ook met zoveel woorden het meest last te hebben gehad van het artikel in de Quote van december 2010. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] door de enkele vermelding van zijn naam in de Quote van april 2011 schade heeft geleden. Op uitsluitend deze publicatie kan de schadevergoedingsvordering daarmee niet worden gegrond.

4.9.  Uit het voorgaande volgt dat de afweging van de wederzijdse belangen, in het kader van artikel 10 lid 2 EVRM en artikel 6:162 BW, hier in het voordeel van de door artikel 10 beschermde vrijheid van meningsuiting van Hachette c.s. uitvalt. Onrechtmatig handelen van de zijde van Hachette c.s. jegens [eiser] wordt, ook gelet op het belang van de bescherming van [eiser] persoonlijke levenssfeer, niet aangenomen.

Lees hier het vonnis (grosse HA ZA 11-2349, LJN BV9330).