IEF 21975
29 maart 2024
Uitspraak

Schorsing nietigheidszaak wegens samenloop EUIPO-procedure

 
IEF 21970
28 maart 2024
Uitspraak

Onrechtmatig gebruik voetbalspeler voor advertentie Adidas

 
IEF 21969
28 maart 2024
Uitspraak

Conclusie A-G: schending van uitingsvrijheid kan tenuitvoerlegging vonnis in de weg zitten

 
IEF 13415

Gebod om webpagina's offline te houden

Vzr. Rechtbank Den Haag 10 oktober 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:15443 (MTTM en ZakelijkNummers tegen Belfabriek)
Rectificatie van offline pagina's. 6:194a BW. Vergelijkende reclame. Rechtspraak.nl: Procedure tussen twee telecomaanbieders. De vraag ligt voor of de uitlatingen van gedaagde over eiseres als misleidend en onrechtmatig kunnen worden gekwalificeerd. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend met name vanwege de gebruikte bewoordingen en de wijze waarop en de context waarin die mededelingen zijn gedaan. Gedaagde wordt bevolen de webpagina's waarop de uitlatingen zijn gedaan offline te houden en haar wordt verboden om misleidende mededelingen te doen over eiseres. De gevorderde rectificatie wordt niet toegewezen.

3.4. Al het vorenstaande, in samenhang bezien, maakt reeds dat de uitingen van Belfabriek als misleidend en onrechtmatig moeten worden aangemerkt. Bij dit oordeel is in aanmerking genomen dat enige mate van overdrijving toelaatbaar is, maar de grens hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter overschreden. Ook is acht geslagen op de omstandigheid dat de mededelingen gericht waren aan ondernemers. Ook voor een gemiddeld geïnformeerde en oplettende ondernemer moeten de teksten misleidend worden geacht. Daarbij staat vast dat er opzeggingen van ondernemers zijn binnengekomen door middel van de door Belfabriek beschikbaar gestelde standaard opzeggingsbrief. De stelling van Belfabriek dat er van onrechtmatigheid van de uitlatingen geen sprake kan zijn omdat de informatie die zij verstrekt ook al door andere instanties publiek was gemaakt, wordt niet gevolgd. Niet alleen verwijst Belfabriek hiertoe wederom naar websites die melding maken van klachten over een ander bedrijf (Zakelijke Telefonie.nl), maar ook de omstandigheid dat gebruikers van servicenummers via andere weg al op de hoogte waren geraakt van de financiële problemen van MTTM c.s. doet niet af aan de onrechtmatigheid van de uitlatingen van Belfabriek, gezien de bewoordingen van die uitlatingen, de wijze waarop en de context waarin die uitlatingen zijn gedaan zoals hiervoor vermeld.

Gevolgen onrechtmatige uitlatingen
3.5. Nu de webpagina’s met de uitlatingen zoals voormeld thans niet online zijn, zoals tussen partijen in confesso is, hebben MTTM c.s. geen belang bij een gebod om deze pagina’s offline te halen. Zij hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter wel belang bij een gebod deze webpagina’s, als ook andere webpagina’s waarin uitlatingen met dezelfde strekking staan, offline te houden. Die vordering zal worden toegewezen, gezien het onrechtmatige karakter van de uitlatingen en nu niet aannemelijk is geworden dat Belfabriek deze pagina’s niet opnieuw zal plaatsen. Ook de vordering tot het opleggen aan Belfabriek van een verbod om uitlatingen te doen over MTTM c.s. en haar bedrijfsactiviteiten acht de voorzieningenrechter in het licht van het vorenstaande toewijsbaar, met dien verstande dat dit verbod zal worden beperkt tot het doen van misleidende en/of onjuiste mededelingen op de wijze als hierna vermeld.

3.6. De voorzieningenrechter acht de vordering om Belfabriek te gelasten om een rectificatiebrief te versturen niet toewijsbaar.
IEF 13414

Geen toestemming op basis van voorlopig ondernemingsplan

Vzr. Rechtbank Overijssel 20 december 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:3543 (Regge Wood Group tegen Rego Buitentrends)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Regge is en in Goor gevestigde houthandel en houdster van Benelux beeld- en woordmerk, handelsnamen en een domeinnaam. Reggo Buitentrends is eveneens in Goor gevestigd en houdster van domeinnaam www.rego-tuinhout.nl. Het logo komt verwarringwekkend overeen met het merk van Regge als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE.

Gedaagde sub 2 voeren aan dat zij al voor de opsplitsing van de [B] toestemming hebben gekregen van bestuur en commissarissen van de [B] om een bedrijf te voeren onder de naam [gedaagde sub 2]. Deze toestemming zou zijn gegeven op basis van een voorlopig ondernemingsplan. Al zou de betreffende toestemming gegeven zijn zoals door gedaagden gesteld en door Regge betwist, dit geen toestemming zou zijn voor gebruik van het logo, maar toestemming voor gebruik van het lichtgroene logo.

Ook handelen gedaagden voorzover zij gebruik maken van de handelsnaam in strijd met artikel 5 Hnw. De gevorderde rectificatie wordt afgewezen, omdat deze verder gaat dan in dit vonnis zal worden toegewezen.

Merkenrecht
4.9 Voor de vaststelling van soortgelijkheid tussen waren of diensten moet rekening worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding tussen de waren en diensten kenmerken. Artikel 2.20, lid 3 BVIE bepaalt dat geen rekening wordt gehouden met de toegepaste rangschikking in klassen. Aangenomen moet echter worden dat een indeling in dezelfde klasse wel een aanwijzing vormt voor soortgelijkheid.
4.10. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat Rego Buitentrends zich beperkt (zoals door gedaagden wordt gesteld en door Regge is bestreden) tot de verkoop van tuinhuisjes, schuttingen en dergelijke aan particulieren, concludeert de voorzieningenrechter dat voorshands kan worden aangenomen dat de activiteiten van Regge en Rego buitentrends soortgelijk zijn in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Daarbij is van belang dat beide bedrijven actief zijn in de houthandel en beide bedrijven zijn gevestigd in Goor. Bovendien volgt uit de site van Regge dat zij zich ook richt tot particulieren. Daarbij vormt ook een aanwijzing voor soortgelijkheid dat klassen en beschrijvingen van de depots van het beeldmerk van [A] en [RH] in grote mate overeen komen.
4.11 Gelet op hetgeen onder 4.5 en 4.7 is overwogen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van verwarringsgevaar. Dit brengt met zich dat Rego Buitentrends in strijd handelt met artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. De vraag of een geslaagd beroep kan worden gedaan op de c- of d-grond behoeft geen bespreking meer.
Handelsnaamrecht
4.33. Gelet op de geringe mate waarin de handelsnaam [A] afwijkt van de handelsnaam [RH], en voorts gelet op de aard van de verschillende ondernemingen en de plaats waar zij zijn gevestigd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate aannemelijk dat bij het relevante publiek verwarring is te duchten tussen [RH] en [A]. Een en ander leidt tot de conclusie dat ook [gedaagde sub 2] de handelsnaam [A] voert in strijd met het bepaalde in artikel 5 Hnw.

4.38. De tekst die door Regge gegeven is om als rectificatie geplaatst te worden gaat verder dan hetgeen in dit vonnis door de voorzieningenrechter toegewezen zal worden. Zo zal ten aanzien van de handelsnaam “[R]” en/of daarop gelijkende namen de vordering van Regge in dit kort geding niet toegewezen worden. Toewijzen van plaatsing van een tekst tot rectificatie als gevorderd is dan ook niet op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal deze vordering daarom afwijzen.

De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagden om het gebruik van het (beeld)merk en de (handels)namen “[A]” binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, onder meer op de navolgende wijzen:
- verwerkt in een domeinnaam, daaronder begrepen maar niet beperkt tot de domeinnaam [xxxx.nl];
- verwerkt in stukken voor zakelijk gebruik daaronder (mede) begrepen briefpapier, facturen, logo’s en overig drukwerk, alsmede verwerkt in advertenties/reclame daaronder (mede) begrepen reclame op websites, bedrijfskleding, wagenpark en op overige reclame-uitingen;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een dwangsom ad € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro), voor iedere dag of gedeelte van de dag dat gedaagden nadat na betekening 14 dagen zijn verstreken niet voldoen aan de onder I. genoemde veroordeling, waarbij iedere vorm van inbreukmakend gebruik geldt als een afzonderlijke overtreding, met een maximum van € 500.000,-- (zegge: vijhonderdduizend euro)
IEF 13411

WIPO december 2013

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures [dossier instanties - WIPO]. Heeft u ideeën over deze rubriek, laat het ons weten: redactie@ie-forum.nl. Ditmaal over:
A) Merkhouder heeft 12 jaar gedaan om actie tegen domeinnaam te ondernemen (arabam.net)
B) Voormalige distributieovereenkomst tussen partijen niet ingebracht in procedure (lensbaby.nl)
C) Bescherming handelsnaam ligt in de bijzondere schrijfwijze (letselschaderaadsman.nl)
D) letters a, i en n zitten op een regulier toetsenbord niet bij elkaar (geen typo): sanofi vs sinofn.com
E) Merk is in de jaren '40 gebruikt en door overnames in vergetelheid geraakt (nordmende.com)
F) Domeinnaam nog niet in gebruik, te vroeg aangebracht (boycottstandardandpoors.com)
G) informatie over producten van eiser en link eigen webshop (mikalor.nl overgedragen)
Deze selectie is samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

D2013-1369 arabam.net > Complaint denied
A) Eiseres is een Turkse mediagigant die sinds 2000 de merknaam “Arabam” heeft geregistreerd en onder die naam haar diensten levert. Verweerder is een Turkse autohandelaar die een paar maanden voordat het merk werd geregistreerd, de domeinnaam heeft geregistreerd en onder die (domein)naam auto’s verkoopt. “Arabam” betekent “Mijnauto” in het Turks. Deze site is nu één van de grootste autosites in Turkije, niet vast staat echter dat ten tijde van registratie de website voor de verkoop van auto’s werd gebruikt. Uit gebruik van de “Way Back Machine” van archive.org blijkt echter het tegenovergestelde. Echter heeft de merkhouder er volgens de geschillenbeslechters wel erg lang (zo’n 12 jaar) over gedaan om actie tegen de domeinnaam te ondernemen. Domeinnaamhouder heeft eigen recht legitiem belang bij de domeinnaam, dus eis wordt afgewezen.

“The Panel is concerned at some aspects of the way the Complainant has progressed its dispute over the disputed domain name. The Complainant portrays itself as part of “Turkey’s leading media and entertainment conglomerate”, and its website as “the most well-known car sales website in Turkey”. As such the Complainant could be expected to display impressive vigilance over its intellectual property, yet it has taken 12 years to act against the disputed domain name, irrespective of its early usage or ownership. According to the WayBack Machine (“www.archive.org”), at least as early as April 2002 the disputed domain name resolved to a website offering links that included the Complainant’s field of entertainment, and by January 2003 it carried rudimentary references to cars. There is no evidence that the Complainant, prior to lodging the Complaint, made any attempt to notify purported rights in its trademark directly to the Respondent.
Whilst no statute of limitations or doctrine of laches is embodied in the Policy or Rules, the Panel is nevertheless empowered by Rule 15(a) to decide the Complaint on the basis of “... any rules and principles of law that it deems applicable”. Having regard to all the evidence, the Panel is concerned that the Complainant may very belatedly have set out to gain control of a domain name that it had every opportunity to acquire before the Respondent did so, but did not. In terms of natural justice the Respondent, if deprived now of its business website, may suffer incalculably more discomfiture than if the Complainant had not slept on its purported rights (which is not to say that any earlier Complaint would necessarily have succeeded).”

DNL2013-0034 lensbaby.nl > Complaint denied
B) Zwitserse eiser heeft merk “lensbaby” sinds 2004. Sinds 2008 heeft eiser een Gemeenschapsmerk. Nederlandse domeinnaamhouder heeft de domeinnaam geregistreerd in 2005. Er was een distributieovereenkomst tussen eiser en verweerder. Geen van partijen heeft deze overeenkomst echter in de procedure gebracht. Geschillenbeslechter is van mening dat hij nu ook niet kan beoordelen of er sprake is van een eigen recht of legitiem belang. Daarnaast is deze geschillenprocedure ook niet geschikt voor dit soort geschillen. Eis wordt afgewezen. Op andere blogs: DomJur

“None of the parties has submitted a copy of the agreement between the parties. Even if a copy had been submitted, the Panel notes that the present proceedings are not suited to interpreting the agreement between Complainant and Respondent, similar to what was decided by this Panel in NV TK, Be Watch Ltd v. Tiflo BV, WIPO Case No. DNL2010-0062.
The Regulations are primarily intended to resolve relatively obvious cases of cyber-squatting and are not primarily intended as an alternative to a civil procedure or arbitration on a contractual dispute between the parties. Certain disputes are more fit for decision in such more extensive proceedings, which, for example, provide sufficient scope for the submission and examination for various types of evidence relevant to the interpretation of contract terms.
In any event, as none of the parties has submitted a copy of the agreement or other evidence regarding the terms of the agreement, the Panel finds insufficient basis to conclude in the present proceedings that Respondent lacks rights or legitimate interests in the Domain Name. Accordingly, Complainant has failed to demonstrate that Respondent has no rights or legitimate interests in the Domain Name.”

DNL2013-0032 letselschaderaadsman.nl > Complaint denied
C) Bescherming van de – zeer beschrijvende - handelsnaam “De Letselschade Raetsman” ligt in haar bijzondere schrijfwijze. De domeinnaam stemt hier niet verwarringwekkend mee overeen. Daarnaast wordt de aanduiding “letselschaderaadsman” ook door andere dienstverleners in het vakgebied gebruikt. Eis wordt afgewezen.

“De diensten die onder de Handelsnaam en de website onder de Domeinnaam worden aangeboden betreffen beide het (uiteindelijk) aanbieden van diensten van juridische bijstand aan letselschadeslachtoffers, terwijl deze diensten beide landelijk worden aangeboden. Er zal evenwel pas sprake van verwarringsgevaar kunnen bestaan indien de Domeinnaam slechts in geringe mate van de Handelsnaam afwijkt. De Geschillenbeslechter is van mening dat dit niet het geval is omdat het onderscheidend vermogen van de Handelsnaam zeer gering is omdat zij wordt bepaald door haar bijzondere schrijfwijze. Verweerder heeft aangevoerd, en ook met een voorbeeld aangetoond, dat de aanduiding “letselschaderaadsman” (die identiek aan de Domeinnaam is) ook door andere juridische dienstverleners op het relevante rechtsgebied wordt gebruikt voor dezelfde diensten waarvoor de Domeinnaam en de Handelsnaam worden gebruikt. Voorzover de Handelsnaam onderscheidende kracht heeft, ligt die in haar bijzondere schrijfwijze. Daarmee kan niet worden gezegd dat de Domeinnaam, die in hedendaags Nederlands is geschreven en een beschrijvende aanduiding is, slechts in geringe mate van de Handelsnaam afwijkt.”

D2013-1717 sinofn.com > Complaint denied
D) Eiser is houder van het merk “Sanofi”. Chinese wederpartij heeft de domeinnaam in april 2012 geregistreerd. Duidelijk is dat het merk en de domeinnaam niet geheel identiek zijn. Eiser beroept zich op typosquatting. Volgens geschillenbeslechter is hier echter geen sprake van nu de letters “a”, “i” en “n” op een regulier toetsenbord niet zo dicht bij elkaar staan dat van “vertyping” sprake kan zijn. Derhalve geen verwarringwekkende overeenstemming. Eis wordt o.a. daarom afgewezen.

“The Complainant’s trade mark is SANOFI whilst the Respondent’s disputed domain name consists of the term “sinofn” and the top level domain suffix “.com”. The Complainant has argued that the disputed domain name is a result of a deliberate act of misspelling also known as “typosquatting”. However, the Panel is of the view that given the distance of the letters “a”, “i” and “n” on a typical computer keyboard, the argument for deliberate misspelling of the Complainant’s trade mark SANOFI is not tenable given the totality of the circumstances.
Considering and comparing the disputed domain name <sinofn.com>and the Complainant’s trade mark SANOFI, the Panel is of the view that they are not identical or similar whether visually, phonetically or conceptually. The Panel notes that the prefix “sino” in English is commonly used to refer to China. The Panel further notes that the term “sinofn” most likely refers to the company name “Sinofn (Tianjin) Pharm-Tech Co., Ltd.”, a subsidiary company of “Biosino Bio-technology and Science Inc.”, which is situated in China.1 Furthermore, the Panel also rejects the Complainant’s argument that the term “sinofn” in the disputed domain name <sinofn.com> is a transliteration of the Complainant’s Chinese registered trade mark赛诺菲. The transliteration of赛诺菲 would spell “sinofei” and not “sinofn”.”

D2013-1718 nordmende.com > Complaint denied
E) Eiser is houder van het merk “Nordmende” een oud merk dat al sinds de jaren ’40 van de vorige eeuw werd gebruikt voor radio- en televisieapparaten. Merk is door verschillende overnames in de vergetelheid geraakt. Het wordt echter sinds 2008 weer gebruikt. Domeinnaam is geregistreerd in 1998. Eiser slaagt er niet in aan te tonen dat ten tijde van registratie van de domeinnaam de verweerder van het merk van eiser op de hoogte was. Eis wordt afgewezen.

“Assuming that the Complainant satisfies the first two factors of the Policy, paragraphs 4(a)(1) and 4(a)(ii), it has nonetheless failed to prove by a preponderance of the evidence that the Respondents registered the Domain Name in bad faith. All of the Complainant’s bad faith allegations relate to use only. Complaint VI.C, p. 9. The Complainant has not alleged bad faith registration or attempted to support an inference of bad faith registration by pointing to any evidence of record. Moreover, the factual evidence it does submit undermines the inference of bad faith registration. Specifically, the Wikipedia article that the Complainant relies upon observes that “In the 1990s, the name Nordeman was used with decreasing frequency, and it eventually disappeared in favor of the Thomson name. In 2005 Videocon Group acquired all cathode ray tube activities from Thomson. The Nordmende brand was relaunched in Ireland in 2008.” Annex 3. This evidence prevents the Panel from finding that the Respondent likely knew of the Complainant’s rights at the time of the Domain Name was registered in 1998. On the contrary, the evidence suggests that the Domain Name was registered during a prolonged hiatus in the use of the asserted mark. Consequently, this case may be considered to raise issues analogous to those where trademark rights arise after a domain name is registered. WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition (“WIPO Overview 2.0”), paragraph 3.1.
This is not to say that the Complainant abandoned its trademark rights, but it is not enough under the Policy’s third factor to merely prove that the Complainant has trademark rights. The Complainant must prove bad faith registration, which, at a minimum requires evidence sufficient to support an inference that the Respondent more likely than not was aware of the Complainant’s rights. WIPO Overview 2.0, paragraph 3.4. The evidence here does not support that inference.”

D2013-1546  boycottstandardandpoors.com > Complaint denied
Eiser is houder van het merk “Standard en Poor’s”. De domeinnaam wordt momenteel (nog) niet gebruikt. Volgens geschillenbeslechter is de eis dan ook te vroeg aangebracht. Domeinnaam kan immers nog te goeder trouw worden gebruikt. Bijvoorbeeld door een kritieksite onder de domeinnaam te plaatsen. Eis wordt afgewezen.

“Respondent is not currently using the domain name to resolve to a web site. Since it is conceivable that Respondent could use the domain name in such a way that Respondent did not seek to profit from the good will attached to Complainant’s family of marks, the complaint has been brought prematurely. Should Respondent in the future seek to profit from the good will attached to Complainant’s family of marks, Complainant may file a complaint at such time. Accordingly, the Panel finds that at present, Complainant has failed to establish bad faith registration and use as required under the Policy”

DNL2013-0053 mikalor.nl > Transfer
Eiser is houder van het merk “Mikalor” dat slangenklemmen produceert. Verweerder verkoopt de producten van eiser. Wanneer men naar de domeinnaam www.mikalor.nl gaat, komt men op een door eiser gemaakte website met informatie over de producten van eiser. Op de website staat echter ook een verwijzing naar de webshop van verweerder (ig-parts.nl). Op de website van verweerder worden echter ook producten verkocht die met de producten van eiser concurreren. Dit maakt volgens de geschillenbeslechter dat verweerder geen eigen recht of legitiem belang bij de domeinnaam heeft en dat hij de domeinnaam te kwader trouw gebruikt. De domeinnaam moet worden overgedragen. Op andere blogs: DomJur

 

“The Panel has also reviewed the current version of the website under the Domain Name. On the homepage only goods produced by the Complainant are offered. Furthermore, on the homepage the Respondent states that it is “official importer of Mikalor hose clamps” (in Dutch: “IQ-Parts is officieel importeur van Mikalor slangklemmen”).
On top of the homepage there are three links (in Dutch): web shop, news and contact. The link to the web shop redirects the visitor to a page on the website of the Respondent under the domain name
<iq-parts-shop.nl>.
This page shows various products of the Complainant and on the left hand side a column allowing a visitor to select products similar to those of the Complainant but made by competitors of the Complainant.
The Panel is of the view that by doing this, it cannot be said that the Respondent is using the website under the Domain Name to only sell the trademarked goods. The website makes it relatively easy for users to switch to another product than the Complainant’s.”
IEF 13410

Geen verbod op term misleiding in artikel over subsidieverantwoording

Vzr. Rechtbank Limburg 6 december 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:12491 (Stichting Service Médical tegen Media Groep Limburg BV)
Mediarecht. In het kort: Spoed-kortgeding. Vordering van verbod publicatie artikelen in krant (kop: Service Médical misleidde Ministerie) over stichting en haar bestuurder en gestelde onregelmatigheden bij subsidieaanvragen. Geen plaats voor verbod, ook niet wat betreft de kwalificatie “misleiding”.

4.10. De voorzieningenrechter stelt vast dat de (gestelde) aanwezigheid van [naam bestuurslid] bij FC Jekerdal en MVV goed is voor een niet onaanzienlijk deel - over 2005, 2006 en 2007 circa een kwart - van de evenementdagen en ingezette teams als door Service Médical genoemd in de stukken met betrekking tot de subsidieaanvragen. Gesteld noch gebleken is dat Service Médical het toch onmiskenbaar (deels) persoonlijke karakter van de aanwezigheid van [naam bestuurslid] bij de wedstrijden van SC Jekerdal daarbij kenbaar heeft gemaakt. Gelet daarop kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat, afgaand op de door Service Médical verstrekte cijfers over haar activiteiten in haar subsidieaanvragen, niet geconcludeerd mag worden dat door Service Médical een vertekend beeld is gegeven van de omvang en aard van haar activiteiten.

Dat geldt ook indien de aanwezigheid van [naam bestuurslid] bij de wedstrijden van Jekerdal - alwaar bij als arts waar nodig steeds hulp bood - als activiteiten van Service Médical zouden worden aangemerkt. Aan MGL kan niet verboden worden dit als misleiding te kwalificeren, niettegenstaande het feit dat ook andere, minder vergaande kwalificaties en vele nuanceringen mogelijk zijn. De uitingsvrijheid strekt er toe dat men zich mag uitspreken over de feiten die beschikbaar zijn, met inbegrip van de kwalificaties die daar, redelijkerwijs aan verbonden mogen worden.
4.11.
Wat dat laatste betreft heeft Service Médical gemotiveerd aangevoerd dat de opgave van de voetbalwedstrijden niet van betekenis was voor de uiteindelijke toekenning en hoogte van de subsidie, en derhalve ook achterwege had kunnen blijven. Die reactie is door MGL in het artikel vermeld. Wat hier verder van zij: uit het subsidieaanvraagformulier en uit artikel 4:75 lid 1 Awb blijkt dat de ontplooide activiteiten een voor de subsidieverstrekker relevant onderwerp waren. Nader onderzoek op dat punt is voor de beoordeling in dit kort geding niet van belang.

4.12.
Wat betreft de juistheid van de in het artikel opgenomen citaten hebben de ter zitting aanwezige journalist en redactieleden van MGL bevestigt dat deze juist zijn. Gelet daarop kan in dit kort geding niet worden aangenomen dat die citaten onjuist en daarmee onrechtmatig zijn.

4.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat het gevraagde verbod moet worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de subsidiaire vorderingen van Service Médical, nu een voldoende rechtvaardiging voor dergelijke ingrepen in de persvrijheid niet aanwezig wordt geacht.



IEF 13409

Koppeling met dichterspseudoniem Kopland is doorbroken door de toevoeging van het lidwoord HET

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 10 januari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:211 (Weduwe Kopland tegen Stichting Het Kopland)
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen.
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Van den Hoofdakker (hoogleraar psychiatrie aan de RUG) genoot onder het pseudoniem Rutger Kopland landelijke bekendheid met zijn gedichten met de P.C. Hooft-prijs ter onderscheiding van zijn gehele oeuvre. Gedaagde heeft na een fusie de nieuwe naam "stichting Kopland" gekozen, heeft het woordmerk KOPLAND ingeschreven en heeft de domeinnaam kopland.nl geregistreerd. Na correspondentie met eiseres (weduwe van Van den Hoofdakker) is de statutaire naam gewijzigd in "het Kopland". Eiseres vordert, als erfgename en rechtsopvolger onder algemene titel, staking van het gebruik van de handelsnamen en merk.

De voorzieningenrechter gaat uit van de wijziging van de gevoerde naam en het depot bij het BBIE en weigert de voorzieningen. In citaten:

3.5. (...) Zo er al sprake was van mogelijke koppeling tussen de aanvankelijke door gedaagde gebruikte naam Kopland en het pseudoniem Rutger Kopland, heeft gedaagde die mogelijke koppeling naar het oordeel van de voorzieningenrechter op afdoende wijze doorbroken door toevoeging van het lidwoord "het". Daarmee is (...) het zelfstandig naamwoord (...) in voldoende mate afgescheiden van de persoonsnaamvorm Kopland en hebben de woorden Het Kopland een voldoende eigen betekenis gekregen, passend bij de intenties die gedaagde naar eigen zeggen heeft gehad bij het ontwikkelen van een nieuwe naam: een stevige, heldere, "noordelijke" klank, met ook een basis in het Drentse dialect, en aldus passend bij de doelstelling, het werkgebied en de wijze van opereren van gedaagde.

Naar gevoelen van de voorzieningenrechter was die eigen betekenis van de naam van gedaagde overigens nog beter tot uitdrukking gebracht wanneer zij ervoor had gekozen haar naam als "Het kopland" te schrijven in plaats van "Het Kopland" en de voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat gedaagde die aanpassing (ook) nog laat plaatsvinden.
Lees de uitspraak:
Rechtspraak.nl (link)
KG ZA 13-343 (afschrift)
IEF 13408

In de tijdschriften december 2013

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de bladen, voor de sites dient u in te loggen:


AMI 2013-6

Berichten IE 2013-12
 
BMM Bulletin 2013-2

Mediaforum 11/12
 
IER 2013 afl. 6

AMI
De grensoverschrijdende inbreuk: daad, plaats en norm na Football Dataco & Pinckney M.M.M. van Eechoud
Multiterritoriale licentiëring van online muziekauteursrechten en de (toekomstige) rol van collectieve beheersorganisaties C. Engels
Jaaroverzicht

Berichten IE december 2013
Fair protection – Toon Huydecoper (uit Hoyng-bundel)
Solvay/Honeywell – a sleeping beauty – Simon Dack (uit Hoyng-bundel)
(On)betrouwbaarheid van merkdepots – o.a. voor planten – na IP Translator – Paul van der Kooij

BMM Bulletin:
Grenzen aan beperkingen in het merkenrecht

‘Specialist’, ‘gespecialiseerd in’ of toch niet? Ady van Nieuwenhuizen
De gegronde redenen van de merkhouder in de Europese rechtspraak Flip Petillion en Axel Clerens
Verwijzen of verwarren? Over refererend merkgebruik in de praktijk Jaap Bremer

Jurisprudentie overzicht

Mediaforum:
Het middel ontheiligt het doel - Nicolai van Gorp
Cookieregulering revisited - Machiel Bolhuis
Wetsvoorstel aanpassing art. 11.7a Tw

IER
VizIER
Nr. 58 - Het nut van prejudiciële vragen/J.M.B. Seignette

Artikel
Nr. 59 - De nieuwe Antipiraterij Verordening: een korte bespreking/ F.W.E. Eijsvogels

IEF 13406

Doel had niet langs minder schadelijke weg kunnen spoedig kunnen worden bereikt

Hof Amsterdam 29 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3723 (appellant tegen 'Beter Wonen')
Mediarecht. Kort geding. Verbod op onjuiste internet- en perspublicaties. Afweging van meningsuiting en bescherming tegen verdachtmakingen. (art. 8 EVRM). De verdenkingen en aantijgingen vonden op het moment dat zij werden geuit, op zichzelf de nodige steun in de conclusies van diverse onderzoeksrapporten. Op het moment dat de uitlatingen werden gedaan was weinig waarschijnlijk dat het door appellant nagestreefde doel langs andere, voor geïntimeerden minder schadelijke weg met redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt. Het was ook niet te voorzien dat de desbetreffende uitlatingen op andere wijze in de openbaarheid zouden (kunnen) komen.

3.9. De uitlatingen hebben betrekking op een vermeende misstand ten aanzien van het eventuele bestaan waarvan gedurende de afgelopen jaren hier te lande, naar feit van algemene bekendheid is, veel maatschappelijke onrust is ontstaan: de integriteit van het bestuur van een semi-publieke organisatie. De verdenkingen en aantijgingen vonden op het moment dat zij werden geuit, op zichzelf de nodige steun in de conclusies van het op 7 december 2009 uitgebrachte onderzoeksrapport-Van Veen (...), in het daaraan voorafgaande verzoek van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (verder: CFV) van februari 2009 aan het eerdere bestuur om een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen in verband met signalen die het CFV eind 2008 hadden bereikt over een mogelijke bestuurs- en toezichtcrisis bij Beter Wonen en in de brief van het ministerie van VROM/WWI van 22 januari 2010, waarin onder meer "onontkoombaar" wordt geacht dat ten aanzien van een tweetal concreet aangeduide kwesties nader onderzoek wordt gedaan alsmede wordt opgemerkt dat "vanwege mogelijke andere onrechtmatigheden" ook nog een andere kwestie in dat nadere onderzoek zou moeten worden meegenomen en het desbetreffende onderzoek "een forensisch karakter" zal dienen te krijgen, "gericht op het handelen van een aantal personen". In verhouding tot alle voornoemde factoren is de inkleding van de verdenkingen door [appellant] redelijk beperkt van aard gebleven, nu [appellant] zijn uitlatingen (de publicatie van de artikelen) uitsluitend via zijn eigen, bij het publiek niet zonder meer bekende website heeft gedaan en daaraan geen nadere publiciteit heeft gegeven via bijvoorbeeld radio- of TV-interviews of publicatie(s) in dag- of weekbladen.

3.10. Op het moment dat de uitlatingen werden gedaan was weinig waarschijnlijk dat het door [appellant] nagestreefde doel langs andere, voor [geïntimeerden] minder schadelijke weg met redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt – wat [geïntimeerden] ook niet voldoende concreet heeft gesteld – en was ook niet te voorzien dat de desbetreffende uitlatingen op andere wijze in de openbaarheid zouden (kunnen) komen: bij gelegenheid van de pleidooien voor dit hof is immers vast komen te staan dat het zogenoemde Integis-rapport, de resultante van het vervolgonderzoek naar de integriteit van het bestuur van Beter Wonen, voor het eerst (ten dele) door het bestuur is vrijgegeven op 22 juni 2012, dus nadat [appellant] in de publiciteit was getreden.

3.11. Wat betreft het gezag dat derden zullen toekennen aan de uitlatingen van [appellant] moet worden opgemerkt dat aan diens uitlatingen in zoverre gezag toekwam dat hij een voormalig lid van de Raad van Toezicht was, maar dat hij tegelijkertijd op dat moment in zoverre gezag miste dat zijn uitlatingen – zoals ook [geïntimeerden] hebben gesteld – ook als een rancuneuze reactie konden worden opgevat. Daarbij geldt ten slotte, zoals reeds (onder 3.8) overwogen, dat [appellant] geen namen van personen heeft genoemd, zodat slechts voor 'insiders' duidelijk kan zijn geweest op wie door hem werd gedoeld.

3.12. Het voorgaande voert het hof tot de slotsom dat, alle bijzondere omstandigheden tegen elkaar afgewogen, het belang van [appellant] om zich vrij te uiten zwaarder behoort te wegen dan de belangen waarvoor [geïntimeerden] opkomen en dat in dit geval derhalve het grootste gewicht moet toekomen aan het belang dat een (vermeende) misstand die de samenleving raakt door bekendmaking aan het grote publiek bestreden moet kunnen worden. Van een ontoelaatbare inbreuk op het in art. 8, tweede lid, EVRM gewaarborgde recht is derhalve geen sprake en de door [geïntimeerden] genoemde uitlatingen van [appellant] zijn jegens hen niet onrechtmatig te noemen. Een en ander brengt mee dat grief 3 en grief 4 slagen.
IEF 13407

Octrooiinbreuk door compatibel huismerk cartridge

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 januari 2014, KG ZA 13-1342 (Samsung tegen PrintAbout)
Uitspraak ingezonden door Charlotte de Boer, Wim Maas en Carreen Shannon, Deterink.
Octrooirecht. Reclamerecht. Modellenrecht. Samsung heeft twee gemeenschapsmodellen geregistreerd voor haar cartridges en is houdster van EP 1 975 744 en EP 2 357 537(developing unit and image forming apparatus having the same). PrintAbout exploiteert een bereikbare webwinkel en verkoopt onder haar "huismerk" een met Samsungs printers compatibele cartridges. Samsung vordert een bevel staken van ongeoorloofde vergelijkende reclame, recall en legt aan haar vorderingen de onthoudingsverklaring ten grondslag.

Procesrecht. Er is geen spoedeisend belang uit de inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten en de gesteld onrechtmatige vergelijkende reclame nu vanaf begin 2012 Samsung al op de hoogte is. Gedurende lange periode is er geen voorlopige maatregel nodig geweest, niet valt in te zien waarom dat wel is ten gevolge van verlening van het jongste octrooi. Dit is anders voor de gestelde octrooi-inbreuken. Er is een serieuze kans dat de bodemrechter of oppositieafdeling conclusie 1, 2 en 12 van EP 744 niet nieuw acht.

Het betoog dat EP 537 niet nawerkbaar zou zijn, omdat er pas in onderconclusie 3 een afvaltonertransportorgaan wordt geopenbaard, wordt niet gevolgd. Het gaat er immers om dat de uitvinding nawerkbaar is beschreven. Dat EP 537 niet inventief is, omdat het lekkageprobleem zich in de praktijk niet voordoet, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het betoog dat een niet-bestaand probleem wordt geadresseerd, slaagt niet. PrintAbout heeft inbreuk gemaakt op het octrooi en dient opgave te doen van de leveranciers van de producten.

4.16 Het betoog van Samsung dat de gemiddelde vakman zou inzien dat conclusie 3 onjuist is geredigeerd, moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. Weliswaar beschrijft en toont het octrooischrift van EP 744 cartridges waarin de steunuitsteeksels en uitsteekselopnemers zijn aangebracht aan de (...) behuizing, maar daaruit kan de vakman niet zonder meer afleiden dat die plaatsing de juiste is en de in de conclusie voorgeschreven plaatsing de vergissing. (...)

4.34. PrintAbout heef ten slotte gesteld dat Samsung misbruik van recht maakt door EP 537 in te roepen, nu dit octrooi ziet op een uitvinding die een niet-bestaand probleem adresseert. Het is Samsung volgens PrintAbout louter te doen om op oneigenlijke wijze concurrenten van de markt voor toner cartridges te kunnen weren. Dit doet Samsung door een technische werking toe te schrijven aan een uitsparing die slechts dient om te voorkomen dat anders gevormde cartridges in haar printers passen, aldus PrintAbout. In de opening van de printer waarin de cartridge moet worden geplaatst, bevindt zich namelijk een uitsteeksel.

4.35 Dit betoog van PrintAbout slaagt niet. In het voorgaande is de stelling dat het in EP 537 beschreven probleem zich niet voordoet, reeds verworpen. Daar komt bij dat Samsung heeft bestreden dat toepassing van de uitvinding noodzakelijk is om een cartridge in haar printer te laten passen. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat cartridges met een uitsparing in een andere dan de geclaimde vorm in haar ML- en SCX-printers passen. Gelet daarop kan niet worden aangenomen dat de geclaimde uitsparing uitsluitend noodzakelijk is voor compatibiliteit.

 

IEF 13404

Broncodes lijken compleet, maar er is geen werkend programma geleverd

Rechtbank Den Haag 8 januari 2014, HA ZA 11-2534 (VG Beheer en Benefits-Plaza tegen eBenefits)

Tussenvonnis. Auteursrecht. Software. Zie eerder op IE-Forum.nl waarin inzage wordt gegeven en één SGOA-deskundige wordt benoemd. VGB heeft haar eis vermeerderd met verbeurde dwangsommen van ruim €500.000, vanwege het niet volledig nakomen van de opgelegde bevelen uit [IEF 9930] en vraagt om eBenefits te veroordelen tot betaling van kosten voor eventueel nader deskundigenonderzoek, nu de deskundige constateert dat de onderzochte broncodes op het eerste gezicht compleet lijken maar er geen compleet werkend programma is geleverd door eBenefits.

De rechtbank volhardt bij hetgeen bij tussenvonnissen is overwogen en beslist en stelt eBenefits in de gelegenheid akte te nemen over deze eisvermeerdering.

3.2. Aan haar vordering sub X legt VGB ten grondslag dat de voorzieningenrechter in KG vonnis 10 april 2013 heeft geoordeeld (in r.o. 4.4) dat er aanwijzingen zijn dat eBenefits de bij het kort geding vonnis aan haar opgelegde bevelen niet volledig is nagekomen door nog tot eind 2011 of begin 2012 EblPro als onlosmakelijk onderdeel (namelijk als inrichtings- en inventarisatieomgeving) van eBenefits Portaal 5.1 te gebruiken. Ook in het tussenvonnis I (in r.o. 2.15 en 4.29) is door de rechtbank geconstateerd dat eBenefits de handleiding voor het gebruik van EblPro op 19 juli 2011 nog op haar website aanbood. Zodoende staat vast dat eBenefits EblPro na het kort geding vonnis nog openbaar heeft gemaakt en eBenefits dwangsommen verbeurd. Ook is niet voldaan aan het bevel om schriftelijke opgave te doen van de namen en adressen van alle afnemers van EblPro nu eBenefits geen informatie heeft verstrekt van de afnemers van eBenefits Portaal 5.1 terwijl EblPro daarvan een onlosmakelijk onderdeel vormt. Zodoende is er grond voor de tenuitvoerlegging van de dwangsomveroordeling aldus VGB.

3.3. Aan haar vordering sub XI legt VGB ten grondslag dat nader onderzoek van de door eBenefits aan VGB geleverde software aan de orde kan komen bij de beoordeling van de schade bij de schadestaat procedure nu de deskundige constateert dat de onderzochte broncodes op het eerste gezicht compleet lijken maar er geen compleet werkend programma is geleverd door eBenefits. Indien nader onderzoek door een deskundige dient plaats te vinden, zal dat op kosten van eBenefits dienen te gebeuren nu inbreuk op de rechten van VGB vaststaat.
4. De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. De rechtbank volhardt bij hetgeen bij tussenvonnis I en tussenvonnis II is overwogen en beslist.
4.2. De rechtbank stelt vast dat eBenefits (nog) niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de eisvermeerdering hiervoor vermeld in 3.1. De rechtbank zal eBenefits in de gelegenheid stellen bij akte hierop te reageren. Na de akte zal vonnis worden gewezen. In afwachting van de akte houdt de rechtbank iedere verdere beslissing in conventie en reconventie aan.
IEF 13403

Claim tegen Van Gogh Museum over echtheid afgewezen

 Rechtbank Amsterdam 8 januari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:9 (Markus Roubrocks tegen Van Gogh Museum)
Bijdrage ingezonden door René Klomp, KunstenRecht.nl.
Onrechtmatig handelen. Verklaring echtheid. Voor de eigenaar is het cruciaal: Erkent het Van Gogh Museum zijn schilderij, Stilleven met Pinksterrozen, als een echte Van Gogh? Om het Van Gogh Museum zover te krijgen heeft de eigenaar, Markus Roubrocks, een zaak aangespannen bij de rechtbank Amsterdam. Gisteren heeft de rechtbank zijn vorderingen afgewezen. In het kort komt de uitspraak op het volgende neer: Het is niet aan de rechtbank om een kunsthistorisch oordeel te vellen. Het Van Gogh Museum heeft het recht een eigen opinie te geven. Niet gebleken is dat het Van Gogh Museum bij haar onderzoek onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht.

De rechtbank sluit echter niet uit dat een museum zoals het Van Gogh Museum onrechtmatig kan handelen:

 

Gelet op het feit dat de Stichting [= het Van Gogh Museum] een gezaghebbende en belangrijke autoriteit is op het gebied van 19e-eeuwse kunst en in het bijzonder van het werk van Van Gogh en mede in aanmerking nemend de belangen van degene die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh, kan het onder omstandigheden onrechtmatig zijn als de Stichting bij haar onderzoek en de daarop gebaseerde opinie onvoldoende zorgvuldigheid betracht. Maar daar is in dit geval dus geen sprake van.

Zie: rechtspraak.nl.
Markus Roubrock houdt een eigen site bij: vangogh-still-life-with-peonies.com/.
NRC Handelsblad schreef eerder over deze zaak: www.nrc.nl/handelsblad/van/2013/maart/25/mijn-schilderij-is-wel-een-van-gogh-12635011(RK)
MediaReport (Stilleven met Pinksterrozen – Van Gogh Museum hoeft oordeel niet te wijzigen)