IEF 22001
19 april 2024
Uitspraak

Geen inbreuk door 'Wijnwereld.Online' op handelsnaam 'Wijnenwereld.nl'

 
IEF 22000
18 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: 'Pablo Escobar' mag niet worden geregistreerd als EU-merk

 
IEF 21999
18 april 2024
Uitspraak

Hof: beeldmerk Puma niet vervallen, maar Monshoe maakt ook geen inbreuk

 
IEF 12726

SIDN: Verantwoordelijkheid gebruik van domeinnamen ligt bij de houder

Maarten Simon, Verantwoordelijkheid gebruik van domeinnamen ligt bij de houder, ITenRecht nr. IT 1170.
Een redactionele bijdrage van Maarten Simon, Senior Legal & Policy Manager SIDN.

Parallel gepubliceerd op ITenRecht.nl. Geen urgente wijzigingen, wel een aanzet voor verdere discussie. Op 21 mei heeft mr. F.J. van Eeckhoutte [IT 1149] op drie fora waaronder deze en op zijn eigen website een uitgebreide opinie gepubliceerd onder de titel ‘SIDN de papieren tijger’. De auteur stelt hierbij de vraag of SIDN geen actievere rol zou moeten spelen bij de correctheid van de houdergegevens. Ook werpt Van Eeckhoutte de vraag op wat de rol van SIDN is met betrekking tot de vraag wie gebruiker van een domeinnaam is, en specifiek de vraag wat onder .nl moet gebeuren met zogenaamde proxy registrations. Zonder in te gaan op de individuele gevallen die in de opiniestukken worden genoemd, verdienen de generieke beleidsthema’s die Van Eeckhoutte aansnijdt zeker aandacht. SIDN hecht hier aan omdat zij het beleid rond de registratie van .nl-domeinnamen zoveel mogelijk bepaalt in samenspraak met alle betrokken stakeholders en zij deze zo nodig aanpast aan actuele ontwikkelingen.

Moet SIDN meer doen om te zorgen dat de houdergegevens correct zijn ?
Artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier.
SIDN, de Houder, de Gebruiker en de proxy/privacy diensterverlener
Artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier.

Geen urgente wijzigingen, wel een aanzet voor verdere discussie 
Het beleid van SIDN met betrekking tot het .nl domein is geheel in lijn met haar eigen regels. Beide worden vastgesteld in samenspraak met de lokale internetgemeenschap. SIDN waardeert vanuit die optiek het commentaar van Van Eeckhoutte. Hij sluit daarbij aan op de immer doorlopende discussie over de vraag of en op welke wijze SIDN en haar registrars meer zouden moeten doen om de kwaliteit van de houdergegevens te verbeteren. Ook stelt hij de rol van SIDN ten opzichte van privacy/proxy dienstverleners ter discussie. SIDN acht beleidswijzigingen op beide vlakken niet urgent. SIDN zet echter de discussie over met name de eerste vraag tegelijkertijd graag voort en hoopt daarbij zoveel mogelijk alle verschillende stakeholders, waaronder ook zeker de heer Van Eeckhoutte, te betrekken.

Maarten Simon
Senior Legal & Policy Manager SIDN

IEF 12725

Niet aan ambtgenoot om beslissing kantonrechter te toetsen

Beschikking kantonrechter Rechtbank Den Haag 30 mei 2013, Repnr. 1251107/12-81638 (PlayGo Ltd. tegen Trends2com BVBA)
Beschikking ingezonden door Paul Mazel, Trip advocaten.
Procesrecht. Geen opheffing bewind. Playgo verzoekt op voet van 3:168 lid 5 BW het bewind [zie IEF 11477] omdat de beschikking evident onjuist is. Weliswaar hebben partijen voordien abusievelijk zelf gekozen voor toepasselijkheid van Nederlands recht, doch die rechtskeuze is nietig omdat er strijd is met rechtstreeks werkende hogere Europese regels. Tegen de beschikking is geen hoger beroep ingesteld en deze heeft kracht (en gezag) van gewijsde gekregen. Dit kan niet worden omzeild met een beroep op 3:168 lid 5 BW, het is niet aan de kantonrechter om de beslissing van een ambtgenoot inhoudelijk te toetsen. Het verzoek wordt afgewezen.

4. Weliswaar stelde Playgo dat het haar vrij staat alle door haar gewenste gronden aan een verzoek ex artikel 3:168 lid 5 (in fine) BW ten grondslag te leggen, doch dat is rechtens niet zonder meer juist. Immers, indien een beroep op artikel 3:168 lid 5 (in fine) BW louter gebruikt wordt om het gesloten stelsel van rechtsmiddelen buiten spel te zetten, is er sprake van misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW).

5. Artikel 3:168 lid 5 (in fine) BW is in beginsel slechts bedoeld voor het aanpassen van de juridische situatie rond het bewind aan feiten en omstandigheden die eerst na het instellen van het bewind zijn gebleken of ontstaan. Daarvan is in casu geen sprake. Voor zover Playgo stelde dat het bewind thans inhoudsloos is, hetgeen zij overigens feitelijk niet of nauwelijks onderbouwde, hangt dat - naar valt aan te nemen - samen met de oncoöperatieve houding van Playgo zelf, waarover zij ter mondelinge behandeling meedeelde: "Playgo weigert zich naar de eigen initiatieven van de bewindvoerder te voegen". Ook deze houding dient voor haar eigen rekening en risico te blijven.
IEF 12724

Geen slaafse nabootsing tulpvormige sfeerlichthouders vanwege verschil in uiterlijk, uitstraling en materiaalkeuze

Vzr. Rechtbank Amsterdam 28 mei 2013, LJN CA1664 (&Klevering WS B.V. tegen HEMA B.V.)
Uitspraak ingezonden door Michiel Odink, Baker & McKenzie.

Slaafse nabootsing. Hema bootst sfeerlichthouders van eiseres &Klevering niet slaafs na. Hema houdt door het gebruikte materiaal en model voldoende afstand. De vordering wordt afgewezen.

De sfeerlichthouders van &Klevering zijn gemaakt van mat, ongeglazuurd biscuitporselein, zo dun dat het licht doorlaat wanneer er een kaarsje in wordt gebrand. De sfeerlichthouders ogen daardoor teer. De bakjes van Hema daarentegen zijn gemaakt van glanzend metaal, waardoor zij geen licht doorlaten. Dat metaal geen licht doorlaat, wordt bij een gemiddelde consument bekend verondersteld. De bakjes van Hema ogen onbreekbaar. Hierdoor, in combinatie met het feit dat zij iets lager en wijder zijn dan de sfeerlichthouders van &Klevering, zijn de bakjes van Hema ook geschikt om bijvoorbeeld borrelnootjes in te serveren, iets waarvoor de sfeerlichthouders van &Klevering niet gemaakt lijken te zijn.

Het materiaal van de sfeerlichthouders is daarvoor immers te kwetsbaar, ongeglazuurd porselein is niet geschikt voor ‘food’ producten en het model is daarvoor te nauw.

2.3.  Recent heeft [X] geconstateerd dat Hema in haar filialen en op haar website tulpvormige bakjes verkoopt die van dun metaal zijn vervaardigd, spierwit van buiten en met een contrasterende kleur aan de binnenzijde. Het metaal is niet lichtdoorlatend. Deze bakjes worden eveneens verkocht in twee maten, in de kleuren geel, roze, blauw, groen en grijs, en kosten ongeveer de helft van de sfeerlichthouders van [X].

2.2.  Sinds begin 2011 brengt [X] tulpvormige sfeerlichthouders op de markt, die gemaakt zijn van dun ongeglazuurd porselein, spierwit van buiten en met een contrasterende kleur aan de binnenzijde. Het porselein is zo dun dat wanneer er een kaarsje in wordt gebrand, het licht daarvan door het porselein heen schijnt. De sfeerlichthouders worden in twee maten en in 26 kleuren gevoerd, waaronder de kleuren geel, roze, blauw, groen en grijs.

4.2.  [X] heeft er om haar moverende redenen voor gekozen om haar vordering niet (tevens) te gronden op auteursrechtinbreuk, maar alleen op slaafse nabootsing. Voor slaafse nabootsing geldt als uitgangspunt dat profijt trekken van de aantrekkelijkheid van het product van een ander op zichzelf niet in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt, ook dan niet als dit profijt trekken de ander concurrentie aandoet en hem daardoor nadeel toebrengt. Van slaafse nabootsing is zelfs geen sprake wanneer bij het publiek verwarring kan ontstaan tussen beide producten. Het nabootsen is alleen dan ongeoorloofd, wanneer de navolger zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van zijn product afbreuk te doen op bepaalde punten net zo goed een andere weg had kunnen inslaan en hij door dit na te laten onnodig verwarring sticht. Van slaafse nabootsing is bijvoorbeeld sprake als het publiek het later in de markt geplaatste product voor het origineel kan houden, of wanneer de producten wel verschillen, maar toch zodanige overeenstemmende kenmerken vertonen dat het publiek kan menen dat beide producten door dezelfde producent zijn vervaardigd. Bij het voorgaande dient in het oog te worden gehouden dat stijlen, of kenmerken daarvan, in beginsel niet onder de bescherming van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek vallen. De vordering is dan ook alleen toewijsbaar indien Hema de sfeerlichthouders van [X] min of meer heeft gekopieerd.

4.3.  De voorzieningenrechter ziet aanleiding om eerst het subsidiaire verweer van Hema, dat er geen sprake is van onnodig verwarringsgevaar, te bespreken. Daartoe zullen beide producten met elkaar worden vergeleken. De sfeerlichthouders van [X] zijn gemaakt van mat, ongeglazuurd biscuitporselein, zo dun dat het licht doorlaat wanneer er een kaarsje in wordt gebrand. De sfeerlichthouders ogen daardoor teer. De bakjes van Hema daarentegen zijn gemaakt van glanzend metaal, waardoor zij geen licht doorlaten. Dat metaal geen licht doorlaat, wordt bij een gemiddelde consument bekend verondersteld. De bakjes van Hema ogen onbreekbaar. Hierdoor, in combinatie met het feit dat zij iets lager en wijder zijn dan de sfeerlichthouders van [X], zijn de bakjes van Hema ook geschikt om bijvoorbeeld borrelnootjes in te serveren, iets waarvoor de sfeerlichthouders van [X] niet gemaakt lijken te zijn. Het materiaal van de sfeerlichthouders is daarvoor immers te kwetsbaar, ongeglazuurd porselein is niet geschikt voor ‘food’ producten en het model is daarvoor te nauw. Deze verschillen zijn ook waarneembaar wanneer de producten los van elkaar worden bekeken. Dat beide producten in twee maten worden gemaakt en in meerdere kleuren verkrijgbaar zijn, is – afgezet tegen het verschil in uiterlijk en uitstraling tussen beide producten – onvoldoende om bij de gemiddelde consument de indruk te wekken dat hij met een bakje van Hema een sfeerlichthouder van [X] in handen heeft, of dat beide producten dezelfde herkomst hebben. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Hema het nodige gedaan om het gevaar dat beide producten onnodig met elkaar worden verward, te voorkomen. Vooralsnog is dan ook onvoldoende aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van slaafse nabootsing. Het primaire verweer van Hema, dat de sfeerlichthouders van [X] geen eigen plaats in de markt hebben, behoeft bij deze stand van zaken geen bespreking meer. De slotsom is dat de vordering zal worden afgewezen.

Lees de uitspraak  LJN CA1664 (pdf)

IEF 12723
IEF 12722

Maandoverzicht personalia mei 2013

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichtgeving die eerder in het kort nieuws voorbij is gekomen.

 

Jurist wint UvA-scriptieprijs 2013
Vicky Breemen, inmiddels als promovenda werkzaam aan het Instituut voor Informatierecht (IviR), heeft de UvA-scriptieprijs 2013 gewonnen. Zij kreeg de prijs vanmiddag uitgereikt door juryvoorzitter Frank van Vree tijdens de slotmanifestatie van de jaarlijkse Universiteitsdag in de Oudmanhuispoort. (...)
De scriptie van Vicky Breemen ging over de auteursrechtelijke aspecten bij de digitalisering van bibliotheken. Ze studeerde er cum laude op af. Wat heet?!  Ze kreeg er het zeer zeldzame cijfer 10 voor, een uitzonderlijke prestatie waarvoor ze eerder al de Victorine van Schaickprijs NVB 2012 ontving.

Van Vree zei dat haar scriptie ‘de kwaliteit van een dissertatie nadert’. ‘De scriptie leest als een volwaardige bijdrage aan de wetenschappelijke discussie op dit vakgebied.’ De scriptie was bovendien geschreven ‘in voortreffelijk Engels, met gedegen bronnenonderzoek en zeer multidisciplinair’.

Bartosz Sujecki verbonden aan Boels Zanders
Bartosz Sujecki (1975) is sinds 2010 werkzaam als advocaat en sinds 2013 verbonden aan Boels Zanders. Hij is lid van de specialisatie Handelsrecht en van de German Desk. Bartosz is gespecialiseerd in het Duits-Nederlandse grensoverschrijdende rechtsverkeer. Daarnaast adviseert en procedeert hij over alle aspecten van het intellectuele eigendomsrecht, met nadruk op het octrooirecht.

Hidde Koenraad partner bij Simmons & Simmons
Simmons & Simmons has appointed Hidde Koenraad, [tevens kernredacteur IE-Forum.nl], as a partner in its Intellectual Property team in Amsterdam. The appointment is subject to the usual regulatory approval.

Hidde joins from the Dutch IP boutique firm Vondst Advocaten and is recognised as a leading lawyer in the field of ‘soft’ IP. He has wide experience in advising and litigating on intellectual property law, including trade mark, design and copyright law and domain name disputes. Hidde is also one of the few lawyers in Europe who specialise in plant variety right law.

Annemieke Kooy en Sofie van der Meulen bij Axon advocaten, tevens winnaar gouden zandloper social media policy

Axon Lawyers, an Amsterdam based boutique law firm that specifically targets the life sciences sector, announces the hire of two new lawyers with a view to expanding its practice in the biopharmaceutical, medical devices and food sectors.

Annemieke Kooy joins Axon from BarentsKrans lawyers where she practiced in intellectual property with a focus on medicinal products. Among other things she has specific advisory and litigation expertise relating to supplementary protection certificates and was involved in regulatory proceedings regarding marketing authorisations for several blockbuster medicinal products.

Sofie van der Meulen has a background in public administration and as a regulatory / legal consultant in the life sciences sector. She has specific experience in EU and Dutch law regulatory advice and litigation relating to food, biocides and medical devices.

Axon Lawyers believes in sharing as much knowledge with clients as it can by means of free quarterly client seminars, trainings, blogs and social media. That strategy was recognised by the award of the „Gouden Zandloper“ 2013, the prize for the most innovative law firm in the Netherlands, with special recognition of its social media policy.

IEF 12721

Gerecht EU week 22

Merkenrecht. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A) De afwijzing op grond van rechtsmisbruik doet afbreuk aan doelstellingen van art. 7.
B) Be Light en Becks, beiden voor dranken, maar geheel verschillend
C) Woordmerk Roca vs nationale en internationaal beeldmerk Roca
D) Servicepoint wordt gebruikt voor een locatie waar diensten worden verricht

Gerecht EU 30 mei 2013, zaak T-396/11 (ultra air / OHMI - Donaldson Filtration Deutschland (ultrafilter international)) - dossier
A) Gemeenschapsmerk. Absolute weigeringsgrond. Beroep tot vernietiging van beslissing R 374/20104 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 18 mei 2011 houdende vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling waarbij verzoeksters vordering tot nietigverklaring van het gemeenschapswoordmerk „ultrafilter international” voor waren en diensten van de klassen 7, 11, 37, 41 en 42 is toegewezen. De beslissing wordt vernietigd. De afwijzing van de nietigheidsvordering op grond van rechtsmisbruik doet afbreuk aan doelstellingen van art. 7 lid 1 sub b en c.

22 Anders dan het BHIM betoogt, is het feit dat degene die om nietigverklaring verzoekt, zijn vordering mogelijkerwijs instelt om het betrokken teken nadien op zijn eigen producten te kunnen aanbrengen, dus juist in overeenstemming met het door artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 gewaarborgde algemene belang inzake beschikbaarheid en vrij gebruik. In tegenstelling tot hetgeen de kamer van beroep heeft geoordeeld, kan een dergelijke omstandigheid dan ook in geen geval rechtsmisbruik vormen. Deze vaststelling wordt bevestigd door artikel 52, lid 1, van verordening nr. 207/2009, dat bepaalt dat een gemeenschapsmerk ook nietig kan worden verklaard op reconventionele vordering in een inbreukprocedure, hetgeen vooronderstelt dat de verweerder in deze procedure zelfs dan nietigverklaring kan verkrijgen wanneer hij het betrokken merk heeft gebruikt en wil blijven gebruiken.

23 Het is daarentegen de afwijzing van de vordering tot nietigverklaring op grond van „rechtsmisbruik” die afbreuk doet aan de door artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 209/2007 nagestreefde doelstellingen, aangezien een dergelijke afwijzing het in punt 21 supra genoemde onderzoek ten gronde belet.

27 Uit het voorgaande volgt dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de beslissing van de nietigheidsafdeling te vernietigen en de vordering tot nietigverklaring niet-ontvankelijk te verklaren wegens vermeend „rechtsmisbruik”.

 Gerecht EU 30 mei 2013, zaak T-172/12 (Brauerei Beck / OHMI - Aldi (Be Light)) - dossier
B) Gemeenschapsmerk. Beroep ingesteld door de houder van het gemeenschapswoordmerk „BECK’s” voor waren van klasse 32, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 2258/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 19 januari 2012 houdende vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de inschrijving van het beeldmerk met de woordelementen „Be Light” in het kader van verzoeksters oppositie gedeeltelijk is geweigerd voor waren van de klassen 29, 30 en 32. Het beroep wordt geweigerd, de totaalindruk van de twee merken is verschillend. Ook op de MARQUES-blog

37      Partant, force est de conclure que, ainsi que la chambre de recours l’a constaté à bon droit, l’impression d’ensemble produite par les marques en conflit est différente, de sorte qu’elles ne sauraient être considérées comme étant similaires au sens de l’article 8, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 207/2009.

Gerecht EU 30 mei 2013, zaak T-115/12 (Buzil-Werk Wagner / OHMI - Roca Sanitario (Roca)) - dossier
C) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „Roca” voor waren van klasse 3 en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1907/20104 van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 9 januari 2012 houdende vernietiging van de gedeeltelijke afwijzing door de oppositieafdeling van de oppositie ingesteld door de houder van de nationale merken en het internationale merk „Roca” voor waren van de klassen 11, 19, 20 en 21. Het beroep wordt afgewezen, er bestaat verwarringsgevaar tussen de twee merken.

Gerecht EU 30 mei 2013, zaak T-218/10 (DHL International / OHMI - Service Point Solutions (SERVICEPOINT)) - dossier

D) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het beeldmerk dat het woordelement „SERVICEPOINT”  bevat, voor waren en diensten van de klassen 16, 20, 35 en 39, strekkende tot vernietiging van beslissing R 62/20092 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 25 februari 2010, waarbij is verworpen het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling houdende weigering van inschrijving van dat merk in het kader van de oppositie van de houder van de gemeenschapsbeeldmerken die de woordelementen „Service Point” en „service point” bevatten, voor waren en diensten van de klassen 8, 9, 16, 20, 35, 38, 39 en 42.

Het beroep wordt afgewezen. De kamer van beroep constateerde juist dat er geen onderscheidend vermogen is van de term servicepoint. Servicepoint wordt gebruikt als een locatie waar de diensten worden verricht, dat bewijst echter niet dat het relevante publiek, op voorwaarde dat hij Engels kent, de betekenis van deze uitdrukking kent. Ook op de MARQUES-blog.

65      Contrairement à ce que prétend la requérante, il ressort clairement de la décision attaquée que la chambre de recours a examiné le caractère distinctif de la marque communautaire antérieure n° 2757078. Premièrement, et ainsi qu’il ressort du point 39 ci-dessus, elle a constaté, que les mots « service » et « point » étaient descriptifs et donc dénués de tout caractère distinctif. Deuxièmement, elle a précisé, au point 23 de la décision attaquée, que ce raisonnement ne pouvait toutefois être retenu que pour les consommateurs jouissant d’une connaissance raisonnable de l’anglais. Troisièmement, elle a procédé, au point 24 de la décision attaquée, à l’examen du sondage fourni par la requérante et en a conclu qu’une grande majorité de la population non originaire des pays anglophones de l’Union n’avait qu’une connaissance limitée de l’anglais, ce qui jetait un doute sur l’argument selon lequel l’expression « servicepoint » aurait été comprise dans toutes les langues du public pertinent. Quatrièmement, aux points 25 à 28 de la décision attaquée, elle a examiné si cette expression était distinctive dans les autres langues de l’Union, avant de constater que tel était le cas dans certaines parties de l’Union et que, par conséquent, ladite expression ne pouvait pas être écartée de la comparaison des signes en cause pour évaluer le risque de confusion. Par conséquent, l’argument tiré de la violation du principe d’examen d’office des faits ne saurait prospérer.

68      La requérante estime que la chambre de recours a commis une erreur en ne tenant pas compte de différents documents présentés par son prédécesseur en droit dans le contexte du recours afin de démontrer le caractère descriptif de l’expression « servicepoint ».

IEF 12720

No go voor Adword campagne van Marks & Spencer

UK High Court of Justice 21 mei 2013, [2013] EWHC 1291 (Ch) (Interflora tegen Marks and Spencer)
Een redactionele bijdrage van Daan van Eek, Hoogenraad & Haak advocaten.

Parallel gepubliceerd op Reclameboek.nl. Toen de Engelse consument in 2008 'Interflora' intoetste op Google kreeg hij/zij waarschijnlijk een Marks & Spencer advertentie te zien. Volgens de Engelse rechter was het voor die consument echter onduidelijk dat de twee ondernemingen concurrent zijn. Waarom? Diezelfde rechter vond dat de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker weinig kennis van Adwords heeft. Is dat in Nederland anders?

Marks & Spencer gebruikte al enige tijd het merk INTERFLORA als Adword: iedere keer als een internetgebruiker dat merk als zoekterm intoetste, verscheen een advertentie van M&S. Daar was Interflora niet blij mee: via die advertenties van M&S liep zij natuurlijk een hoop inkomsten mis. De zaak kwam tot de hoogste Europese rechter [red. HvJ EU zaak C-323/09]. Het Hof van Justitie besliste dat het gebruik van een (bekend) merk van een concurrent als keyword (Adword) onder bepaalde voorwaarden toegestaan is. Daarmee kan die adverteerder immers de eigen vindbaarheid in – in dit geval – Google verbeteren.

Lees verder

Op andere blogs:
SOLV (Interflora Adword advertenties zijn merkinbreuk in Engeland, maar ook in Nederland?)

IEF 12719

SENA jaarverslag 2012

Uit't persbericht: Op maandag 27 mei is het jaarverslag over 2012 gepubliceerd: ‘Elk nummer telt’. Dit gebeurde tijdens de jaarlijkse Vergadering van Aangeslotenen. De daadwerkelijke incasso is in 2012 met 3 procent gestegen en de kosten zijn met 11 procent gedaald ten opzichte van 2011. Prestaties waar Sena trots op is. Naar aanleiding van een (klant)tevredenheidonderzoek dat in 2011 is uitgevoerd zijn in 2012 diverse acties in gang gezet. Het is ons doel om de kwaliteit van onze dienstverlening en informatievoorziening continu te verbeteren. U kunt het jaarverslag 2012 hier inzien.

IEF 12718

Herstelarrest voor de overeengekomen proceskosten

Herstelarrest HR 31 mei 2013, nr. 11/04114 (Hauck tegen Stokke)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek N.V..
De Hoge Raad heeft haar eerdere arrest [IEF 12554] aangepast. In het dictum is Hauck veroordeeld in de proceskosten, terwijl blijkens de stukken een vordering ex 1019h Rv is gevorderd en partijen overeen zijn gekomen die kosten te begroten op €35.000 voor het principaal beroep en €25.000 voor het incidenteel beroep. Er wordt daartoe de volgende rechtsoverweging ingevoegd:

"4.9. Het principale beroep dient dus te worden verworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient Hauck in de proceskosten te worden verwezen. Stokke c.s. hebben aanspraak gemaakt op vergoeding van de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. Zij hebben in de schriftelijke toelichting verklaard dat partijen zijn overeengekomen die kosten te ramen op €35.000,-- voor het principale beroep. Hauck heeft het bestaan van die overeenkomst erkend."
IEF 12717

Tonen prototypen huishoudtrappen en voorgenomen verhandeling verboden

Vzr. Rechtbank Den Haag 31 mei 2013, rolnrs. KG ZA 13-290 en KG ZA 13-527 (Altrex tegen ASC Aluminium Scaffolding Company en vd Heuvel Alu Products)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Christine Diepstraten, BINGH advocaten.
Auteursrecht. Altrex ontwikkelt, produceert en verhandelt ladders en huishoudtrappen via doe-het-zelf-winkels en bouwmarkten en internet, waaronder de zogenoemde Double Decker in verschillende uitvoeringen in het aantal traptreden.

De Alumexx-handy trappen werden via de sites ASC-bv.nl en rolsteigerskopen.com aangeboden. De voorzieningenrechter oordeelt dat in het geval van de Double Decker er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk gezien de, kort samengevat, vormgeving van tredekappen, bordesrand en de handgreep en de tooltray. De combinatie van opgesomde creatieve elementen en andere elementen maakt dat er een werk is. De verbodsvordering wordt alleen tegen v/d Heuvel Alu toegewezen voor zover het de Double Decker en hiermee overeenstemmende producten, in ieder geval de Alumexx-handy betreft.

Gedaagde hebben gesteld dat nog geen verhandeling van de Alumexx-handy heeft plaatsgevonden en dat er slechts een klein aantal prototypen voorhanden is. Altrex heeft onvoldoende onderbouwd dat deze trappen al verhandeld zijn. De inbreuk beperkt zich slechts tot het tonen van deze prototypen in het kader van der aanbieding en voorgenomen verhandeling van het product.

2.8. Nadien is de website www.asc-bv.nl aangepast in de zin dat op 28 maart 2013 een nieuwsbericht op de website is geplaats onder het kopje “Levering en productie Alumexxhandy ® uitgesteld”. In het nieuwsbericht is onder meer vermeld dat de werkzaamheden met betrekking tot de productie van de Alumexx-handy tijdelijk worden stilgelegd in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure. Ook de pagina met de Alumexx-handy op www.rolsteigerskopen.com is niet meer toegankelijk.

 4.6. Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat in het geval van de Double Decker sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, nu in het ontwerp van de Double Decker voldoende elementen zijn aan te wijzen die, gelet op de reeds op de markt beschikbare producten, kunnen worden aangemerkt als het resultaat van creatieve keuzes. De volgende elementen geven naar voorlopig oordeel blijk van creatieve keuzes.
- Bij de vormgeving van de tredekappen, de bordesrand en de handgreep is telkens gekozen voor een min of meer bolle, afgeronde vorm waarin verticale inkepingen zijn aangebracht. Naar voorlopig oordeel is er geen technische noodzaak voor de inkepingen in de tredekappen. Andere huishoudtrappen met tredekappen (zie de door gedaagden in het geding gebrachte afbeeldingen onder 2.9) hebben geen inkepingen in de tredekappen en gedaagden hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door Altrex gekozen ronde vormgeving zonder de inkepingen onvoldoende flexibel zou zijn om de tredekappen aan te kunnen brengen op de treden;
- De bordesrand die breder is dan het bordes zelf en de gehele voorkant van het bordes omvat. Voor de bescherming van lichaamsdelen is deze vormgeving niet noodzakelijk, een anders vormgegeven rand zou dat ook kunnen bewerkstelligen;
- De tooltray, met een afgeronde vormgeving en aan de zijde van de treden en de zijkanten een enigszins uitstekend deel en aan de andere zijde een verder uitstekend deel, voorzien van ribben aan alle zijden. Naar voorlopig oordeel zijn de ribben aan de drie kort uitstekende kanten van de tooltray niet technisch of functioneel vereist; - De langwerpig vormgegeven scharnierkappen, in een van de trapstijlen afwijkend materiaal.

Het verweer van gedaagden dat een aantal van de hiervoor opgesomde elementen functioneel zijn, zoals het gebruik van tredekappen, een handgreep en een tooltray, doet er niet aan af dat er bij de specifieke vormgeving van die elementen voldoende ruimte was voor creatieve keuzes, die op de hiervoor opgesomde wijze zijn gemaakt. Naar voorlopig oordeel zijn de ovale vorm van de voeten en de daarop aangebrachte ribben op zichzelf geen creatieve elementen, omdat beide elementen de trap meer stevigheid geven en dus de veiligheid van de gebruiker bevorderen.

4.12. Gedaagden hebben gesteld dat nog geen verhandeling van de Alumexx-handy heeft plaatsgevonden, er is volgens hen slechts een klein aantal prototypen voorhanden. Altrex heeft haar stelling dat de Alumexx-handy al wel is verhandeld onvoldoende onderbouwd, zodat voorshands aangenomen moet worden dat de auteursrechtinbreuk beperkt is tot het tonen op de website www.asc-bv.nl van de genoemde prototypen in het kader van de aanbieding en voorgenomen verhandeling van het product.

4.15. Naar voorlopig oordeel is onvoldoende aannemelijk geworden dat Aluminium Scaffolding Company zich bezig houdt of dreigt bezig te houden met voorbehouden handelingen. Gedaagden hebben onvoldoende weersproken gesteld dat alleen v/d Heuvel Alu de website www.asc-bv.nl beheert en daarop de Alumexx-handy heeft aangeboden. Dat uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel de indruk kan ontstaan dat Aluminium Scaffolding Company ook handelt in huishoudtrappen of uit het handelsnaamgebruik op de website www.asc-bv.nl de indruk kan ontstaan dat zij die website beheert, is onvoldoende voor toewijzing van een verbod wegens (concreet dreigende) inbreuk.