IEF 22000
18 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: 'Pablo Escobar' mag niet worden geregistreerd als EU-merk

 
IEF 21999
18 april 2024
Uitspraak

Hof: beeldmerk Puma niet vervallen, maar Monshoe maakt ook geen inbreuk

 
IEF 21998
18 april 2024
Uitspraak

Geen verwarringsgevaar tussen handelsnamen 'Mr. Jobs' en 'Mister Jobs'

 
IEF 13955

Geen octrooiinbreuk versnellingssysteem met verzamelingen van pallen

Rechtbank Den Haag 18 juni 2014, IEF 13955 (MBI tegen Shimano c.s.)
Octrooirecht. MBI is een bedrijf dat naafversnellingssystemen ontwikkelt en is houdster van het EP 1 240 074, waarbij het gaat om een inrichting voor het wijzigen van de snelheid van fietsen. Shimano houdt zich bezig met het vervaardigen van onder meer fietsonderdelen en -benodigheden, waaronder versnellingsnaven en is houdster van het EP 1 323 627. MBI vordert een inbreukverbod tegen Shimano en ieder onrechtmatig handelen jegens haar te staken. De rechtbank wijst de vorderingen af, omdat Shimano geen inbreuk maakt. De beschermingsomvang van EP 074 op de eerste datum is beperkt tot inrichtingen met ‘tenminste twee verzamelingen pallen’, inhoudende dat iedere verzameling moet bestaan uit ten minste twee pallen en die bescherming niet mede omvat ‘tenminste twee verzamelingen van één of meer pallen’.

4.23. Uit het vorenstaande volgt dat de beschermingsomvang van EP 074 op de eerste datum beperkt is tot inrichtingen met ‘tenminste twee verzamelingen pallen’, inhoudende dat iedere verzameling moet bestaan uit ten minste twee pallen en die bescherming niet mede omvat ‘tenminste twee verzamelingen van één of meer pallen’. Uitgaande van deze beschermingsomvang vallen de versnellingssystemen van Shimano c.s. daar buiten. Nu het in deze zaak gaat om een op de eerste datum kenbaar equivalent welke reeds bij de contextgebonden uitleg is betrokken, ziet de rechtbank geen aanleiding om nadien opgekomen kennis bij de vakman bij het vaststellen van de beschermingsomvang te betrekken, nog daargelaten dat MBI over een op de eerste datum niet voorzienbaar equivalent ook niets heeft gesteld.

Slotsom
4.26. De slotsom luidt dat naar het oordeel van de rechtbank Shimano c.s. met haar 8- speed en 11-speed versnellingssystemen geen (directe) inbreuk maakt op conclusie 1 van het octrooi. Datzelfde geldt dan voor de gestelde inbreuk op de van conclusie 1 afhankelijke conclusies 6 en 12. Het gevorderde verbod op (betrokkenheid bij) indirecte inbreuk wordt reeds afgewezen nu MBI daarover niets heeft gesteld. MBI heeft evenmin gemotiveerd gesteld dat en waarom Shimano c.s. onrechtmatig jegens haar zou handelen, zodat het gevorderde bevel en de verklaring voor recht ter zake ook worden afgewezen. Daarmee valt het doek voor alle vorderingen van MBI in conventie.
IEF 13954

AUTEURSRECHTDEBAT: Een downloadverbod is zinloos, want het is niet te handhaven

Arnoud Engelfriet, 'Een downloadverbod is zinloos, want het is niet te handhaven', Auteursrechtdebat 19 juni 2014 - IEF 13954. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. Door Arnoud Engelfriet, ICTRecht. In mijn studententijd reed iedereen zonder licht. Ook reed iedereen rechtsaf door rood als het zo uitkwam. Beiden leken geen enkel probleem; auto's hebben prima verlichting, ik ben wettelijk de zwakke partij als fietser en bovendien het is de grote stad, word eens modern. En een rood licht is gewoon irrelevant als je rechtsaf wil, er kan voor een fietser geen verkeer zijn dat dan in gevaar komt. Oké, voetgangers maar die weten wel dat ze uit moeten kijken en anders moeten ze maar een nieuw businessmodel ontwikkelen, pardon een bril kopen. Bovendien, geen agent te zien toch?

Met vergelijkbare redeneringen werd downloaden uit illegale bron altijd rechtgepraat. Er waren geen legale bronnen, de muziek- en filmindustrie opereert met een zwaar achterhaald businessmodel, kopieerbeveiligingen op dvd's zijn zó triviaal te kraken en men neemt het internet niet serieus. Bovendien is het onzin dat wij in Nederland maanden moeten wachten tot de industrie het zich verwaardigt een serie op dvd uit te brengen. En er was natuurlijk het mooie juridische argument dat het nergens stáát in de Auteurswet, dat je alleen mag downloaden uit legale bron.

Nou blijken we dus die wet altijd verkeerd gelezen te hebben. Alle juridische experts, alle politici die in de Kamer hebben verdedigd dat thuiskopiëren uit illegale bron eigenlijk gewoon past binnen de wet: ze zaten er allemaal naast. Een thuiskopie mag alleen uit een legale bron, aldus de hoogste Europese rechtbank. Het staat niet letterlijk zo in de wet maar een andere uitleg is in strijd met een doeltreffend auteursrecht.

Nu gaat iedereen natuurlijk direct naar Netflix en Spotify, zou je denken. De wet is de wet.

Eh, nee. De maatschappij is volledig gewend geraakt aan downloaden van films en series, wanneer ze maar willen. Series bingen is de normaalste zaak van de wereld; je gaat toch niet wáchten op de volgende aflevering. En torrenten is allang geen moeizaam proces voor nerds meer. Loop de Media Markt binnen en je vindt zo een mediaspeler met televisie-aansluiting die direct afspeelt wat u van Usenet of the Pirate Bay plukt. Wilt u er een netwerkserver bij van twee terabyte? Of heeft u liever een apparaatje met ingebouwde harddisk én Bittorrentclient, die u vanaf uw telefoon kunt bedienen? Uiteraard is het gebruik van Bittorrent geheel op eigen risico, aldus de handleiding.

Is deze houding te veranderen? Misschien. Ook die twee fietssituaties overtraden natuurlijk de wet. En in beide situaties had die wet geen enkel draagvlak bij de doelgroep. Werd er eens een fietser aangehouden, dan werd die boos over de onzinnige boete. En de rest fietste vrolijk illegaal verder. Precies hetzelfde zie je nu bij auteursrechtinbreuken: de enkeling die wordt aangeklaagd, voelt zich 'gepakt' en ten onrechte eruit gelicht. En de rest gaat vrolijk verder.

Die twee illegale fietssituaties zijn nu goeddeels opgelost. Maar de manier waarop dat gebeurde, verschilde nogal. Fietsen zonder licht is gevaarlijk, dus daar blijft handhaving gewenst. Maar eerst moest draagvlak gecreëerd worden. Met reclamecampagnes en flyers werden fietsers herinnerd aan het fietsenzonderlichtverbod, en vaak werden ook gratis lampjes uitgedeeld. Vanaf oktober werd men staande gehouden en gewaarschuwd, en in de donkere maanden daarna kon je daadwerkelijk 55 euro aftikken voor fietsen zonder licht. Hoewel de wet wel werd aangepast: fietsverlichting mag ook op de bestuurder bevestigd zijn (art. 35 RVV).

Ook voor het rechtsaf door rood werd een wettelijke oplossing gevonden: toegestaan mits met een bord aangegeven (art. 68 RVV). Hier werd dus de feitelijke situatie gelegaliseerd. De schade voor de maatschappij door dit handelen was beperkt, en daarom was hard handhaven hier zinloos.

Zoiets moet ook te bedenken zijn voor downloaden. Vanzelf gaat er niets gebeuren. Hard handhaven gaat niet werken. Het gaat om het draagvlak, de maatschappelijke houding moet veranderen. Maar wat is het equivalent van de gratis lampjes en de flyers? Wat zetten we op de borden op de digitale snelweg? En vooral: hoe érg vinden we downloaden, oftewel is dit een fietsen-zonder-licht of een rechtsaf-door-rood?

Arnoud Engelfriet

IEF 13950

Auteursrechtdebat - Discussies met een eigen, oorspronkelijk karakter

Over Auteursrechtdebat
Bij IE-Forum gaat het debat wél door

Auteursrechtdebat op www.IE-Forum.nl is gestart in het voorjaar 2014 met als doel het auteursrecht beter op de kaart te zetten en samen na te denken over de toekomst van het auteursrecht. Dit is nodig vanwege de grote veranderingen die het internet ons heeft gebracht. Auteursrechtdebat wil daarom een platform bieden waarin problemen aan de kaak worden gesteld en waar een goed debat over het auteursrecht mogelijk is. Auteursrechtdebat biedt de plek om samen te discussiëren over allerlei actuele onderwerpen over het auteursrecht, zoals de status van het hyperlinken en de toekomst van de thuiskopie. Verschillende thema’s worden hier gelanceerd met prikkelende stellingen. Daarnaast fungeert Auteursrechtdebat als archief, zodat u hier ook terecht kunt voor informatie over het auteursrecht.

Doet u ook mee? Heeft u een mening over de opgeworpen discussiepunten? Stuur dan uw reactie (van maximaal 600 woorden) per e-mail naar l.anemaet@vu.nl.

Contact

Auteursrechtdebat staat voor kwaliteit en discussies met inhoud. De redactie ziet erop toe dat het forum neutraal blijft en een open platform is dat voor iedereen toegankelijk is. Auteursrechtdebat wil graag een platform van goede kwaliteit blijven aanbieden. Daarom kan de redactie ingezonden documenten voorzien van passend bijschrift of besluiten een inzending aan te passen of niet te plaatsen. Bij plaatsing melden we altijd de naam van de inzender. Wilt u dat niet? Geeft u dat dan aan. U kunt uw reactie sturen naar l.anemaet@vu.nl.

Redactie

De hoofdredacteur van Auteursrechtdebat is Lotte Anemaet (Vrije Universiteit Amsterdam): l.anemaet@vu.nl.

De redactiecommissie van Auteursrechtdebat.nl bestaat onder meer uit de volgende leden:
Paul Keller (Kennisland)
Aad Verkade (vz commisie auteursrecht VNO-NCW / MKB Nederland):
Alfredo dos Santos Gil (NPO)
Joost Poort (IvIR)
Arda Gerkens (Lid Eerste Kamer SP)
Olga Scholcz (Stichting SURF)
Cyril van der Net (teamleider auteursrecht Veiligheid & Justitie)
Willem Wanrooij (Federatie Auteursrechtbelangen)

Bij het samenstellen van de database wordt zorgvuldig te werk gegaan. Heeft u bezwaar tegen publicatie van een bericht, neemt u dan contact op met de uitgever Claudia Zuidema: czuidema@delex.nl.

Onderwerpen
Hyperlinken & embedden
Downloadverbod & thuiskopie

Nuttige links
Auteursrecht.nl
thecontentmap.nl
IEF 13953

Conclusie AG: Geen onderscheid thuiskopievergoeding maken in wel/niet verwijderbare telefoongeheugenkaarten

Conclusie AG HvJ EU 18 juni 2014, IEF 13953, zaak C-463/12 (Copydan Båndkopi) - dossier
Zie prejudiciële vragen: IEF 12086. Uitlegging van artikel 5, lid 2, sub b, van [InfoSoc-richtlijn]. Geheugenkaarten, voor mobiele telefoons, die door een mobieletelefonie-operator worden ingevoerd en verkocht in een lidstaat. Verenigbaarheid met de richtlijn van een nationale regeling die voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor de kopieën die worden gemaakt op geheugenkaarten voor mobiele telefoons. Billijke compensatie. Conclusie AG:

1)      Artikel 5, lid 2, sub b, van [InfoSoc-richtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat het in principe niet in de weg staat aan een regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding op geheugenkaarten van mobiele telefoons ter financiering van de billijke compensatie, voor zover het rechtvaardige evenwicht wordt gehandhaafd (...), terwijl de hoofdfunctie of belangrijkste functie van genoemde kaarten wat dat betreft van geen belang is.
Richtlijn 2001/29 moet evenwel aldus worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding op verwijderbare informatiedragers, zoals geheugenkaarten van mobiele telefoons, ter financiering van de billijke compensatie, terwijl de heffing op niet-verwijderbare dragers welke deel uitmaken van apparaten of installaties die specifiek zijn ontworpen en worden gebruikt als informatiedragers voor privédoeleinden wordt uitgesloten, zonder dat deze uitsluiting objectief gerechtvaardigd is.
De verwijzende rechter zal de mogelijke objectieve rechtvaardiging van deze uitsluiting moeten beoordelen en daaruit de conclusies moeten trekken.

2)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, ervan, op de reproducties voor privégebruik die zijn gemaakt vanaf een onrechtmatige bron, evenals op de reproducties voor privégebruik die door de rechthebbenden specifiek zijn toegestaan en die op grond daarvan aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een vergoeding of enige andere vorm van billijke compensatie.

3)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat noch het gebruiken, noch het niet-gebruiken van doeltreffende technische beveiligingsvoorzieningen van bestanden van beschermde werken invloed heeft op de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub b, van genoemde richtlijn.

4)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan de wettelijke regeling van een lidstaat die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie op reproducties voor privédoeleinden, die voor de rechthebbenden slechts een minimale schade veroorzaken.

5)      Richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat zij in principe niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die voorziet in de heffing van de thuiskopievergoeding ter financiering van de billijke compensatie op informatiedragers bij de producenten en distributeurs daarvan, voor zover genoemde producenten en importeurs deze daadwerkelijk kunnen doorberekenen aan de gebruikers die genoemde dragers aanschaffen voor het maken van thuiskopieën of de terugbetaling ervan kunnen verkrijgen wanneer genoemde dragers worden aangeschaft voor duidelijk andere doelen dan het maken van thuiskopieën.

Het is aan de verwijzende rechter om deze omstandigheden te beoordelen en daaruit de conclusies te trekken.”

Gestelde vragen:

1)      Is het verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een nationale wet voorziet in compensatie van de rechthebbenden in geval van reproducties die zijn gemaakt vanaf een van de volgende bronnen:
[a)]      bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant een vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud van bijvoorbeeld internetwinkels);
[b)]      bestanden waarvan het gebruik is toegestaan door de rechthebbenden en waarvoor de klant geen vergoeding heeft betaald (gelicentieerde inhoud bijvoorbeeld in het kader van een marketingactie);
[c)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar geen doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[d)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer enz. van de gebruiker, waar doeltreffende technische voorzieningen worden aangewend;
[e)]      een dvd, cd-rom, mp3-speler, computer of een ander apparaat van een derde;
[f)]      onrechtmatig gekopieerde werken, van het internet of van andere bronnen;
[g)]      bestanden die op een andere wijze rechtmatig zijn gekopieerd van bijvoorbeeld het internet (uit rechtmatige bronnen, waarbij geen licentie is verleend)?
2)      Hoe moet rekening worden gehouden met doeltreffende technische voorzieningen (zie artikel 6 van [richtlijn 2001/29]) in de regelgeving van de lidstaten inzake billijke compensatie (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [genoemde] richtlijn)?
3)      Wanneer is bij de berekening van de compensatie voor kopieën voor privégebruik (zie artikel 5, lid 2, sub b, van [richtlijn 2001/29]) sprake van ‚situaties waar de schade voor de rechthebbende minimaal zou zijn’ als bedoeld in [punt 35 van] de considerans van de richtlijn, waardoor het niet verenigbaar zou zijn met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor dergelijke kopieën voor privégebruik (zie in dit verband het onderzoek waarnaar in punt 2 [van de verwijzingsbeslissing] wordt verwezen)?
4)      a)      Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik niet de hoofdfunctie of belangrijkste functie is van geheugenkaarten in mobiele telefoons, is het dan verenigbaar met de richtlijn dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
b)      Indien ervan wordt uitgegaan dat het kopiëren voor privégebruik een van de verscheidene hoofdfuncties of wezenlijke functies van geheugenkaarten in mobiele telefoons is, is het dan verenigbaar met richtlijn [2001/29] dat een regeling van een lidstaat voorziet in compensatie voor de rechthebbenden voor kopieën op geheugenkaarten van mobiele telefoons?
5)      Is het verenigbaar met het begrip ‚rechtvaardig evenwicht’ als bedoeld in punt 31 van de considerans van de richtlijn en met de uniforme uitlegging van het begrip ‚billijke compensatie’ in artikel 5, lid 2, sub b, daarvan, waarbij moet worden uitgegaan van de ‚schade’, dat een regeling van een lidstaat voorziet in een vergoeding voor geheugenkaarten, terwijl geen vergoeding wordt verlangd voor interne geheugens zoals van mp3-spelers of iPods, die zijn ontworpen en hoofdzakelijk worden gebruikt voor het opslaan van kopieën voor privégebruik?
6)      a)      Staat richtlijn [2001/29] in de weg aan een regeling van een lidstaat die bepaalt dat de producent en/of de importeur, die geheugenkaarten verkoopt aan handelaren, die de geheugenkaarten op hun beurt doorverkopen aan zowel particulieren als aan handelaren, zonder dat genoemde producent en/of importeur weet of de geheugenkaarten worden verkocht aan particulieren dan wel handelaren, verplicht is een vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik te betalen?
b)      Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a, relevant of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt; dat de producent, de importeur en/of de distributeur, die de vergoeding toch heeft betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt; en dat de producent, de importeur en/of de distributeur zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert?
c)      Is het voor het antwoord op de zesde prejudiciële vraag, sub a of sub b, relevant
1)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur geen vergoeding hoeven te betalen voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar het begrip ‚gebruik voor professionele doeleinden’ als een aftrekmogelijkheid wordt opgevat die enkel bestaat voor ondernemingen die zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi, terwijl de vergoeding moet worden betaald voor geheugenkaarten die voor professionele doeleinden worden gebruikt door andere zakelijke klanten die niet zijn goedgekeurd door Copydan Båndkopi;
2)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeur, wanneer de vergoeding (in theorie) toch is betaald, terugbetaling van de vergoeding voor geheugenkaarten kunnen verkrijgen voor zover deze kaarten voor professionele doeleinden worden gebruikt, maar waar:
a)      in de praktijk alleen de koper van de geheugenkaart de terugbetaling van de vergoeding kan verkrijgen, en
b)      de koper van de geheugenkaart een verzoek om terugbetaling van de vergoeding moet indienen bij Copydan Båndkopi;
3)      of de regeling van de lidstaat bepalingen bevat op grond waarvan de producent, de importeur en/of de distributeurs zonder vergoeding te betalen geheugenkaarten kunnen verkopen aan andere ondernemingen die zijn geregistreerd bij de organisatie die de vergoedingen beheert, maar:
a)      Copydan Båndkopi de organisatie is die de vergoedingen beheert, en
b)      de geregistreerde ondernemingen niet weten of de geheugenkaarten zijn verkocht aan particulieren dan wel handelaren?
IEF 13952

Incident ingetrokken met referte ten aanzien van proceskosten

Rechtbank Den Haag 11 juni 2014, IEF 13952 (Regeneron tegen Merus)
Tussenvonnis. Incident. Biofarmaceutica. Gedaagde partij, Merus, heeft het incident ingetrokken met referte ten aanzien van de proceskosten in het incident. De rechtbank houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan.

De beoordeling in het incident
2.3. Merus heeft het incident op de rol van 14 mei 2014 ingetrokken met referte ten aanzien van de proceskosten in het incident. Merus heeft daarbij verzocht de proceskostenveroordeling te reserveren tot aan het eindvonnis. Zij heeft voorts aangegeven dat zij er de voorkeur aan geeft om schriftelijk door te procederen, zodat zij verzoekt de hoofdzaak op de rol te plaatsen voor een conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie. Regeneron heeft op de rol van 28 mei 2014 bezwaar gemaakt tegen het verzoek van Merus en dit bezwaar gemotiveerd met de stelling dat zij niet heeft
ingestemd met kennisname door de rechtbank van het bericht van Merus. Zij vermeldt evenwel dat ook zij meent dat de zaak niet geschikt is voor comparitie.

2.4. Gelet op de intrekking van de vordering in het incident door Merus, zal in het incident slechts een beslissing dienen te worden genomen over de proceskosten. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3. De hoofdzaak

3.1. De rechtbank is voorts van oordeel dat het nemen van conclusies van re- en dupliek noodzakelijk is voor een goede instructie van de zaak. De procedure zal daarom worden verwezen naar de rol van 23 juli 2014 voor conclusie van repliek in conventie tevens houdende antwoord in reconventie aan de zijde van Regeneron.
IEF 13951

Uitleg vaststellingsovereenkomst en bereiken maximum dwangsom

Rechtbank Amsterdam 14 mei 2014, IEF 13951 (Belfabriek tegen MTTM)
Zie eerder IEF 13553, IEF 13415. Uitleg vaststellingsovereenkomst. Rectificatie. Vergelijkende Reclame. Verboden in kortgedingvonnis versterkt met dwangsom. Partijen hebben zich via de vaststellingsovereenkomst verbonden aan dit kortgedingvonnis en de uitleg die het hof aan dat vonnis heeft gegeven. Partijen hebben bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst de bedoeling gehad op overtreding van verboden een boete te stellen gelijk aan de in het vonnis bepaalde dwangsom tot het daarin vermelde maximum. MTTM c.s. zijn tekortgekomen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en dienen de gemaximeerde boete van €395.000 te betalen voor 97 overtredingen.

4.22. Ter comparitie heeft Belfabriek gesteld dat artikel 5 en 6 van de Vaststellingsovereenkomst kwalificeren als een boetebeding. Ter onderbouwing heeft de advocaat van Belfabriek, mr. Linssen, verklaard dat het destijds de bedoeling van partijen was om de verboden uit het vonnis en de bedragen die stonden op overtreding van die verboden vast te leggen in civiele afspraken tussen Belfabriek enerzijds en MTTM Partners en eventuele opvolgende entiteiten anderzijds. Mr. Linssen heeft voorts verklaard dat bij de totstandkoming van de Vaststellingsovereenkomst hierover ook is gesproken, en dat zij bij die totstandkoming zelf reeds als advocaat van Belfabriek was betrokken. Mr. Linssen heeft in dit kader aangeboden, voor zover dat nodig mocht zijn, zichzelf en een collega hierover als getuige te doen horen.

4.24. In het vonnis in incident is reeds geoordeeld (r.o. 5.17) dat het overtreden van de Vaststellingsovereenkomst niet is gekoppeld aan verbeurte van een dwangsom. De rechtbank stelt met MTTM Partners vast dat in de Vaststellingsovereenkomst evenmin met zoveel woorden is vastgelegd dat op overtreding van een verbod de in het vonnis opgenomen dwangsom van € 5.000,- per overtreding bij wijze van boete verbeurd zal worden. Zoals hiervoor reeds in r.o. 4.10 is overwogen, moet de Vaststellingsovereenkomst echter niet slechts naar de letter van de tekst worden uitgelegd maar moet ook gekeken worden naar de wederzijdse bedoelingen en verwachtingen van partijen bij het aangaan van de overeenkomst. Een boetebeding is bovendien niet aan vormvoorschriften gebonden, zodat deze ook besloten kan liggen in de bepaling dat een vonnis – met daarin een verbod op last van een dwangsom – ook jegens de contractspartij zal werken.

 

4.26. Blijkens de Vaststellingsovereenkomst was van het totale maximum van € 500.000,- in 2007 reeds € 105.000,- verbeurd. Nu een boetebedrag geldt van € 5.000,- per overtreding, staat het thans nog maximaal te verbeuren bedrag van € 395.000,- gelijk aan 79 overtredingen. Nu hiervoor in r.o. 4.15 reeds is vastgesteld dat MTTM Partners verantwoordelijk is voor minimaal 97 overtredingen van verbod 7.2, is de maximale boete verschuldigd geworden. Een eventueel groter aantal overtredingen leidt niet tot een hoger bedrag aan boetes, zodat het belang bij het vaststellen van het precieze aantal overtredingen daarmee is komen te vervallen.
IEF 13949

Geen verbod op uitzending wantoestanden in piramidesysteem

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 mei 2014, IEF 13949 (X tegen RTS)
Mediarecht. Geen verbod uitlatingen. Uitzendingen zijn niet onrechtmatig. [X] is grondlegger van de ‘[X] methode’, geeft licenties uit aan trainers en leraren en int de verschuldigde licentievergoedingen. RTS heeft in actualiteitenprogramma 'Mise au Point' een programma uitgezonden met de titel 'Masseur of verkeerde vriend?', waarin wantoestanden in het piramidesysteem aan de kaak werden gesteld. Dat het gaat om weergave van de persoonlijke standpunten van oud-beoefenaars van de [X]-methode is voldoende duidelijk. Hoewel slechts één van hen de beschuldiging van seksuele onderwerping heeft geuit, wordt deze wel ten dele onderschreven door anderen en is X in de gelegenheid gesteld te reageren.

[X] c.s. vordert samengevat en na vermindering van eis -:
I. RTS c.s. te veroordelen iedere uitlating waarin wordt gesteld of de indruk wordt gewekt dat [X] zich schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel misbruik, dat de [X] methode volledige overgave zou eisen van haar studenten, dat de [X] methode seksueel misbruik in het verleden zou kunnen vaststellen, dat TGBH haar beoefenaren en leraren financieel uitbuit, dat de [X] methode misbruik zou maken van een machtspositie en dat de [X] Methode zich schuldig zou maken aan discriminatie te staken en gestaakt te houden;

4.21. In de eerste plaats is de voorzieningenrechter van oordeel dat de in de hiervoor genoemde uitzendingen besproken (gestelde) gebeurtenissen binnen de [X] methode, misstanden betreffen die de samenleving raken. Dit geldt temeer nu de [X] methode een gevestigde methode is die naar de stelling van [X] c.s. over de gehele wereld wordt beoefend. Door de uitzendingen is een bepaald beeld ontstaan van de [X] methode, zoals [X] c.s. terecht stelt, waarbij de voorzieningenrechter overigens opmerkt dat het woord ‘sektarisch’ niet in de uitzendingen is gebruikt.

4.24. Meer in het bijzonder ten aanzien van de beschuldiging van [D] dat zij zich in seksueel opzicht aan [X] zou hebben moeten onderwerpen overweegt de voorzieningenrechter dat dit een zeer ernstige beschuldiging is. Zoals hiervoor onder 4.17 is overwogen geldt derhalve een verzwaarde motiveringsplicht voor de journalist.

4.23. De voorzieningenrechter acht het verder relevant dat in de uitzending van Mise au Point duidelijk naar voren is gebracht dat het gaat om een weergave van de persoonlijke standpunten van vier oud-beoefenaars van de [X] methode.
Zo wordt er in de inleiding van het programma gezegd “Vandaag laten oud-beoefenaars voor het eerst van zich horen. Zij stellen wantoestanden in de organisatie aan de kaak en brengen aan het licht dat, naarmate zij opklommen in de hiërarchie van dit piramidesysteem, deze organisatie steeds meer macht over hen kreeg."
IEF 13948

Prins Albert van Monaco verliest privacy zaak tegen publicaties over buitenechtelijke kind in Paris Match

EHRM 12 juni 2014, IEF 13948, eerder (Couderc en hachette Filipacchi Associés tegen Frankrijk)
Met samenvatting (eerder op MediaReport) van Fabian Streefland en
Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. De koninklijke familie van Monaco blijft de burelen bezig houden. Na prinses Caroline, die meerdere rechtszaken voerde tegen de Duitse staat om haar te beschermen tegen opdringerige paparazzi, is nu prins Albert aan de beurt.

Het Franse Paris Match plaatste in 2005 een uitgebreid artikel waarin stewardess Nicole Coste beweerde een zoon te hebben met prins Albert. Het artikel ging vergezeld van meerdere foto’s waarop Coste, het kind, maar ook de prins (onder meer met zijn zoon) te zien waren. De prins klaagde vervolgens het tijdschrift in Frankrijk aan wegens het schenden van zijn privacy. Met succes, hij kreeg een schadevergoeding van 50.000 euro en het tijdschrift moest een bericht over het vonnis over een derde van de cover afdrukken. Ook in hoger beroep bleef de veroordeling staan.

Paris Match besloot naar het EHRM te stappen om de veroordeling aan te vechten. Niet onbelangrijk, prins Albert had ondertussen het kind al erkend. Het tijdschrift was van mening dat de veroordeling in strijd was met de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM).

Het Hof oordeelde (uitspraak alleen in het Frans gepubliceerd) dat de gewraakte uitspraak in strijd was met artikel 10 EVRM. De Franse rechtbank had gefaald een juiste afweging te maken tussen de informatie die onderdeel uitmaakte van het publieke debat en het recht op respect voor het privéleven (artikel 8 EVRM) van de prins. Gelet op de toetsingsmarge van de Nationale rechtbanken heeft het hof de criteria uit Von Hannover II en Axel Springer t Duitsland toegepast om tot een gebalanceerde afweging van de grondrechten te komen.

Publiek debat
Het hof oordeelt dat de publicatie bijdroeg aan het publieke debat omdat kennis over het bestaan van het kind, ook al kon hij nooit op de troon komen, in het belang zou zijn van het publiek en in het bijzonder de inwoners van Monaco. Het enkele feit dat de titel in Monaco door erfopvolging wordt doorgegeven maakte dit nieuws relevant. Bovendien zei de houding van Albert in deze zaak iets over zijn capaciteiten om zijn functies adequaat uit te voeren, aldus het EHRM.

Publieke functie en doel van de reportage
Dat Albert een publiek figuur is, is evident. Het Hof overweegt dat het artikel inging op de relatie tussen hem en Coste, op de geboorte van hun zoon, de zgevoelens van de prins, zijn reactie op de geboort en zijn relatie met het kind. Dan stelt het hof vast dat het lastig is voor te stellen hoe iemands privéleven, in dit geval dat van de prins, een obstakel zou kunnen vormen voor het recht van een ander, in dit geval zijn zoon, om zijn bestaan te bevstigen en zijn identiteit te erkennen: “Or, il est difficile de concevoir comment la vie privée d’une personne, en l’occurrence celle du Prince, pourrait faire obstacle à la revendication d’une autre personne, en l’occurrence son fils, à affirmer son existence et à faire reconnaître son identité.” Daarbij was van belang dat Coste niet alleen zelf, maar ook namens haar zoon had ingestemd met de publicatie.

Wijze van verkrijging van de informatie en het waarheidsgehalte
Het betrof een interview dat was geïnitieerd door Coste en de foto’s waren door haar of met haar instemming genomen en gepubliceerd in Paris Match.

De vorm en gevolgen van het artikel

Naast de hoofdinformatie, bevatte het artikel ook veel intieme details over de relatie tussen albert en Coste. De Paris Match met dit artikel had een oplage van meer dan 1 miljoen exemplaren. Maar een aantal foto’s, en een interview met Coste, was 2 dagen voor de publicatie in Paris Match, al gepubliceerd in de Engelse Daily Mail, en een dag later in het Duitse Bunte. Dus hoewel de publicatie in Paris Match wel degelijk belangrijke repercussies had, betrof het al geen vertrouwelijke informatie meer. Ook werd de waarheid van het artikel niet bestreden.

De zwaarte van de opgelegde sancties
De schadevergoeding van Eur 50.000 en de veroordeling om over een derde van de cover een bericht over het vonnis te plaatsen, waren substantieel.

De effecten van de publicatie voor de betrokken personen
De moeder en haar kind waren duidelijk op zoek naar publieke erkenning van de status van het kind en van Albert als vader, “éléments primordiaux pour elle pour que son fils sorte de la clandestinité“. Om dat te bereiken maakte ze feiten publiek die niet alleen daarover gingen, maar ook informatie die niet noodzakelijk was en die intiem van aard waren.

Concluderend oordeelt het EHRM dat de veroordeling van Paris Match en haar hoofdredactrice Anne-Marie Couderc disproportioneel was. De Franse rechter had in strijd gehandeld met de door artikel 10 EVRM beschermde persvrijheid door in dit geval het belang bij publieke debat over de toekomst van de monarchie niet zwaarder te laten wegen dan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van prins Albert.

Drie van de zeven rechters hadden een dissenting opinion. Ze vonden onder meer dat de belangen van Coste en haar kind niet mee zouden moeten wegen in de afweging tussen persvrijheid en het privéleven van prins Albert. Bovendien werd ingegaan op de vraag in hoeverre het artikel had bijgedragen aan het publieke debat nu een groot deel van het interview geen goed beeld zou geven van de realiteit. Zo was Coste niets gevraagd over de mogelijke troonopvolging van het kind en was het op grond van de Monegaskse wet sowieso onmogelijk voor het kind om op de troon te komen, omdat zijn moeder niet was getrouwd met prins Albert. Het doel van de publicatie, zo concludeerde de minderheid, zou slechts de bevrediging van publieke nieuwsgierigheid naar het privéleven van prins Albert zijn.

Dit arrest illustreert wederom dat de vraag of een artikel bijdraagt aan een publiek debat (of liever: aan een debat dat in de algemene belangstelling staat) niet streng moet worden beoordeeld. Die lijn was al ingezet in de arresten Von Hannover II en doorgezet in Von Hannover III. Gezien hun frequente komst naar het Straatsburgse Hof, zal de koninklijke familie uit Monaco er waarschijnlijk alles aan doen om die trend weer een halt toe te roepen.

Dit artikel is geschreven door Fabian Streefland (student stagiair) en Jens van den Brink.

IEF 13947

Geen klachten over gecertificeerde CBO's in 2013

Uit het persbericht: Uit het VOI©E-jaarverslag 2013 blijkt dat alle VOI©E-leden beschikken over het geactualiseerde CBO-Keurmerk en dat in 2013 geen klachten over een door een CBO in rekening gebrachte vergoeding zijn ingediend. Zorgen bestaan er over de nationale kop op de Europese richtlijn collectief beheer in de huidige Wet Toezicht, wat een negatieve invloed kan hebben op de concurrentiepositie van Nederlandse CBO’s.
Lees verder

IEF 13946

Green Streaming

Bart Wirtz, 'Green Streaming', Muziekwereld 2, 2014: 20 juni.
Ik zit met een dilemma. Of laat ik beginnen te zeggen dat ik eerst blij verrast was, en in een later stadium pas aan het wankelen werd gebracht. Het zit zo. Op Spotify kun je zien hoeveel een track van een bepaalde artiest gestreamd is. Toen ik er achter kwam dat een stuk van mij ongeveer 200.000 keer was beluisterd, werd ik meteen vrolijk en heb in mijn enthousiasme Buma/Stemra gebeld om te vragen hoeveel dat dan ongeveer zou opleveren. Zij lieten mij weten dat er met Spotify een percentage is onderhandeld dat uitkomt op 0,00001137 cent per gespeelde track. Met mijn getemperde blijdschap ben ik toen van mijn 2 welverdiende euro’s een espresso gaan kopen.

(...) Samen met mijn collega en mede-radiopresentator Rolf Delfos kwam ik daarom op het volgende idee: ‘Green Streaming’, een muziekplatform à la Spotify maar dan geënt op het idee van ‘groene stroom’. Het idee is dat de gebruiker er zeker van is dat het maandelijkse contributiebedrag goed terecht komt; bij de muzikanten dus. Het betekent tegelijkertijd dat het voor het grootste deel ook geïnitieerd moet worden door muzikanten zodat er een eerlijk 1 op 1 en transparent systeem ontstaat. Het lastige is dat een concurrent van Spotify met voldoende aanbod alleen is op te zetten met toestemming van de aandeelhouders van Spotify, te weten: de grote platenmaatschappijen. De oude economie dicteert nog altijd de nieuwe en houdt een concurrerend model met een andere verdeling van de opbrengsten tegen. Dit komt omdat de Europese Richtlijn die maatschappijen feitelijk een monopolie op on demand digitale diensten heeft gegeven.

Bovendien hebben veel Spotifygebruikers er geen idéé van dat hun geld niet bij de muzikanten terecht komt. Het heeft wat mij betreft dus prioriteit om dat bewustzijn te creëren. Ik weet niet hoe jullie er over denken, maar het lijkt mij goed om de financiële misstanden van dit systeem breed uit te meten. Het is belangrijk dat musici de voorstellen van de muzikantenbonden om de macht van de major platenmaatschappijen te doorbreken steunen, zich laten horen en mensen erop wijzen dat het beter kan en moet. En het zou wenselijk zijn als ook de platenlabels zich mengen in deze discussie zodat - en misschien hebben sommige grootverdieners hier geen zin in - er meer openheid komt over de gang van zaken. Want voor mij is er ook nog heel veel onduidelijk. Ik weet alleen dat ik 10 euro per maand neertel en dat ik van de 200.000 streams slechts mijn iets te bittere espresso kan betalen.

Bart Wirtz