IEF 22007
23 april 2024
Uitspraak

Stelling dat overeenkomst overdracht van IE-rechten behelst, gaat niet op

 
IEF 22006
23 april 2024
Uitspraak

Loungeset van Borek maakt geen inbreuk op IE-rechten Varico c.s.

 
IEF 22005
22 april 2024
Artikel

Wetsvoorstel 'Wet versterking auteurscontractenrecht' ingediend bij Tweede Kamer

 
IEF 12841

Loyaliteit ten opzichte van AEX-ticker symbolen

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 juli 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:8009 (Euronext c.s. tegen Tom c.s. en BinckBank)
Rechtspraak.nl: Merkinbreuk. Refererend merkgebruik. Loyaliteit ten opzichte van merkhouder. Gedaagden gebruiken voor de verhandeling van optieproducten op hun platform (TOM MTF. BinckBank en Alex) ticker symbolen die gelijk zijn aan of overeenstemmen met de AEX-merken van eiseressen. Aandelen en opties worden op een beurs of MTF aangeduid met een unieke, vaak drie- of vierletterige code, het zogenaamde ticker symbol.

Euronext Amsterdam beheert en publiceert de AEX-index, een beursindex die het gewogen gemiddelde is van de 25 meest verhandelde fondsen op Euronext Amsterdam. BinckBank is in 2008 onder de naam “The Order Machine” (TOM), een handelsplatform gestart TOM MTF, waarop aandelen en opties verhandeld kunnen worden. Daags nadat Tom c.s. en BinckBank de optieproducten waarvan de onderliggende waarde is gebaseerd op de stand van de AEX-index hebben geïntroduceerd, is zij gesommeerd tekens voor haar ticker symbolen te staken.

Uit artikelen 12 aanhef en sub b GMVo respectievelijk 2.23 lid 1 sub b BVIE volgt een verplichting tot loyaliteit ten opzichte van de gerechtvaardigde belangen van een merkhouder. In casu geldt dat Tom c.s. met de AEX-merken gelijke althans overeenstemmende tekens gebruiken als productnaam om een concurrerend eigen product aan te duiden. De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden inbreuk te maken op de AEX-merken en laat TOM c.s. rectificeren.

4 De beoordeling
4.7. De merkenrechtelijke pijlen van Euronext c.s. richten zich op het gebruik door Tom c.s. en BinckBank van de tekens AEX, AEXT, AX1, AX1T, AX2, AX2T, AX4, AX4T, AX5, AX5T, A6, A6T, A10, A10T, A15, A15T, A20, A20T, A27, A27T en - in het geval van Tom c.s.6 – A1T t/m A5T, A7T t/m A9T, A11T t/m A14T, A16T t/m A19T, A21T t/m A26T, A28T t/m A31T als ticker symbolen voor TOM opties, met in het geval van Tom c.s. achter genoemde tekens steeds een toegevoegde ‘T’. Euronext c.s. meent dat die tekens, die gebruikt worden voor dezelfde waren en diensten als waarvoor de merken zijn ingeschreven, gelijk zijn aan of verwarringwekkend overeenstemmen met primair, zo althans begrijpt de voorzieningenrechter de stellingen van Euronext c.s. ter zake, het merk AEX, althans, in subsidiaire sleutel, de merken AX1, AX2, AX4, AX5, A6, A10, A15, A20 en A27, althans dat door het gebruik van de tekens zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van de AEX-merken in de zin van artikel 9 lid 1 sub a, b en c GMVo respectievelijk artikel 2.20 lid 1 sub a, b, c en d BVIE.

4.9. Tom c.s. en BinckBank worden in hun standpunt niet gevolgd. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie houdt de uit de Merkenrichtlijn7 afkomstige voorwaarde van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel zoals opgenomen in de hiervoor in 4.8. aangehaalde bepalingen in wezen een verplichting in tot loyaliteit ten opzichte van de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder. Bij de beoordeling of van eerlijk gebruik sprake is moet rekening worden gehouden met de mate waarin het gebruik van het merk door de derde door het betrokken publiek of althans een aanzienlijk deel daarvan wordt begrepen als aanwijzing voor het bestaan van een verband tussen de waren of diensten van de derde en de houder van het merk, alsook met de mate waarin die derde zich daarvan bewust had moeten zijn. Voorts moet bij deze beoordeling rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het een merk betreft dat in de lidstaat waar het is ingeschreven en waar bescherming ervan wordt gevraagd, een zekere bekendheid geniet, waaruit de derde voordeel zou kunnen trekken om zijn waren of diensten in de handel te brengen. Daarbij dient een algemene beoordeling van alle relevante omstandigheden van het geval te worden gemaakt.8 In casu geldt dat Tom c.s. en BinckBank de met de AEX-merken gelijke althans overeenstemmende tekens feitelijk gebruiken als productnaam om een met de NYSE Liffe opties concurrerend eigen product aan te duiden, hetgeen zich voorshands oordelend niet verdraagt met de hiervoor genoemde eisen zodat het gebruik van de tekens om die reden niet geoorloofd is. Hoewel het Tom c.s. en BinckBank vrijstaat aan te geven dat zij opties ter verhandeling aanbieden waarvan de onderliggende waarde is gebaseerd op de stand van de AEX-index op Euronext Amsterdam, bijvoorbeeld in haar (product)specificatie (zoals Euronext c.s. ook zelf stelt, vgl. paragraaf 154 pleitnota mrs. Van Manen en Van Schijndel), is het niet nodig om deze tekens ook in de productnaam, het ticker symbool, zelf op te nemen. Dit geldt te meer voor de met de afgeleide AEX-merken gelijke of overeenstemmende tekens (zoals AX1(T) en A6(T)). Euronext c.s. heeft ter zitting ook toegelicht dat andere spelers in de markt wel eigen ticker symbolen gebruiken, zodat het argument dat er geen zinvol alternatief zou bestaan, onjuist voorkomt. Het gebruik van de tekens doet ook afbreuk aan de wezenlijke (herkomst)functie van het merk. Door de gelijkenis tussen de merken zoals ingeschreven en de tekens zoals door Tom c.s. en BinckBank gebruikt, indachtig ook het feit dat deze worden gebruikt voor dezelfde (beleggings)diensten en aangenomen moet worden dan het om bekende merken gaat, bestaat immers de mogelijkheid dat hierdoor bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken beleggingsdiensten, zijnde de gemiddelde belegger, verwarring wordt gewekt tussen de AEX-merken van Euronext c.s. en de door Tom c.s. en BinckBank gehanteerde tekens (directe (herkomst)verwarring), dan wel indirecte verwarring wordt gewekt, bijvoorbeeld doordat de indruk wordt gewekt dat Euronext c.s. en Tom c.s. een zekere commerciële (of bijzondere) relatie met elkaar onderhouden. Dit risico wordt nog versterkt door het feit dat bij Tom c.s. en BinckBank tot voor kort in NYSE Liffe opties kon worden gehandeld en deze gaandeweg zijn ‘omgezet’ in TOM opties. Tom c.s. en BinckBank hadden zich gelet op dit laatste ook bewust moeten zijn dat de gemiddelde consument zou kunnen denken dat er een commerciële band bestaat tussen Euronext c.s. enerzijds en Tom c.s. en BinckBank anderzijds. De door Tom c.s. en BinckBank gebruikte pop-up en disclaimer sluiten het ontstaan van bedoelde gedachte bij de gemiddelde consument niet uit, en nemen zo de verwarring niet weg op het punt waar die gecreëerd is.

4.10. De vordering sub III. zal op grond van het vorenstaande worden toegewezen als te melden in het dictum. De vordering III. sub d wordt afgewezen nu Euronext c.s. daarbij geen belang meer heeft omdat BinckBank het teken Euronext niet langer gebruikt. De vergelijkbare vordering I. sub iii heeft Euronext c.s. om die reden ook ingetrokken.

5 De beslissing - De voorzieningenrechter
5.1. verklaart Euronext c.s. niet-ontvankelijk in haar vorderingen I., II. en IV.;
5.2. gebiedt Tom c.s. en BinckBank binnen 4 weken na betekening van dit vonnis de inbreuk op de AEX-merken te staken en gestaakt te houden (...)
5.3. beveelt Tom c.s. en BinckBank om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis bovenaan op de homepage van hun respectieve websites (...) de navolgende tekst te plaatsen:
Op 8 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag geoordeeld dat wij inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van NYSE Euronext. Op last van de rechter delen wij u mede dat op TOM MTF niet wordt gehandeld in NYSE Liffe (Euronext) opties waarvan de onderliggende waarde is gebaseerd op de stand van de AEX-index. Deze opties zijn ook niet via Binck en Alex verhandelbaar.

 

IEF 12840

Toestemming billen in fotoboek is toestaan commercieel gebruik

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juli 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:3981 (foto's billenmeisje)
Auteursrecht. Foto. Portretrecht. Bewerking. Toestemming. Eiseres heeft in 2011 foto's van zichzelf, deels naakt en deels in sexy lingerie, laten maken. Met de fotografe heeft ze afgesproken dat deze de foto's niet zonder de toestemming van eiseres zou gebruiken. Eiseres heeft daarna aan de fotografe, gedaagde in deze zaak, toestemming gegeven om één van die foto's te gebruiken voor een door de fotografe uit te geven fotoboek. Een bewerkte versie van die foto is vervolgens door de fotografe in haar boek opgenomen. Die foto is daarna met toestemming van eiseres ook geëxposeerd. Vervolgens heeft de fotografe de bewerkte foto als zelfstandig werk verkocht. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij stelt wel toestemming voor plaatsing van die foto in het boek van de fotografe, op de website van de fotografe en exposities te hebben gegeven, maar niet voor zelfstandige verkoop daarvan. Volgens eiseres is dat tegen de afspraak. Zij ziet het als haar foto.

De voorzieningenrechter volgt eiseres daarin niet. Eiseres heeft allereerst toestemming gegeven voor plaatsing van de foto in het fotoboek en dus voor commercieel gebruik. Daarnaast gaat het om een bewerkte versie van de foto en dus niet meer om de foto waar eiseres voor heeft betaald. Er wordt wel een verbod uitgesproken voor het gebruik van andere foto's tijdens de privéfotoshoot genomen.

4.3. Uit de wederzijdse standpunten blijkt dat partijen de door [eiseres] gegeven toestemming om de foto in het boek te plaatsen elk in verschillende zin hebben opgevat. Ter beantwoording van de vraag welke opvatting de juiste is, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hoewel niet in geschil is dat [gedaagde] niet aan [eiseres] expliciet toestemming heeft gevraagd om de originele op 18 april 2011 gemaakte foto na bewerking als zelfstandig werk te mogen verkopen, wordt geoordeeld dat [gedaagde] met de verkoop van de foto [naam foto] de afspraak met [eiseres] niet heeft geschonden. Met de door [eiseres] gegeven toestemming voor plaatsing van de bewerkte foto in het boek en op exposities heeft zij immers reeds toegestaan dat de foto door [gedaagde] voor commerciële doeleinden zou worden gebruikt. Bij email van 8 februari 2013 heeft [gedaagde] aan [eiseres] bericht dat zij de afspraak zo heeft begrepen dat met de toestemming van de expositie van de foto ook toestemming voor verkoop daarvan werd gegeven. Dat de expositie van de foto, waar [eiseres] zich niet tegen heeft verzet, alleen voor de promotie van het boek was en dat het niet de bedoeling was dat de foto [naam foto] ook zelfstandig werd verkocht, heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt. Daar komt nog bij dat, anders dan [eiseres] heeft gesteld, zij niet heeft betaald voor de foto [naam foto]. Zij heeft betaald voor de foto met de blote billen en hoge hakken en deze ook gekregen (zij het dat [gedaagde] meent dat [eiseres] nog een selectie uit de op 18 april 2011 gemaakte foto’s dient te maken en de rest moet teruggeven). De foto [naam foto] is weliswaar een bewerking van die foto, maar de kosten van de print en bewerking daarvan, door [gedaagde] ter terechtzitting op ongeveer in totaal EUR 1.800,- geschat, zijn geheel door [gedaagde] gedragen. Voor de totstandkoming van de foto [naam foto] zoals die door [gedaagde] is verkocht, heeft [eiseres] niet betaald. Bovendien is [eiseres] voor een derde niet herkenbaar op de foto afgebeeld.

4.4. Op grond van het voorgaande heeft [eiseres] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet mogen verwachten dat [gedaagde] nog om een nadere toestemming voor verkoop van de foto zou vragen. Met de verkoop van de foto [naam foto] handelt [gedaagde] voorshands dan ook niet in strijd met de door [eiseres] gegeven toestemming voor openbaarmaking. Dat andere fotografen anders handelen, zoals door [eiseres] met verklaringen van diverse fotografen is aangevoerd, maakt dat niet anders. Het gaat erom wat partijen hebben afgesproken en wat zij op grond daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

4.5. In het kader van dit kort geding heeft [gedaagde] de factuur van de verkoop van de foto [naam foto] overgelegd. Anders dan door [eiseres] betoogd is er geen enkele aanwijzing dat die factuur vervalst is. Bij de door [eiseres] gevorderde overlegging daarvan, voor zover [eiseres] daar recht op zou hebben nu die verkoop voorshands niet onrechtmatig is, bestaat derhalve geen belang meer. Dat [gedaagde] naast het origineel dat aan de foto [naam foto] ten grondslag ligt, nog andere foto’s van de privéfotoshoot van 18 april 2011 heeft bewerkt of heeft verkocht, is niet aannemelijk geworden. De vordering die ziet op het verschaffen van inlichtingen over de verkoop van andere foto’s is daarmee niet toewijsbaar. Nu [gedaagde] ter terechtzitting evenwel onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de vraag of zij in de toekomst een andere op 18 april 2011 gemaakte foto zonder toestemming van [eiseres] zal gaan gebruiken, zal, nu voldoende aannemelijk is dat partijen op dat punt afspraken hebben gemaakt, de vordering van [eiseres] om [gedaagde] te verbieden andere foto’s van de fotoshoot van 18 april 2011 te gebruiken, worden toegewezen. Het verbod om de foto [naam foto] te gebruiken/verkopen zal evenwel, gelet op het hiervoor onder 4.3. overwogene, worden afgewezen.

4.6. Nu voorshands niet aannemelijk is dat [gedaagde] met de verkoop van de foto [naam foto] onrechtmatig handelt, is eveneens niet aannemelijk dat [eiseres] in een bodemprocedure een schadevergoeding voor de verkoop door [gedaagde] van de foto [naam foto] zal worden toegekend. Die vordering van [eiseres] is daarmee in dit kort geding niet toewijsbaar.

Lees de uitspraak ECLI:NL:RBAMS:2013:3981, (pdf)

Op andere blogs:
Charlotte's law (Verkoop foto van Billenmeisje)

DirkzwagerIEIT (Onherkenbare billen-foto mag door fotograaf worden verkocht)
MediaReport (Billenmeisje geeft toestemming voor commercieel gebruik foto)

IEF 12839

Belang van Stemra om vrijelijk over haar gelden te beschikken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 16 juni 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:3908 (verzoeker tegen Stichting Stemra)
Beslagrecht. Collectief beheer. Belangenafweging. Verzoeker, componist, stelt dat een muziekwerk van hem op grote schaal is verveelvoudigd op dvd's uitgegeven door Warner Brothers en dat Stemra zich onvoldoende heeft ingespannen om vergoeding daarvoor, geschat op ruim €1,8 miljoen, te incasseren. Verzoeker wil conservatoir beslag leggen ten laste van Stemra. Het is niet eenvoudig om te beoordelen wie van partijen gelijk heeft en of de vordering summierlijk deugdelijk is. In de belangenafweging weegt Stemra's belang, zodat zij vrijelijk over haar gelden kan beschikken waardoor een ongestoorde voortgang van de organisatie gewaarborgd blijft, zwaarder. Het verlof wordt geweigerd.

3.4.
In het kader van een belangenafweging overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het belang van Stemra is dat zij vrijelijk over haar gelden kan beschikken teneinde aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Stemra is een non-profitorganisatie met ongeveer 21.000 leden. De geïncasseerde gelden dient zij aan te wenden voor uitkering aan die leden, voor de exploitatie en handhaving van de auteursrechten van die leden en voor de dekking van haar eigen kosten. Het belang van [verzoeker] is dat hij zekerheid wil voor zijn vordering. Hij vreest namelijk dat er onvoldoende verhaal is wanneer hij (te zijner tijd) over een executoriale titel beschikt. Stemra heeft dat laatste bestreden en aangevoerd dat zij te zijner tijd aan een veroordelend vonnis kan voldoen. [verzoeker] heeft hierop zijn vrees, dat er onvoldoende verhaal is wanneer hij over een executoriale titel beschikt, niet - op welke wijze dan ook - aannemelijk gemaakt. Integendeel, volgens [verzoeker] gaan er grote geldstromen van wel honderden miljoenen om bij Stemra.

3.5.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen weegt het belang van Stemra om vrijelijk over haar gelden te kunnen beschikken waardoor een ongestoorde voortgang van de werkzaamheden binnen haar organisatie blijft gewaarborgd zwaarder dan het belang van [verzoeker] bij verkrijging van zekerheid voor zijn vordering. Niet valt in te zien dat [verzoeker] thans enig risico loopt bij het instellen van zijn vordering zonder zekerheidsstelling in de vorm van een conservatoir beslag.

Lees de uitspraak hier ECLI:NL:RBAMS:2013:3908, (pdf)

IEF 12838

Niet anders te begrijpen dan een verwijzing naar Chanel

Rechtbank Amsterdam 12 juni 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:6541 (Chanel S.A.S. tegen Glamorous Fashion B.V. c.s.)
Uitspraak ingezonden door Maarten Rijks en Gino van Roeyen, BANNING Advocaten.
Merkenrecht. Fashion. Chanel, het internationaal bekende modehuis, is houdster van verschillende woord- en/of beeldmerken. Glamorous verkoopt kleding als groothandel aan de detailhandel en exploiteert daarnaast een webwinkel voor verkoop aan consumenten. Naast haar eigen merk verkoopt zij tevens kleding als agent voor andere merken. Chanel voert aan dat Glamorous met de verkoop van bepaalde T-shirts inbreuk maakt op het merkrecht van Chanel.

Met Chanel is de rechtbank van oordeel dat de totaalindruk die het door Glamorous gebruikte teken en het beeldmerk van Chanel maken een zodanige gelijkenis vertonen dat hierdoor verwarringsgevaar bestaat. Verder verwerpt de rechtbank de verweren van Glamorous c.s. aangezien de T-shirts met de combinatie van afbeeldingen, tekst en het op de gespiegelde C's gelijkende teken niet anders te begrijpen is als een verwijzing naar Chanel. Volgens de rechtbank is er sprake van merkinbreuk. Aangezien aannemelijk is dat Chanel ten gevolgen van de merkinbreuk schade heeft geleden zal de rechtbank de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure eveneens toewijzen. Glamorous wordt veroordeeld in de proceskosten.

4.3 Met Glamorous en B en anders dan Chanel acht de rechtbank de afbeelding op T-shirt 1 niet identiek aan het beeldmerk van Chanel. Onbetwist is immers dat geen sprake is van twee gespiegelde letters C, maar van twee gekruiste volledige cirkels. Daarbij is niet relevant of het een klein of groot verschil is, nu de tekens duidelijk niet identiek zijn. Chanel stelt echter wel terecht dat de afbeelding op T-shirt 1 overeenstemt met haar beeldmerk. (...) De rechtbank sluit bovendien aan bij de door Chanel ter comparitie aangehaalde jurisprudentie ten aanzien van  de relevantie van de totaalindruk van de twee afbeeldingen. In het onderhavige geval zijn het lettertype, de compositie en de proposities alle overeenstemmend met het beeldmerk van Chanel. Bovendien wijst Chanel er terecht op dat bij het dragen van het T-shirt het doorlopen van de cirkels onder de armen verdwijnt, zodat bij dragen toch vooral niet doorlopende gekruiste cirkels te zien zijn die overeenstemmen met de gespiegelde letters C van het beeldmerk van Chanel. Er is dus sprake van gebruik van een overeenstemmend teken als bedoeld in artikel 2.20 BVIE.

4.5 Met Chanel is de rechtbank van oordeel dat de totaalindruk die het door Glamorous gebruikte teken en het beeldmerk van Chanel maken een zodanige gelijkenis vertonen dat daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het in aanmerking komende publiek, te weten de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument, verwarring wordt gewekt tussen de tekens. (...) Nu de rechtbank op grond van de genoemde omstandigheden het verwarringsgevaar reeds aanneemt, kan het in het midden blijven of sprake is van nawerking van de eerdere (gestelde) merkinbreuken.

4.12 (...) Zodat onder 4.9 is overwogen zijn de T-shirts met de combinatie van afbeeldingen, tekst en het op de gespiegelde C's gelijkende teken niet anders te begrijpen dan als verwijzing naar Chanel. Zoals onder 4.5 reeds is overwogen, is een eventuele andere intentie van de ontwerper bij deze beoordeling niet relevant. (...) Dat met deze verwijzing ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het woordmerk en het beeldmerk van Chanel en afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van Chanel, is door Glamorous en B niet betwist. Daarmee is een inbreuk op de door artikel 2.20, lid 1, sub c, BVIE geboden bescherming gegeven. Nu dit voor toewijzing van het gevorderde niet uitmaakt, kan in het midden blijven of met T-shirts 2 en 3 (ook) inbreuk wordt gemaakt op de bescherming van artikel 2.20, lid 1, sub b, BVIE.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:RBAMS:2013:6541 (pdf)
HA ZA 12-1106 (afschrift)

IEF 12837

Engelse versie van het Nederland.fm-vonnis

Rechtbank 's-Gravenhage 19 december 2012, zaaknr. 407402 / HA ZA 11-2675 (Vereniging BUMA-Stichting Stemra tegen Souren) (EN)
Uitspraak ingezonden door Anja Kroezen, Buma Stemra.
Zie ook IEF 12159 en het dossier 'nederland.fm'. Het Nederland.fm-vonnis is inmiddels vertaald in het Engels. Lees hieronder de belangrijkste overwegingen uit het vonnis in het Engels.

4.5 The radio streams are presented to the users of Souren's websites as a result of Souren's intervention, making the musical works these include accessible to a public other than the public which Buma/Stemra intended when it granted the radio stations permission for the use of those musical works. This is because Souren's websites are different audio-visual products than the radio station's websites and they therefore have a different public. In addition to this, it has been established that Buma/Stemra was not targeting the users of Souren's websites when it granted the radio stations permission to communicate the musical works to the public. Buma/Stemra has explicitly submitted that the license which it grants radio stations does not entail permission for the use of the radio streams as part of third parties' websites. In this connection, Buma/Stemra for example referred to the information which it publishes on the use of radio broadcasts on internet (Buma/Stemra's exhibit 16), in which it distinguishes between the fees for radio stations and the fees for radio portals. Souren has insufficiently disputed the accuracy of that claim. When questioned on this subject during the hearing of the parties, Souren declared that he had no information on the licence agreements between Buma/Stemra and the radio stations.

4.14 The District Court is aware that the way in which Souren's modus operandi has been formulated could raise eyebrows, from a copyright perspective, on the interpretation of the term 'communication to the public' in the sense of article 3 of the Copyright Directive (Directive 2001/29/EC). When questioned on this subject during the hearing of the parties, Souren declared that he would therefore like the District Court to refer questions to the European Court of Justice for a preliminary ruling. The District Court will however not do so in this case and has also decided not to wait for the answers to the questions recently referred to that Court by a Swedish court of appeal (Svea Hovrätt) in a case which is in some respect comparable (Request for a preliminary ruling of 18 September 2012, C466/12, Svenson et al - Retriever Sverige). This is because, during the hearing of the parties, Buma/Stemra explicitly declared that it dit not wish the District Court to refer such questions, as it wanted a quick decision. That interest should have priority in this case.

IEF 12836

Nieuwe rechters Hof van Justitie en het Gerecht

Plechtige zitting 4 juli 2013, nr. 85/13 - persbericht
Uit het persbericht: Na de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, op 1 juli 2013, hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie bij besluit van 1 juli 2013 de heer Siniša Rodin voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 6 oktober 2015 tot rechter in het Hof van Justitie en mevrouw Vesna Tomljenović voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 augustus 2013 tot rechter in het Gerecht benoemd.

Curriculum vitae van de nieuwe rechters
Siniša Rodin
geboren in 1963; afgestudeerd aan de universiteit van Zagreb (licentiaat in 1986, maîtrise in 1991 en doctoraat in 1995); L.L.M. van de University of Michigan Law School (1992); Fulbright Fellow en Visiting Scholar aan de Harvard Law School (2001-2002); gasthoogleraar aan de Cornell Law School (2012); adjunct-hoogleraar en eerste adjunct-hoogleraar (1987-1998); docent (19982001) en hoogleraar (1999-2013) aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Zagreb; bekleder van de Jean Monnet-leerstoel en bekleder van de Jean Monnet-leerstoel ad personam (2006-2013); lid van de Kroatische commissie voor grondwetsherziening, voorzitter van de werkgroep toetreding tot de Europese Unie (2009-2010); lid van het Kroatisch team dat de onderhandelingen over de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie heeft gevoerd (2006-2011); auteur van verscheidene publicaties.

Vesna Tomljenović
geboren in 1956; gediplomeerde van de universiteit van Rijeka (Maîtrise 1979) en van de universiteit van Zagreb (LL.M., 1984; doctoraat in de rechtswetenschap, 1996); assistent-hoogleraar (1980-1998), adjunct-hoogleraar (2003-2009) en hoogleraar (2009-2013) aan de rechtenfaculteit van de universiteit van Rijeka; adjunct-hoogleraar aan de economische faculteit van de universiteit van Rijeka (1990-2013); voorzitter van de Kroatische vereniging voor vergelijkend recht (2006-2013).

IEF 12835

BBIE serie mei-juni 2013

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 33 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie april 2013.

21-06
Q DEVICE
Q EASY
Afgew.
nl
21-06
LEFFE
BRASSERIE EFFE
Toegew.
nl
21-06
LOYALIS
LOYANDER
Toegew.
nl
20-06
Dressing Room
LORCA DRESSING ROOM
Gedeelt.
nl
20-06
FIDELSYS
FIDELITiZ
Toegew.
fr
20-06
ST
TS
Toegew.
nl
31-05
REAAL
REALIS
Gedeelt.
nl
31-05
R & C
RC
Toegew.
nl
31-05
Cupcake Couture
Cupcakes
Toegew.
nl
31-05
BOULEVARD
SUNSET BOULEVARD
Afgew.
fr
28-05
PRIMERA
PRIMOSA
Toegew.
nl
17-05
O2
O2DIT
Gedeelt.
nl
17-05
GEA
GIA SYSTEMS
Gedeelt.
nl
17-05
CULTURA
CULTURAMA
Toegew.
nl
17-05
FAIR TRADE
FAIR4NL
Afgew.
nl
07-05
Gala
BUMA HARPEN GALA
Afgew.
nl
IEF 12834

Ruime verspreiding van sms- of chat-taal in de Benelux

Hof van Beroep Brussel 26 juni 2013, zaaknr. 2012/AR/2164 (Protea Biopharma tegen BBIE)
Merkenrecht. Afwijzing. Eiseres heeft het woordmerk 4ME gedeponeerd voor farmaceutische en medische producten/diensten. Het BBIE weigert de inschrijving omdat het beschrijvend van aard is, "het kan immers dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid of bestemming van de waren; de spellingswijze heft het gebrek aan onderscheidend vermogen niet op".

Geklaagd wordt over de beperkte motivering van de voorlopige weigeringsbeslissing, deze is nauwelijks meer dan met een stereotiepe formule waarmee wordt verwezen naar de verdragsregels die de absolute weigeringsgronden bepalen. Daaraan wordt voorbij gegaan. Het besluit luidt dat 4ME als teken volkomen banaal is en niets ongewoons heeft ten aanzien van de betrokken waren en diensten. De gemiddelde consument in de Benelux voldoende is vertrouwd is met de Engelse taal om 4ME na vertaling te vatten in hun gewone betekernis.

Daarenboven kent ook in de Benelux de ‘sms-taal’ of ‘chat-taal’ ruime verspreiding, waardoor verschillende woorden, al dan niet gecombineerd met cijfers, worden afgekort tot één letter en die aldus samengevoegde tekens een zinsdeel of zelfs zin uitdrukken. In dit geval zal het doorsnee publiek in het teken een Engelse afkorting herkennen en het percipiëren als ‘for you’, vertaald als ‘voor u’ of ‘pour toi’. De vordering wordt verworpen.

23. Zodoende, zelfs indien de definitieve weigeringsbeslissing ontoereikend is gemotiveerd, dan nog kan de BOlE tijdens de rechtspleging voor het hof alle relevante feiten en beschouwingen aanvoeren dat staving van het standpunt dat de absolute weigeringsgronden zich tegen de inschrijving van het merk verzetten. Zou de BOlE die pertinente feiten en verdragsregels niet aanvoeren, dan zou het hof dit ambtshalve dienen te dien indien het de overtuiging is toegedaan dat er effectief een absolute weigeringsgrond voorhanden is.

32. Het door eiseres gedeponeerde teken is samengesteld uit één cijfer en twee letters, die geheel tegen elkaar zijn geschoven, zonder enige ornamentele component, achtergrond of kleur. Het vertoont geen enkel opvallend visueel kenmerk en kan niet anders worden gepercipieerd dan in een verbaal cognitieve context. Het kan na perceptie niet anders worden geduid dan door het uit te spreken. Dat die perceptie ook voor ogen stond bij de keuze van het teken, moge ook blijken uit het feit dat de drie tekens (4, M en E) zonder meer tegen elkaar werden geschoven, zodat ze ook als één geheel worden voorgesteld.

33. Uit één en ander volgt dat de onderscheidende kracht van het teken 4ME moet worden beoordeeld vanuit zijn verbaal cognitieve perceptie door het doelpubliek.
(...)
Evenwel ziet die bewering over het hoofd dat wanneer het doelpubliek met een dergelijk verbaal cognitief teken wordt  geconfronteerd en er geen enkele andere aandachtstrekker mee verbonden is, het precies zal trachten er een uitspreekbare betekenis aan te geven.

34. Het Iijdt geen twijfel dat de gemiddelde consument op het territorium van de Benelux voldoende vertrouwd is met de Engelse taal om die woorden na vertaling te vatten in hun gewone betekernis. Daarenboven kent ook in de Benelux de ‘sms-taal’ of ‘chat-taal’ ruime verspreiding, waardoor verschillende woorden, al dan niet gecombineerd met cijfers, worden afgekort tot één letter en die aldus samengevoegde tekens een zinsdeel of zelft zin uitdrukken. In dit geval zal het doorsnee publiek in het teken een Engelse afkorting herkennen en het percipiëren als ‘for you’, vertaald als ‘voor u’ of ‘pour toi’.
Dit zal des te meer het geval zijn, nu, zoals verweerster aangeeft, de afgekorte woordterm ‘4me’ in vele combinaties wordt gebruikt door ondernemingen die heel verschillende waren of diensten aanbieden.

36. Het besluit luidt dan dat 4ME als teken volkomen banaal is en niets ongewoons heeft ten aanzien van de betrokken waren en diensten waardoor het deze zou kunnen doen herkennen als afkomstig van de onderneming van eiseres.

IEF 12833

Maandoverzicht personalia juni 2013

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichtgeving die eerder in het kort nieuws voorbij is gekomen.

 

Jurist Alberty Kattenberg verlaat na 22 jaar Boekverkopersbond, treedt af als counsel en treedt toe tot Bousie advocaten
Alberty Kattenberg, tot voor kort de huisjurist van de Koninklijke Boekverkopersbond, en Bousie advocaten hebben besloten de handen ineen te slaan. Op 1 juli 2013 treedt Alberty toe tot Bousie advocaten, als zogenaamde of counsel. Hij zal als jurist verbonden zijn aan Bousie advocaten.

Rik Geurts naar Van Iersel Luchtman advocaten
Per 1 juli 2013 stapt Rik Geurts over van QuestIE Advocatuur naar het Noord-Brabantse Van Iersel Luchtman Advocaten om daar als partner de sectie IE & ICT te versterken. Na een loopbaan als onderzoeker bij het Institute for Law and Technology aan de Universiteit van Tilburg, ging Geurts eerst aan de slag als advocaat bij een groot Nederlands advocatenkantoor. In 2010 stond hij aan de wieg van nichekantoor QuestIE, waar hij zich toelegde op de advisering rond ICT-zaken. Geurts brengt zijn praktijk onder bij Van Iersel Luchtman Advocaten, zodat hij zijn cliënten voortaan ook op andere gebieden kan bedienen.

Anouk Siegelaar neemt namens de BNO zitting in bestuur Pictoright
Anouk Siegelaar, jurist bij de BNO, maakt sinds 3 juni deel uit van het bestuur van Pictoright. Met haar benoeming volgt zij namens de BNO Rob Huisman op in het bestuur van de auteursrechtenorganisatie voor visuele makers in Nederland. Pictoright int jaarlijks de collectieve rechten voor makers en verdeelt deze vervolgens onder hen. Ontwerpers en illustratoren van werken die voorkomen in boeken, tijdschriften, kranten, cd/dvd/blueray-hoesjes, of op televisie kunnen zich kosteloos bij Pictoright aanmelden voor een eventuele vergoeding. Enige voorwaarde is dat de maker zelf de rechten heeft. Als je rechten overdraagt, maak dan een voorbehoud voor de collectieve rechten.

Hugo Atzema en Mathieu Paapst verbonden aan ICTRecht
Per 1 mei zijn Hugo Atzema en Mathieu Paapst verbonden aan juridisch adviesbureau ICTRecht.nl.

Hugo Atzema werkt als juridisch adviseur bij ICTRecht. In 2012 heeft hij aan de Rijksuniversiteit Groningen de master Recht & ICT (Informaticarecht) afgerond. Zijn scriptie schreef hij over de Cookiewet waarin hij onder andere in ging op het verschil tussen de Britse en de Nederlandse implementatie van de Europese cookieregels. Over dit onderwerp is ook een publicatie verschenen van zijn hand in het Tijdschrift voor Internetrecht.

Naast interesse in cookies heeft Hugo een brede interesse op het gebied van IT en recht. Hij zal zich binnen ICTRecht met name bezighouden met cloudrecht.

Tevens vanaf mei is Mathieu Paapst als wetenschappelijk adviseur verbonden aan ICTRecht. Daarbij richt hij zich op ICT-aanbestedingen en -inkoop, auteursrecht, privacyrecht, en bestuurskundige onderzoeksvragen. Mathieu is tevens werkzaam als universitair docent bij het Centrum voor Recht en ICT van de Rijks­unive­rsiteit Groningen. Hij is veran­twoor­delijk voor onderwijs en onderzoek op het gebied van inter­netrecht, internet governance, infor­matie­manag­ement en digitale overheid.

In zijn wetenschappelijk onderzoek staan de lever­ancie­rsona­fhank­elijk­heid en de inter­opera­bilit­eit binnen de digitale wereld centraal. Hij onderzoekt dit zowel op het gebied van ICT- aanbestedingen alsook op het gebied van internet governance. Hij promoveerde in januari 2013 op een multi­disci­plinair onderzoek naar de doorw­erking van open ICT-beleid binnen de aanbestedingspraktijk. Hij is Fellow bij OpenForum Academy, bestuurslid van Internet Society (ISOC), en expert voor de ICT-branche bij de Commissie van Aanbestedingsexperts.

IEF 12832

BBIE oppositierichtlijnen

BBIE Richtlijnen oppositie, versie 1 juli 2013. (franstalig)
Deze richtlijnen zijn bedoeld als een toelichting op de werkwijze van het Bureau en zijn ondergeschikt aan de teksten van het BVIE, het Uitvoeringsreglement en de regels van de DG.

Deze richtlijnen bevatten een gedetailleerde toelichting bij de behandeling van de opposities. Het doel is met name de gebruiker over de administratieve procedure te informeren, het verloop van de procedure uiteen te zetten en nadere toelichting over een aantal inhoudelijke aspecten te verschaffen.

Zoveel mogelijk wordt de volgorde van het Uitvoeringsreglement en het Verdrag aangehouden, waarbij onderwerpen vanuit verschillende oogpunten belicht worden. Dit document is dan ook bedoeld als naslagwerk bij specifieke vragen over de oppositieprocedure. Hoofdstuk 13 (Verloop procedure) geeft een samenvatting van het verloop van de procedure en is in die zin op te vatten als een algemeen hoofdstuk.

De richtlijnen zijn nadrukkelijk bedoeld als een toelichting op de werkwijze van het Bureau en zijn ondergeschikt aan de teksten van het Verdrag, het UR en de regels van de DG, deze blijven derhalve leidend. Indien een wijzigingen van het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (hierna: “BVIE”) dan wel het Uitvoeringsreglement (hierna: “UR”) het
noodzakelijk maakt om de richtlijnen aan te passen, dan zal er een nieuwe versie van de Richtlijnen gepubliceerd worden. Op de website van het Bureau is altijd de meest recente versie te vinden, met waar nodig een toelichting inzake een eventuele overgangsregeling.