IEF 22001
19 april 2024
Uitspraak

Geen inbreuk door 'Wijnwereld.Online' op handelsnaam 'Wijnenwereld.nl'

 
IEF 22000
18 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: 'Pablo Escobar' mag niet worden geregistreerd als EU-merk

 
IEF 21999
18 april 2024
Uitspraak

Hof: beeldmerk Puma niet vervallen, maar Monshoe maakt ook geen inbreuk

 
IEF 13413

Symposium Internet Scriptieprijs: Internetrecht Bestaat Niet

Symposium Internet Scriptieprijs, donderdag 20 februari 2013, 14:00 - 18:00 uur, De Balie Amsterdam
‘Internetrecht’ is geen afgebakend rechtsgebied, het is vooral een noemer voor allerlei ontwikkelingen die nog geen plek hebben gekregen in hun eigen rechtsgebied. De technologische vooruitgang bezorgt de uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende machten nu nog geregeld hoofdbrekens, maar er dient zich een nieuwe generatie aan die met internet is opgegroeid. Deze digital natives beschikken over parate technische kennis (en intuïtie) en vragen zich af waar analoge dinosaurusjuristen zo moeilijk over doen. Op korte termijn zullen zij hun stempel zetten op complexe afwegingen van botsende rechten in een digitale informatiesamenleving.

Op donderdag 20 februari a.s. vindt het symposium ‘Internetrecht Bestaat Niet’ plaats in De Balie, Amsterdam. Aanleiding is de uitreiking van de Internet Scriptieprijs 2013. Op het symposium komen, naast de schrijvers van de drie beste ingestuurde scripties, de volgende sprekers aan het woord:

Milica Antic ((Google Netherlands) was jarenlang advocaat op het gebied van auteursrecht, e-commerce, mediarecht en privacyrecht bij SOLV. In 2012 maakte ze de overstap naar Google Netherlands, waar ze dagelijks in aanraking komt met vragen op het snijvlak tussen internet en recht. Milica is daarnaast voorzitter van de Clinic, een rechtswinkel gespecialiseerd in technologie, media & communicatie waarbij studenten juridische ondersteuning bieden aan start-ups en particuliere rechtzoekenden. Op het symposium zal Milica ingaan op de manier waarop Google omgaat met verzoeken tot het gegevensverstrekking of -verwijdering van overheden en civiele partijen.

Ronald Leenes Ronald Leenes (Tilburg Law School) is hoogleraar regulering door technologie. Bij het Tilburg Institute for Law, Technology, and Society (TILT) doet hij onderzoek naar de wisselwerking tussen technologie en recht, in het bijzonder privacy, identiteit en identiteitsmanagement en regulering door technologie. Momenteel houdt hij zich vooral bezig met accountability in Cloud Computing en de gevolgen van Predictive Analytics en Big Data op het individu. Op het symposium haalt hij de 'Law of the Horse' van stal en gaat hij in op de vraag of Big Data wel past binnen de bestaande rechtsgebieden, met name het dataprotectierecht.

Sjoukje Rullmann is rechter bij de rechtbank Amsterdam en was daar de afgelopen 10 jaar voorzitter van het team kortgedingzaken. Als voorzieningenrechter behandelde zij een groot aantal zaken met betrekking tot onrechtmatige publicaties, waarbij zij ook met internetperikelen te maken kreeg. Op het symposium gaat zij in op de vraag hoe een kort gedingrechter omgaat met internet: is het nieuwe wijn in oude zakken of zet het internet alles op zijn kop?

Het symposium is voor een ieder gratis op aanmelding toegankelijk en wordt mede mogelijk gemaakt door DeLex.

PROGRAMMA
13:30 Ontvangst
14:00 Welkom
14:10 Ronald Leenes, Big Data & the Law of the Horse
14:30 Introductie finalisten Internet Scriptieprijs 2013
15:00 Pauze en juryberaad
15:30 Sjoukje Rullmann, Internet in kort geding
15:50 Milica Antic, Google Transparency Reports
16:10 Vragen / Debat
16:30 Uitreiking Internet Scriptieprijs
16:45 Borrel

IEF 13450

Weinig zinvol om een reactie te vragen aan iemand die eerder niet reageerde

Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 20 januari 2014, ECLI:NL:OGEAC:2014:1 (eiser tegen stichting FUNDASHON KORSOU FUERTE I OUTONOMO (KFO))
Mediarecht. Betreft vordering tot rectificatie. De President van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten zou zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie, criminele handelingen en betrokkenheid bij financiële malversaties en publiek geld hebben gestoken in de zogenaamde SI-campagne voorafgaande aan het referendum van 2009. Het Gerecht oordeelt dat toewijzing een beperking zal inhouden van de uitingsvrijheid. Dit kan slecht indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in democratische samenleving. In aanmerking wordt genomen dat in de context van een verhit publiek debat over zaken van algemeen belang, zoals hier aan de orde -volgens het Europese Hof- 'a degree of exaggeration should be tolerated' en dat de uitingsvrijheid zich ook uitstrekt tot uitingen 'that offend, shock or disturb'.

De stelling dat eiser geen gelegenheid is gegeven te reageren maakt de publicatie op zichzelf niet onrechtmatig. Bovendien lijkt het weinig zinvol een reactie te vragen aan iemand die daarop eerder niet heeft gereageerd ondanks dringende verzoeken. De vorderingen worden geweigerd.

13. De uitleg van KFO is niet op het eerste gezicht onzinnig of zonder enige grond. In de gegeven omstandigheden is het niet aan haar om meer feitenmateriaal aan te dragen, maar is het aan [eiser], die over alle informatie en stukken beschikt, om duidelijk te maken hoe de vork dan wèl in de steel zit. Gesteld noch gebleken is dat dit feitelijk onmogelijk is, of dat daaraan redenen van landsbelang in de weg zouden staan. De beschuldiging dat de Centrale Bank een bedrag van Naf. 8 miljoen gulden heeft aangewend, ten einde de uitkomst van het referendum van 2009 te beïnvloeden, die in de passages II, III, IV en V in verschillende varianten terugkeert, is onder deze omstandigheden dan ook niet onrechtmatig. Gelet op de hiervoor onder 10. aangehaalde bevindingen van de Rekenkamer, is het evenmin onrechtmatig om te spreken van malversaties, als het gaat om het voor de Rekenkamer niet op rechtmatigheid toetsbare bedrag van ruim Naf. 8 miljoen aan kosten.

14. Over de pensioenkwestie heeft KFO in passage I gesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan corruptieve handelingen. In passage VI merkt KFO het buiten het reguliere begrotingsproces houden van de Naf. 8 miljoen en het beweerdelijke aanwenden daarvan om het referendum te beïnvloeden aan als corruptieve handelingen. ‘Corruptief’ komt in de meeste Nederlandse woordenboeken niet voor, maar lijkt te zijn ontleend aan het Engelse ‘corruptive’, dat is ‘omkoping/bederf in de hand werkend’.
Mede in aanmerking genomen dat in de context van een verhit publiek debat over zaken van algemeen belang, zoals hier aan de orde - in de woorden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens - “a degree of exaggeration should be tolerated” en dat de uitingsvrijheid zich ook uitstrekt tot uitingen “that offend, shock or disturb”, moet het recht op vrijheid van meningsuiting ook hier de doorslag geven en worden deze uitlatingen in dit verband niet onrechtmatig geacht.
15. [eiser] heeft nog gesteld dat hem nooit de gelegenheid is gegeven te reageren op de voorgenomen publicatie, maar dat maakt die publicatie op zichzelf niet onrechtmatig. Overigens lijkt het weinig zinvol om een reactie te vragen aan iemand die tot dan toe ondanks dringende verzoeken daartoe nergens op heeft gereageerd.

IEF 13449

Ronde variant van afvaltafel is stijlinbreuk

Vzr. Rechtbank Gelderland 17 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:1544 (Piet Hein Eek B.V. c.s. tegen Gedaagde)
Uitspraak ingezonden door Marcel de Zwaan en Irina Mnatsakanov, Bremer & De Zwaan.
Auteursrecht. Stijlinbreuk. Piet Hein Eek B.V. c.s. ontwerpen, vervaardigen en verhandelen onder meer meubels die zij onder het merk Piet Hein Eek op de markt brengen. Gedaagde is tot '98/'99 als timmerman in dienst geweest bij Eek. Nu ontwerpt, vervaardigt en verhandelt gedaagde meubels welke te zien zijn op zijn websites. Op deze sites waren ontwerpen te zien die deels uit originele en deels uit nagemaakte ontwerpen van Piet Hein Eek bestaan.

Piet Hein Eek B.V. c.s. vorderen dat gedaagde elk onrechtmatig handelen en elke inbreuk op het auteurs- en merkrecht te staken en gestaakt te houden. De voorzieningenrechter acht de zes nagenoeg aan de Eek ontwerpen identieke producten inbreukmakend, evenals een ronde tafel die als zodanig niet in het oeuvre van Eek voorkomt (maar wel dezelfde stijl heeft). Zij oordeelt gedaagde de inbreuk door verveelvoudiging en/of openbaarmaking, alsmede door afbeelding van de ontwerpen op de verschillende sites te staken en gestaakt te houden.

4.4. Wat betreft de ronde variant van de "afvaltafel plaatmateriaal" geldt het volgende. De ronde vorm is, zoals gedaagde terecht heeft opgeworpen, niet in de ontwerpen van Eek terug te vinden. Duidelijk is echter wel dat het blad van de tafel van gedaagde en de bewerking daarvan geënt zijn op de stijl van Eek. De door Eek ontworpen tafel met een op tegels lijkend blad, gelakt in hoogglans, heeft een eigen, oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker. Deze eigenschappen van de tafel komen dus voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Ook als een tafel met deze typische kenmerken in een andere vorm wordt gemaakt, dan nog behoudt deze het eigen oorspronkelijke karakter en het  persoonlijke stempel van de maker. Met de vervaardiging en verhandeling van de ronde variant van deze tafel maakt gedaagde dus eveneens inbreuk op het auteursrecht van Piet Hein Eek B.V. en Eek.

Op andere blogs:
Dirkzwager De auteursrechtelijke bescherming van meubels in de praktijk.

Lees hier de uitspraak:
KG ZA 13-663 (pdf)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1544 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2014:1544 (pdf)

IEF 13448

Kamerverslag afschaffing geschriftenbescherming en Elektronische Programmagids

Verslag wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van de geschriftenbescherming, Kamerstukken II, 2013-2014, 33 800, nr. 5.
Verslag van dezelfde datum als uitspraak HR (Ryan Air/PR Aviation). Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming. Programmagegevens en (toelichting) artikel 2.139 Mediawet 2008. Voor opname van de gegevens in de Elektronische Programmagids zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd. Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Van nader onderzoek door de Commissie Auteursrechten is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele opmerkingen over de gevolgen van het afschaffen van de geschriftenbescherming voor programmagegevens die nodig zijn voor opname in de Elektronische Programmagids (EPG). Deze programmagegevens geven, getuige de toelichting bij artikel 2.139 Mediawet 2008, een overzicht van en aanvullende informatie over alle programma’s die door zenders worden uitgezonden, alsmede de series linking data (data om harddiskrecorders te kunnen programmeren) en actuele informatie over wijzigingen in de programmering. Uit artikel 2.139 Mediawet 2008 volgt thans dat de Nederlands Publieke Omroep (NPO) voornoemde programmagegevens tegen een licentievergoeding vroegtijdig aanlevert aan kabelexploitanten. Is de regering van mening dat het afschaffen van de geschriftenbescherming tot gevolg heeft dat programmagegevens niet langer op basis van de Auteurswet bescherming genieten? Zo ja, is de regering dan ook van mening dat de programmagegevens om niet ter beschikking moeten worden gesteld aan derden? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden op basis van welke grondslag er in voornoemde situatie voor de NPO een verplichting bestaat de programmagegevens actief aan te leveren. Kan de regering een nadere toelichting geven op de gevolgen van het wetsvoorstel voor het aanleveren van programmagegevens door de NPO aan diverse omroepdistributeurs? Kan de regering de tekst en de strekking van de Mediawet bij haar antwoorden en toelichting betrekken?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de geschriftenbescherming nu vaak wordt gebruikt om te voorkomen dat anderen profiteren van investeringen die aan het geschrift ten grondslag liggen. Deze leden willen nogmaals benadrukken dat het auteursecht bedoeld is om bescherming te bieden aan oorspronkelijke, creatieve prestaties van makers en zij ondersteunen daarom het voorstel. Komt de regering nog met verdere maatregelen om dit uitgangspunt te onderstrepen en uit te bouwen?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat geschriftenbescherming in veel gevallen wordt gebruikt ter bescherming van investeringen in plaats van ter bescherming van een creatieve prestatie. Kan de regering een schatting geven van het aantal gevallen waarin de geschriftenbescherming wordt ingezet ter bescherming van een investering? Kan de regering daarnaast een duidelijk voorbeeld geven van hoe dit in de praktijk wordt toegepast?

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat op 1 januari 2013 een nieuw regime in de Mediawet 2008 in werking is getreden voor de programmagegevens. Een van de gevolgen daarvan is dat de NPO programmagegevens vroegtijdig en tegen een redelijke vergoeding aan derden levert. Onder de wettelijke regeling vallen ook gegevens die specifiek voor de EPG relevant zijn, namelijk actuele wijzigingen en series linking data. Voor opname van de gegevens in de EPG zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd. Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Volgens de leden van de CDAfractie worden, als de geschriftenbescherming zoals voorgesteld komt te vervallen, de programmagegevens niet langer beschermd op basis van de Auteurswet. Programmagegevens hebben immers geen oorspronkelijk karakter en kunnen voortaan door vrije nieuwsgaring worden verworven. Indien de bescherming van niet-oorspronkelijke geschriften komt te vervallen, blijft de leveringsplicht voor omroepen om de juiste gegevens tijdig beschikbaar te stellen wel nodig. Deze leden vragen of dit logischerwijs niet tot gevolg zou moeten hebben dat de tariefstelling van artikel 2.139 Mediawet 2008 zou moeten dalen tot nul. In verband hiermee wijzen zij erop dat blijkens de toelichting bij de wetswijziging van januari 2013 de wettelijke vergoeding van 0,6 cent per digitale abonnee per maand per voorziening voor de programmagegevens ten behoeve van de EPG is ontleend aan het rapport uit 2011 van het Commissariaat voor de Media (CvdM) ‘Is er nog iets op TV?’. In dat rapport stelt het CvdM dat sprake is van een publicatielicentieovereenkomst en dat uit de kostenbenadering een licentietarief van ten minste 0,6 cent per maand per set-top-box afgeleid kan worden. Het wettelijke tarief is dus het tarief voor de licentie die moet worden gesloten vanwege de geschriftenbescherming die de gegevens genieten. Van een licentie zou volgens de aan het woord zijnde leden na inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel geen sprake meer kunnen zijn, waarmee de grondslag voor het in artikel 2.139 Mediawet 2008 vastgestelde wettelijk tarief van 0,6 cent zou verdwijnen. Zij vragen of dit niet zou moeten leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Graag vernemen zij de reactie van de regering op het voorgaande.

De leden van de D66-fractie lezen dat één van de redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming is dat deze vooral in wordt gezet als investeringsbescherming en niet als bescherming van creatieve prestaties. Deze leden betogen dat dit een reguliere invulling is van het auteursrecht. Immers, exploitatierechten worden overgedragen aan grotere organisaties die het auteursrecht vervolgens gebruiken als investeringsbescherming, terwijl zij geen enkele creatieve prestatie hebben geleverd. Welke consequenties trekt de regering uit deze vergelijking? Voorts willen de leden van de D66-fractie graag weten wat de exacte gevolgen van onderhavig wetsvoorstel zijn voor de verkoop van programmagegevens.

4. Advies en consultatie
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Commissie Auteursrecht heeft gesteld dat onderzoek naar de belangen die door afschaffing van de geschriftenbescherming worden geraakt aan te raden zou zijn. Van nader onderzoek is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken. Kan de regering nader toelichten welke reacties negatief of niet ondersteunend waren?

De leden van de SP-fractie vragen of er bij de internetconsultatie reacties zijn binnengekomen van bedrijven of organisaties die gebruik maken van de geschriftenbescherming om hun investeringen te beschermen. Zo ja, hoe kijken deze organisaties en bedrijven aan tegen de voorgenomen wetswijziging?

Deze leden merken voorts op dat de NPO in haar reactie op de internetconsultatie de vraag heeft gesteld of het wetsvoorstel wel de beoogde doelen bereikt en niet een probleem oplost dat er feitelijk niet is. Wat is de reactie van de regering op deze vraag? Graag ontvangen voornoemde leden een reactie op het bezwaar van de Afdeling advisering van de Raad van State betreft het inzetten van een internetconsultatie als methode om onderzoek te doen naar de economische betekenis van geschriftenbescherming. Zij is van mening dat op basis van de consultatie en een zeer beperkt aantal reacties hierop, geen duidelijke conclusies getrokken kunnen worden. Deelt de regering deze mening? Zo ja, is zij bereid om de economische betekenis op een andere wijze te onderzoeken?

IEF 13447

Programma wetenschappelijk deel VvA: werk en bewerking

Voor leden: gratis toegang.
Waar: Bethaniënklooster, Barndesteeg 6B te Amsterdam.
Wanneer: 7 februari 14.00 - 17.00.

Tijdens het wetenschappelijke gedeelte zullen 'werk' en 'bewerking' centraal staan. Het werkbegrip reguleert de toegang tot auteursrechtelijke bescherming, het bewerkingsbegrip de ruimte voor het hergebruik van beschermd materiaal voor de creatie van nieuwe werken. Beide begrippen hangen met elkaar samen. Bij het werkbegrip gaat het om de de vraag of een creatie auteursrechtelijk beschermenswaardige trekken bevat. Bij bewerkingen rijst de vraag of dergelijke trekken zijn overgenomen. Het programma combineert dan ook beide vraagstukken en biedt een overzicht van recente ontwikkelingen: de Europese harmonisering en de toepasselijke criteria komen aan de orde.

Zou het criterium van creatieve keuze scherpere contouren kunnen krijgen door het gebruik van inzichten uit andere geesteswetenschappelijke disciplines? Is het zinvol om in verband met bewerkingen naast het criterium van auteursrechtelijk beschermde trekken ook de totaalindruk te onderzoeken? Verder zal aandacht worden besteed aan de positie van het auteursrecht binnen het systeem van intellectuele eigendomsrechten. Heeft het auteursrecht een eigen domein dat door het werkbegrip en de uitsluiting van functionele vormgevingselementen duidelijk genoeg is afgebakend? Welke inzichten biedt de Stokke-rechtspraak van het afgelopen jaar in dat opzicht?

Programma
14:00 welkom dr. Jacqueline Seignette'

14:05 Deel I: Werk
- Hof van Justitie aan het werk, inleiding prof. dr. Mireille van Eechoud (IViR)
- Creatieve keuzes, dr. Stef van Gompel (IViR)
- werk in uitvoering, discussant prof. mr. Willem Grosheide (Utrecht/Amsterdam)
- Discussie o.l.v. prof. dr. Martin Senftleben (VU Amsterdam)

15:15 pauze

15:45 Deel II: Bewerking
- Totaalindruk en auteursrechtelijk beschermde trekken. Over de zin en onzin van de Nederlandse inbreukcriteria, prof. mr. Jaap Spoor (VU Amsterdam)
- Stijl, ideen en functie als dark matter van de totaalindruk, discussant prof. mr. Antoon Quaedvlieg (Nijmegen)
- Bewerkingsrecht Europees geharmoniseerd?, discussant prof. dr. Martin Senftleben (VU Amsterdam)
- Discussie o.l.v. prof. dr. Mireille van Eechoud (IViR)

17:00 borrel

IEF 13446

Slechts eenmaal een meubel op maat is voldoende

Rechtbank Amsterdam 15 januari 2014, HA ZA 13-173 (Van Til Interieur tegen Mobi Homestyling)
Uitspraak ingezonden door Anouschka van de Graaf en Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten. Zie eerder IEF 11644. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Sinds 1994 voert Van Til de handelsnaam Mobi (Meubelen|Design|Budget) voor vloerkleden, woningartikelen en meubelen en heeft ook het woordmerk MOBI DESIGN geregistreerd. Sinds 2005 voert gedaagde de eenmanszaak onder de naam Mobi Vloeren en later Mobi Homestyling, voor complete interieuren. De rechtbank is van oordeel dat Mobi weliswaar kan worden geassocieerd met de term meubelen, maar niet is te beschouwen als een algemeen gangbare beschrijvende term voor dat woord. Er is verwarringsgevaar te duchten. Dat Mobi Homestyling in werkelijk slechts eenmaal een meubel op maat zou hebben gemaakt, doet aan het oordeel niet af dat beide ondernemingen zich richten op de verkoop van meubels (op maat). Op basis van de totaalindruk van beide logo's is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een visuele gelijkenis. Ex 2.20 lid 1 sub b BVIE wordt de vordering toegewezen.

De rechtbank is van oordeel dat de schadevordering zeer summier is onderbouwd, maar dat de gronden van de schadevergoedingseis wel is vermeld, namelijk reputatieschade en inkomstenderving. Mobi Homestyling wordt veroordeeld in de schade (op te maken bij staat).

Lees verder

IEF 13445

Beeldmateriaal op een nieuwe door derde gebouwde website

Rechtbank Gelderland 5 november 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6337 (Vermeulen tegen curator Record Group)
Onrechtmatig gebruik beeldmateriaal. Auteursrecht. Faillissement. Kern van het geschil tussen partijen is of de vordering van de curator op Vermeulen uit hoofde van het vonnis van 17 november 2011 door verrekening met de gestelde tegenvordering van Vermeulen op Record Group dan wel de curator (de boedel) op grond van auteursrechtinbreuk door Record Group te niet is gegaan. Daartoe dient allereerst beoordeeld te worden of Vermeulen een tegenvordering heeft vanwege het feit dat Record Group zonder toestemming van Vermeulen en dus onrechtmatig gebruik zou hebben gemaakt van het beeldmateriaal van Vermeulen op haar website.

Dat de door gedaagde sinds 1 maart 2011 gebruikte website een geheel nieuwe door een derde gebouwde website is, heeft [eiser] gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de curator onvoldoende aannemelijk gemaakt.  De voorzieningenrechter is hierdoor voorshands van oordeel dat het gebruik van de foto’s overeenkomstig het doel is waarvoor [eiser] de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. De vorderingen worden afgewezen.

4.3. (...) Voorshands dient er dan ook van uit te worden gegaan dat [gedaagde] niet nog een jaarlijkse licentievergoeding aan [eiser] verschuldigd was voor het gebruik van de foto’s naast de reeds betaalde kosten voor het vervaardigen van de website.[eiser]
4.4. [eiser] bevestigt dat ook. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij geen aanspraak op een jaarlijkse gebruiksvergoeding had als alles goed was gegaan met het bouwen van de website en [gedaagde] was doorgegaan met het gebruik van de foto’s binnen de door hem voor [gedaagde] gebouwde website. [eiser] zou ook geen aanspraak maken op een jaarlijkse gebruiksvergoeding als de foto’s waren gebruikt op de door hem gebouwde onvolledige website, indien die door een ander was afgemaakt. In die gevallen had [gedaagde] volgens [eiser] kunnen volstaan met de eenmalige vergoeding voor de foto’s in het bedrag van de totale opdracht, omdat de foto’s dan zouden worden gebruikt voor het doel waarvoor de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking zijn gesteld, te weten voor gebruik op de door [eiser] voor [gedaagde] gebouwde website. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] vanaf 1 maart 2011 zijn beeldmateriaal echter gebruikt op een geheel nieuwe door een derde ([bedrijf]) gebouwde website en voor dat gebruiksdoel had [gedaagde] geen toestemming, nu [eiser] het beeldmateriaal daarvoor niet aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. Met dit onrechtmatig gebruik maakt [gedaagde] inbreuk op zijn auteursrechten op het beeldmateriaal en is zij hiervoor een schadevergoeding c.q. gebruiksvergoeding verschuldigd, aldus [eiser].

4.5. Dat de door [gedaagde] sinds 1 maart 2011 gebruikte website een geheel nieuwe door een derde gebouwde website is, heeft [eiser] gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de curator onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat er sprake zou zijn van een compleet nieuw gebouwde website waarop het beeldmateriaal te zien is, ligt ook niet voor de hand gelet op het relatief lage bedrag van € 5.158,17 dat [gedaagde] aan [bedrijf] heeft betaald voor het afmaken van de website in verhouding tot het door [eiser] aan [gedaagde] in rekening gebrachte totaalbedrag van ongeveer € 30.000,00, zoals door de curator is gesteld en door [eiser] niet is betwist, voor het bouwen van de website. Daaruit kan eerder worden afgeleid dat door [bedrijf] niet meer is gedaan dan het afbouwen c.q. herstellen van de door [eiser], ondanks sommatie en ingebrekestelling, niet volledig afgemaakte website. Dat deze website uiteindelijk een geheel andere opmaak en uitstraling heeft gekregen doet daar niet aan af.

4.6. De voorzieningenrechter is hierdoor voorshands van oordeel dat het gebruik van de foto’s overeenkomstig het doel is waarvoor [eiser] de foto’s aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld.
IEF 13444

Herstelarrest van de Hoge Raad misslag kostenveroordeling

HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:94 (Spirits International tegen FKP Sojuzplodoimport)
Uitspraak ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier.
Proceskosten. Zie eerder IEF 13355. Herstelarrest, misslag kostenveroordeling. Volledige proceskosten op basis van art. 1019h Rv in plaats van liquidatietarief.

1.2. Bij brief van 23 december 2013 heeft mr. W.A. Hoyng, advocaat te Amsterdam, namens FKP onder verwijzing naar bedoelde vorderingen de Hoge Raad verzocht het arrest van 20 december 2013 op het punt van de proceskostenveroordeling te herstellen. Spirits heeft bij brief van 7 januari 2014 het standpunt ingenomen dat het verzoek van FKP uitgaat van een onjuiste veronderstelling en niet dient te worden gehonoreerd. De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.

De Hoge Raad stelt vast dat sprake is van een misslag in het arrest en zal die herstellen. Anders dan Spirits in haar hiervoor in 1.2 vermelde brief stelt, dient de onderhavige zaak te worden aangemerkt als betrekking hebbend op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom in de zin van Richtlijn 2004/48/EG. Na rov. 3.8 wordt de volgende rechtsoverweging ingevoegd:

“3.9    Het beroep dient dus te worden verworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij dient Spirits in de proceskosten te worden verwezen. FKP heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de volledige proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. Zij heeft die kosten bij dupliek begroot op € 87.412,--. Spirits heeft bij repliek de redelijkheid van de door FKP opgevoerde kosten betwist. Aan die betwisting zal worden voorbijgegaan. De kosten zijn voldoende gespecificeerd en gelet op de grootte en complexiteit van de zaak niet onaannemelijk of onevenredig, waarbij kan worden aangetekend dat de door Spirits opgevoerde kosten de door FKP opgevoerde kosten aanmerkelijk overtreffen. Spirits heeft gewezen op de omvang van de processtukken van FKP en de inhoud van de door FKP gevoerde verweren, maar alleen daaruit volgt nog niet dat aan de zaak minder tijd zou zijn besteed dan door FKP gespecificeerd.”

1.5. De beslissing dient als volgt te worden gelezen:

“verwerpt het beroep;
veroordeelt Spirits in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FKP begroot op € 799,34 aan verschotten en € 87.412,-- voor salaris.”
IEF 13443

CBO-Keurmerkcriteria aangepast per 1 januari 2014

Uit de VOI©E-mail: In de VOI©E-ledenvergadering van 10 december 2013 is besloten om alle door de Commissie van Belanghebbenden geadviseerde aanpassingen van de CBO-Keurmerkcriteria over te nemen en in werking te laten treden per 1 januari 2014. De Commissie van Belanghebbenden, waarin het bedrijfsleven, de cbo’s en de rechthebbenden zijn vertegenwoordigd onder onafhankelijk voorzitterschap van het Keurmerkinstituut, heeft op basis van de evaluatie van de audits in 2013 een aantal verduidelijkingen voorgesteld. Tevens waren een aantal aanpassingen nodig vanwege de per 1 juli 2013 ingevoerde wijzigingen van de Wet Toezicht collectief beheer.

De belangrijkste aanpassingen zijn een gevolg van de wettelijke eis dat de jaarrekening overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW moet worden opgesteld. Ten behoeve van meer transparantie en harmonisatie zijn twee nieuwe modellen opgenomen (‘mutatieoverzicht te verdelen rechtenopbrengsten’ voor de jaarrekening en een ‘kerncijfersoverzicht’ voor het jaarverslag).