Gepubliceerd op dinsdag 2 december 2014
IEF 14430
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verbod niet met dwangsom versterkt voor gehele Getty Images collectie

Rechtbank Amsterdam 26 november 2014, IEF 14430 (Getty Images tegen TROS)
Uitspraak mede ingezonden door Remco Klöters, Van Kaam advocaten. Auteursrecht. Geen factor 3 licentievergoeding. Getty Images exploiteert fotografisch beeldmateriaal, waaronder drie genoemde foto's die enige tijd op de website van Tros Radar hebben gestaan. Getty Images vordert een verbod onder last van een dwangsom ten aanzien van de gehele door haar beheerde afbeeldingencollectie en plaatsing van een mededeling van gepleegde auteursrechtinbreuk.

Het verbodsrecht wordt in het algemeen niet met een dwangsom voor alle werken versterkt, tenzij een reële dreiging van inbreuk op aanzienlijke schaal aannemelijk is. TROS is een journalistiek medium. Zo'n verbod zou, in strijd met beschermde uitingsvrijheid, een 'chilling effect' hebben en wordt daarom afgewezen. Een publicatie van een tekst op de website over de inbreuk wordt niet gerechtvaardigd door de naar omvang en duur betrekkelijk geringe inbreuken. In artikel 27 lid 2 Aw is geen grondslag te vinden om aanspraak te maken op een bedrag dat een factor 3 hoger is dan de gebruikelijke licentievergoeding.

Aan de rechter wordt de bevoegdheid gegeven de schade vast te stellen als een “forfaitair bedrag”, maar daarmee zegt dat artikel niets over de wijze waarop. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat kennelijk slechts beoogd is de rechter de vrijheid te geven de schade vast te stellen, zonder dat feitelijk wordt vastgesteld dat en in welke omvang de rechthebbende ook feitelijk schade heeft geleden.

4.6. De rechtbank overweegt als volgt.
Getty Images heeft recht op bescherming van (de door) haar (beheerde) auteursrechten. Indien blijkt van inbreuken op haar rechten kan zij in beginsel niet alleen aanspraak maken op een vergoeding van de door haar geleden schade, maar heeft zij er ook recht op dat aan de inbreukmaker een verbod wordt opgelegd onder dwangsom om verdere inbreuken te voorkomen. Bij de beantwoording van de vraag of dat verbod mede betrekking dient te hebben op andere werken dan die waarvan de inbreuk in rechte is komen vast te staan en die geen voorwerp van het onderzoek in deze zaak zijn dient een belangenafweging te worden gemaakt.
In het algemeen is er geen plaats om het verbodsrecht dat de Aw kent voor alle werken met een dwangsom jegens een bepaalde wederpartij te versterken. Dat kan anders zijn indien aannemelijk is dat er een reële dreiging is dat de betreffende partij op aanzienlijke schaal inbreuken zal gaan plegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de omstandigheid dat door TROS, naast de foto’s, nog drie andere afbeeldingen uit de collectie van Getty Images zonder toestemming zijn gebruikt onvoldoende om een verbod onder dwangsom voor de gehele collectie te rechtvaardigen. Daar komt in dit geval bij dat TROS een omroep is die mede via het internet journalistieke werkzaamheden verricht. Die journalistieke arbeid wordt beschermd door artikel 10 EVRM. Er kan zich dan een botsing voordoen tussen het recht van vrije meningsuiting enerzijds en het recht op handhaving van de auteursrechten anderzijds. Een verbod onder dwangsom is immers een beperking van de vrijheid van meningsuiting. De vraag of die beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving zal steeds per keer aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld.
Een algeheel verbod onder dwangsom is daarmee in het algemeen niet te verenigen. Een dergelijke maatregel waar een verbod vooraf wordt gegeven met een aanzienlijke dwangsom zal immers een “chilling effect” kunnen hebben, dat de journalist ervan zou kunnen weerhouden, ook in de gevallen waarin het recht op vrije meningsuiting dient voor te gaan op het auteursrecht, tot publicatie over te gaan.
Dat kan anders zijn indien er aanwijzingen zijn dat het betrokken medium op grote schaal systematisch ongerechtvaardigd op het auteursrecht inbreuk maakt. Het relatief geringe aantal geconstateerde inbreuken van TROS gedurende betrekkelijk korte tijd is daarvoor echter geen aanwijzing.
De rechtbank zal mitsdien het gevorderde verbod voor de gehele collectie afwijzen.

Ad (2)
4.7.
Getty Images vordert dat de rechtbank TROS veroordeelt tot publicatie van een tekst op de homepage van ww.trosrader.nl. Zij stelt daartoe dat publicatie een “passend en proportioneel middel” is.
TROS betwist dat een dergelijke publicatie een passende maatregel is. Zij wijst er daarbij op dat de verplichting een publicatie op te nemen een beperking is op haar rechten uit artikel 10 EVRM. Getty Images betwist niet dat de gevorderde publicatie een beperking is op de uitingsvrijheid van TROS, als bedoeld in artikel 10 EVRM, maar zij meent dat die beperking voldoet aan de eisen van het tweede lid van dat artikel.
4.8.
Anders dan Getty Images is de rechtbank van oordeel dat, ook als de wet in een dergelijke publicatie zou voorzien, niet gezegd kan worden dat deze noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Het is immers een ingrijpende maatregel die niet gerechtvaardigd wordt door de naar omvang en duur betrekkelijk geringe inbreuken waaraan TROS zich schuldig heeft gemaakt. Getty Images heeft ook nagelaten aan te geven welk specifiek belang zij bij deze publicatie heeft en welke schade daardoor zou kunnen worden gecompenseerd.
Reeds op die grond zal dit deel van de vordering worden afgewezen. In het midden kan dus blijven of de vordering is ingegeven door de behoefte van Getty Images zich teweer te stellen tegen een uitzending van het programma TROS Radar, waarin TROS zich over de wijze waarop Getty Images inbreukmakers benadert kritisch betoonde.

4.10.
Anders dan Getty Images aanvoert is in artikel 27 lid 2 Aw. geen grondslag te vinden om aanspraak te maken op een bedrag dat een factor 3 hoger is dan de gebruikelijke licentievergoeding. In dat artikel, dat is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (hierna de Richtlijn), wordt weliswaar aan de rechter de bevoegdheid gegeven de schade vast te stellen als een “forfaitair bedrag”, maar daarmee zegt dat artikel niets over de wijze waarop de rechter dat forfaitaire bedrag vast stelt. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat kennelijk slechts beoogd is de rechter de vrijheid te geven de schade vast te stellen, zonder dat feitelijk wordt vastgesteld dat en in welke omvang de rechthebbende ook feitelijk schade heeft geleden.

4.13.
Getty Images heeft voorts nog aangevoerd dat het toewijzen van een forfaitaire verhoging een methode is om te voorkomen dat het verschil tussen inbreukmakers en niet-inbreukmakers zou wegvallen. Aldus zou de verhoging bewerkstelligen dat de aantasting van de waarde van het verbodsrecht die ontstaat door dat de pakkans gering is wordt gecompenseerd.
In wezen is dat echter geen ander argument dan dat door een verdrievoudiging van de vergoeding toekomstige potentiële inbreukmakers vanwege de risico’s worden weerhouden inbreuken te maken. Dat geeft aan die verhoging een punitief karakter dat aan het Nederlandse schadevergoedingsrecht vreemd is en waarin ook de Richtlijn blijkens alinea 26 van de considerans niet voorziet. Het eerste zinsdeel van de laatste zin van die alinea houdt immers in dat het niet de bedoeling van de Richtlijn is om te voorzien in een niet compensatoire schadevergoeding.
4.14.
Daarmee is nog niet gezegd dat nooit een hogere vergoeding dan de gebruikelijke licentievergoeding zou kunnen worden toegewezen. Voor een dergelijke aanvullende schadevergoeding is plaats, indien zich andere schade heeft voorgedaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als sprake is van een werk dat slechts selectief of onder bepaalde voorwaarden wordt gelicentieerd, zodat de gebruikelijke licentievergoeding niet geacht kan worden het verlies aan exclusiviteit te compenseren. Ook kan naast de gebruikelijke licentievergoeding in beginsel aanspraak gemaakt worden op een vergoeding voor de kosten van handhaving van het auteursrecht en opsporing van de inbreuk(makers) en kan, indien het tot een procedure komt, op de voet van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aanspraak worden gemaakt op redelijke en evenredige proceskosten.
Het zullen met name die kosten zijn die bij publicatie van uitspraken als bedoeld in alinea 27 van de considerans van Richtlijn een afschrikwekkend effect hebben.
De door Getty Images gevorderde schadevergoeding van driemaal de gebruikelijke licentievergoeding ziet kennelijk niet op deze kosten, omdat zij naast die vergoeding een bedrag van € 1.200,00 ter zake buitengerechtelijk kosten van opsporing en handhaving en vergoeding van de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv vordert.
4.15.
Op grond van het voren overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat er voor een vergoeding in de omvang als door Getty Images gevorderd geen grond is.
Nu TROS uitdrukkelijk haar verweer heeft beperkt tot de schadevordering die een bedrag van 1,25 keer de gebruikelijke licentievergoeding overstijgt, zal de rechtbank de aan Getty Images te betalen schadevergoeding op dat bedrag begroten. Zoals hiervoor in r.o. 4.9 is berekend is 1,25 maal de gebruikelijke licentievergoeding is € 1.416,25.

Op andere blogs:
Media Report
SOLV