IEF 22001
19 april 2024
Uitspraak

Geen inbreuk door 'Wijnwereld.Online' op handelsnaam 'Wijnenwereld.nl'

 
IEF 22000
18 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: 'Pablo Escobar' mag niet worden geregistreerd als EU-merk

 
IEF 21999
18 april 2024
Uitspraak

Hof: beeldmerk Puma niet vervallen, maar Monshoe maakt ook geen inbreuk

 
IEF 14240

Auteursrechtdebat: Vrijbrief voor het embedden van user generated content na Svensson?

Door Margot Verbaan, De Brauw Blackstone Westbroek. Thema: Hyperlinken & Embedden. Sinds het Svensson-arrest [IEF 13540] kan er geen twijfel meer over bestaan: hyperlinken naar een auteursrechtelijk beschermd werk is toegestaan, tenzij de mededeling een nieuw publiek bereikt. Hetzelfde geldt voor het embedden van een dergelijk werk. Volgens het HvJ EU maakt het immers geen verschil of het werk op een andere website wordt getoond dan waar het oorspronkelijk is geplaatst.

Voor zowel het hyperlinken naar, als het embedden van een werk geldt, dat een nieuw publiek wordt bereikt indien dit publiek bij het plaatsen van het werk niet in aanmerking is genomen. Daarvan is in ieder geval sprake indien het werk niet (meer) vrij toegankelijk is – bijvoorbeeld door beperkingsmaatregelen – of doordat het werk (na verloop van tijd) is verwijderd.

Niet van belang is wat de daadwerkelijke omvang van het publiek is dat met de oorspronkelijke mededeling wordt bereikt. Evenmin of deze vindbaar is voor de gemiddelde internetgebruiker. Van belang is dat de openbaarmaking, vanwege de vrije toegankelijkheid van het werk, ziet op alle mogelijke bezoekers van de website. En een werk dat online vrij toegankelijk beschikbaar is, is in potentie door eenieder te bezoeken en daarmee is een hyperlink naar dat materiaal in beginsel geen nieuwe openbaarmaking.

Het embedden van user generated content ("UGC") door bedrijven wint aan populariteit. Openbare profielen in sociale media worden afgespeurd naar merklogo's, teneinde de gevonden UGC te embedden op de website van de merkhouder. Mond-tot-mond reclame van personen die de consument "kent" is immers één van de meest geloofwaardige manieren van adverteren.

Het embedden van de gevonden UGC is in principe toegestaan, mits geen andere rechten worden geschonden. Een (bekend) persoon die herkenbaar in beeld is kan zich immers beroepen op het portretrecht. En UGC waarbij de bronvermelding ontbreekt kan een schending van de persoonlijkheidsrechten opleveren.

Een andere mogelijkheid voor het embedden van UGC is het vragen van toestemming aan de rechthebbende. Nu achteraf om toestemming vragen niet efficiënt is en tevens onzeker is of deze wel wordt verleend, kunnen hashtags hier uitkomst bieden. In de oproep tot het gebruiken van hashtags worden de voorwaarden vermeld en uitgelegd waarvoor de UGC zal worden gebruikt. Hiermee slaat men twee vliegen in één klap: er is vooraf toestemming gegeven én de UGC kan op eenvoudige wijze worden verzameld. Door middel van hashtags wordt ook het risico ondervangen dat de oorspronkelijke mededeling plotsklaps wordt verwijderd en de juridische grond voor het embedden daardoor wegvalt.

Ondanks het feit dat het Svensson-arrest het embedden van vrij toegankelijke werken toestaat, is het nog even afwachten of het HvJ EU in zijn antwoord op de prejudiciële vraag in Bestwater (IEF 12669, C- 348/13) – of embedden als openbaarmaken te kwalificeren is – toch niet nog een nuance aanbrengt.

Margot Verbaan
De Brauw Blackstone Westbroek

IEF 14239

ACM wijst klachten over Buma/Stemra af

ACM 13 augustus 2014, IEF 14239 (Besluit klacht Buma/Stemra)
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft een klacht ontvangen over de mogelijkheden om auteursrechten bij Buma/Stemra onder te brengen (ex  artikel 56, lid 1 van de Mededingingswet). ACM heeft een deel van deze klachten meegenomen in het toezeggingsbesluit Buma/Stemra van juni 2014 en deels wijst ze de klachten af omdat zij waarschijnlijk geen significante inbreuk zijn op het mededingingsrecht, of omdat op dit moment de doelmatigheid en doeltreffendheid van ACM-optreden gering zijn. Enkele klachten zijn niet voor ACM omdat ze een inbreuk kunnen zijn op het auteursrecht.
Lees verder

i. De eis van Buma/Stemra dat een muziekauteur, indien hij zich wil aansluiten bij Buma/Stemra, zijn volledige auteursrecht voor al zijn werken moet overdragen

15. Gelet op het voorgaande, ziet ACM geen aanleiding om nader onderzoek te doen.
Buma/Stemra heeft toegezegd het uitzonderen van rechtencategorieën mogelijk te maken en de
mogelijkheden voor verdere flexibilisering te bezien. Gelet op de mededingingsrisico’s die al zijn
weggenomen met het bindend verklaren van de toezeggingen in het besluit van 3 juni 2014, acht
ACM nader onderzoek naar dit onderdeel van de klacht op dit moment niet doelmatig noch
doeltreffend. Als gevolg van de toezeggingen kunnen muziekauteurs gemakkelijker kiezen voor
alternatieve wijzen van exploitatie en kunnen muziekbemiddelingsdiensten die buiten Buma/Stemra
om werken, groeien. Deze ontwikkeling kan de behoefte aan het per werk uitzonderen van de
overdracht van auteursrecht beïnvloeden en ook de bereidheid van Buma/Stemra om bij overdracht
van auteursrechten aan haar bestaande licenties te eerbiedigen. In verhouding tot de in het
toezeggingsbesluit geadresseerde gedraging en andere mogelijke overtredingen waarnaar ACM
onderzoek kan instellen, weegt het belang van dit nadere onderzoek minder zwaar dan het belang
van onderzoek en de inzet van middelen in andere zaken. ACM zal nu dan ook geen (nader)
onderzoek doen naar aanleiding van dit onderdeel van de klacht.

18. In het besluit van 3 juni 2014 heeft ACM de toezeggingen van Buma/Stemra bindend
verklaard en besloten het onderzoek niet langer voort te zetten. Als gevolg hiervan is de grondslag
van dit onderdeel van de klacht komen te vervallen.

v. De door Buma/Stemra met YouTube gesloten overeenkomst, waarbij YouTube betaalt voor
openbaarmakingen door anderen


25. ACM merkt op dat dit onderdeel van de klacht een auteursrechtelijke discussie betreft. Het
Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJ EU”) heeft in haar arrest van 13 februari 2014 in
zaak C-466/72, Svensson, bepaald dat voor het embedden van muziek via een voor een ieder
toegankelijke website, zoals YouTube, geen vergoeding hoeft te worden afgedragen aan de
rechthebbende, omdat geen sprake is van een nieuwe openbaarmaking. Buma/Stemra heeft naar
aanleiding van dit arrest besloten dat websites die voorzien in het linken naar een site die vrij
toegankelijk is, geen licentie meer nodig hebben. Reeds verstrekte licenties aan dergelijke websites
heeft Buma/Stemra met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2014 stopgezet.
26. Gelet op het bovenstaande ziet ACM geen aanleiding om verder onderzoek te doen.

V. CONCLUSIE
30. Met het door ACM bij besluit van 3 juni 2014 bindend verklaren van toezeggingen van
Buma/Stemra met betrekking tot haar aansluitbeleid, is de grondslag voor de klacht voor wat betreft
onderdeel ii komen te vervallen. Met betrekking tot de onderdelen i en iv van de klacht heeft ACM
aangegeven dat op dit moment de doelmatigheid en doeltreffendheid van ACM-optreden tegen de
gestelde gedragingen gering zijn. Het belang van nader onderzoek naar aanleiding van deze
onderdelen van de klacht weegt derhalve minder zwaar dan het belang van onderzoek en de inzet
van middelen in andere zaken. Voor onderdeel iii verwijst ACM naar de overwegingen bij de
onderdelen i en ii. Voor wat betreft onderdeel v van de klacht ziet ACM, gelet op het feit dat dit een
auteursrechtelijke discussie betreft, waarover het HvJ EU zich heeft uitgesproken, geen aanleiding
verder onderzoek te doen. Ook met betrekking tot onderdeel vi ziet ACM, gelet op het feit dat het hier
een privaatrechtelijke kwestie betreft, geen aanleiding voor nader onderzoek. Bovendien is de
grondslag van dit onderdeel van de klacht door het bindend verklaren van de toezeggingen komen te
vervallen. Op grond van het voorgaande wijst ACM de klacht af.

IEF 14238

Chairman UPC invites new Expert Panel

The Chairman and his team attach great value to the involvement of practitioners and future users of the Unified Patent Court in its work. To this end it organises formal consultations and public hearings on key elements of its work, however, in preparing for proposals to be discussed in the Preparatory Committee, the Chairman has invited a small group of experts to provide advice on the various different work streams.

The new Expert Panel is set up on an informal basis and will advise the Chairman and his working group co-ordinators; in this role Expert Panel members will participate in their personal capacity. Their work will not in any way affect or impede the structure that is already in place on formal consultations or the decision-making function of the Preparatory Committee itself.

Members of the Expert Panel
Lawyers:

Kevin Mooney (UK)
Willem Hoyng (Netherlands)
Winfried Tilmann (Germany)
Pierre Véron (France)

Judges:
Christopher Floyd (UK)
Colin Birss (UK)
Robin Jacob (UK)
Marina Tavassi, (Italy)
Klaus Grabinski (Germany)

Patent Attorneys:
Eugen Popp (Germany)
Christof Keussen, (Germany)
Patrice Vidon (France)

Business Representatives:
Tim Frain (UK)
Udo Meyer (Germany)

IEF 14237

Een stoel is geen merk

D.J.G. Visser, Een stoel is geen merk, IE-Forum.nl, IEF 14237.
Bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap/Universiteit Leiden. Een stoel is geen merk. Dat is de eenvoudige conclusie uit een ingewikkeld arrest van het Hof van Justitie van de EU van 18 september 2014 [IEF 14209]. Vanwege de functionaliteit, danwel vanwege de aantrekkelijkheidswaarde, kan de vorm van een stoel niet als merk worden beschermd.
Lees verder

IEF 14236

Manuel Noriega bezorgd over reputatie

Bas Kist, 'Manuel Noriega bezorgd over reputatie', NRC Handelsblad 25 september 2014.
Wie dacht dat Manuel Noriega, de voormalig dictator van Panama, op zijn lauweren rustte heeft het mis. De inmiddels 80-jarige Noriega, die sinds 1990 gevangen zit vanwege drugssmokkel, witwasserij en politieke moorden, is onlangs vanuit zijn cel een rechtszaak gestart tegen Activation Blizzard, de producent van de populaire videogame Call of Duty: Black Ops II.

DEEL VAN DE WINST
In dit spel, dat overigens al in 2012 uitkwam, figureert Noriega als kidnapper, moordenaar en staatvijand nummer 1.Volgens Noriega wordt zijn reputatie door het spel geschaad. Maar wie de stukken goed leest ziet dat het de man toch niet alleen om eerherstel gaat, maar vooral om de centen. Call of Duty is al twee jaar een kaskraker en Noriega wil nu eindelijk ook graag eens een deel van de winst zien. Dan hadden ze maar toestemming moeten vragen, aldus Noriega.

RIGHT TO PUBLICITY
Ondanks het feit dat je je kunt afvragen wat er nog te beschadigen valt aan de reputatie van Noriega, is de ex-dictator misschien toch niet kansloos. Immers, het Amerikaanse recht kent ‘the right to publicity’, waarmee je je kunt verzetten tegen ongeautoriseerd gebruik van je persoon in commerciële uitingen, zoals een videogame.

Bas Kist

IEF 14235

Denigrerend over werkgever

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 10 september 2014, IEF 14235 (Denigrerend over werkgever)
Onrechtmatige concurrentie, rectificatie en geheimhoudingsplicht Rechtspraak.nl: In deze zaak heeft een ex-werknemer een mail gestuurd aan zijn werkgever en diverse klanten van de werkgever. In die mail spreekt de ex-werknemer denigrerend over zijn werkgever, heeft hij bedrijfseconomische gegevens geopenbaard, en heeft hij zijn dienstverband per direct opgezegd. De door de werkgever naar aanleiding van de e-mail gevorderde rectificatie is afgewezen omdat onvoldoende is gesteld dat geopenbaarde feiten en mededelingen in die email van de ex-werknemer onjuist zijn. Wel acht de kantonrechter de geopenbaarde feiten en gedane mededelingen een schending van de overeengekomen geheimhoudingsplicht van de ex-werknemer. De in verband daarmee gevorderde boete is daarom toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter die gematigd heeft tot € 250,00.

Ook de vorderingen waarbij het de werknemer verboden wordt om klanten van de werkgever te benaderen en zich te onthouden van onrechtmatige concurrentie jegens de werkgever is toegewezen, omdat voldoende aannemelijk is dat de werknemer met de bij de werkgever opgedane gegevens omtrent klanten en met denigrerende mededelingen over de werkgever klanten heeft benaderd met het oogmerk hen over te halen om naar de werknemer over te stappen. Dit acht de kantonrechter vooralsnog onrechtmatig.

 

De gevorderde schadevergoeding wegens onrechtmatige concurrentie is afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat er een causaal verband is tussen het onrechtmatig handelen van de werknemer en de schade die de werkgever lijdt.

2.6. Op 1 april 2014 heeft [gedaagde] aan [naam] de volgende email verzonden:
‘[eiser], je meest recente - nogal aanmatigende - berichtje aan mij dateert van vrijdag 28 maart jl.
Gebleken is dat je volledig ongelijk had. Dat zou mij ook kunnen gebeuren, doch dan zou ik gezegd hebben “sorry, ik heb me vergist” of iets dergelijks. Jij daarentegen, laat gewoon niets meer van je horen. Dat nogal aanmatigende berichtje eindigt met “en begrijp hieruit dat we niet meer op eenzelfde lijn staan”.
Hieruit zou een passant kunnen concluderen dat wij voor 28 maart nog wel op dezelfde lijn stonden. Niets is minder waar en dat weet jij drommels goed. Als dat wel het geval zou zijn, zou ik veel van de normen en waarden welke ik van mijn ouders heb meegekregen en welke gelukkig ook maatschappelijk nog steeds breed gedragen worden, hebben moeten verloochenen. Het afgelopen jaar heb ik je wanneer daar gelegenheid voor was — weliswaar steeds in bedekte termen vanwege je overgevoeligheid als het om aanmerkingen op je gedrag gaat — laten weten dat je je zoals iedereen aan je afspraken moet houden; dat een beetje minder egoïsme geen kwaad zou kunnen; dat zelfdiscipline onontbeerlijk is voor een geslaagd ondernemerschap, dat de beroepsregels er niet alleen voor anderen zijn, dat eerlijkheid juist binnen onze beroepsgroep zeer hoog in het vaandel moet staan, dat ach laat maar.
Ik heb de jaarrekening 2012 van de [naam] ingezien en ben me werkelijk kapot geschrokken. De [naam] holt zijn ondergang tegemoet. In dit stadium zal ik zwijgen over de details, ook andere zaken betreffende, omdat deze e-mail door anderen gelezen gaat worden. Uiteraard kom ik daar wel mee in de openbaarheid als ik mij daartoe gedwongen voel. Je begrijpt toch wel dat ik, nu ik dit weet, met [naam] niets mee te maken wil hebben? [vet, toev. ktr] Desondanks loop je nog steeds rond alsof de wereld van jou is. Echter, het zijn vooral [A] en ik (tot een maand geleden ook [B]) die de kar moeten trekken. Begrijp je niet dat een klein bedrijfje als [naam] onmogelijk jouw ruime privé uitgaven kan dragen als daar van jouw kant geen ruime productie tegenover staat? Begrijp je niet dat dit gedrag uiteindelijk ook mij demotiveert? Begrijp je niet dat mensen op den duur geen respect meer voor je op kunnen brengen? Begrijp je niet dat mensen juist van jou geen kritiek meer kunnen verdragen?
Uit de eerdergenoemde jaarrekening 2012 van [naam] blijkt zonneklaar dat jou zelfs de basiskennis, noodzakelijk voor een middelmatig ondernemerschap, ontbreekt. [vet, toev. ktr] Helaas heb je mij nooit inzage gegeven in de cijfers of om raad gevraagd, dan hadden we er misschien iets aan kunnen doen. Nu kan ik alleen maar concluderen dat er geen redden meer aan is. Dat het al aan het misgaan is moge blijken uit dat je vorige maand wegens gebrek aan financiën het contract van [B] niet hebt verlengd. Hoezo gebrek aan financiën om [B] te betalen? Onze klanten betalen toch voor het werk dat [B] doet? Waar gaat dat geld naar toe? Ik ben altijd zeer te spreken geweest over [B], die op overzichtelijke en accurate wijze voor veel van onze klanten de boekhouding voerde. Dat het contract van [B] niet verlengd zou worden heb je mij op de valreep medegedeeld als een voldongen feit, ik had dus geen enkele inspraak. Wie gaat nu voor onze klanten dat essentiële werk doen? Daar spreek je met geen woord over. Op grond waarvan worden deze maand de btw-aangiften verzonden? Onze klanten zijn ondernemers, dus ze weten dat ze risico lopen. Weten ze ook dat ze risico lopen met jou als hun adviseur? Dat is dan wel een volstrekt zinloos risico omdat het nooit iets zal opleveren. Je bent een meester in het om je heen “verzamelen” van mensen die jou adoreren. Als die adoratie verandert in kritiek, zet je die mensen gewetenloos als oud vuil aan de kant. [eiser], jij hebt een ernstige persoonlijkheidsstoornis waar steeds anderen de dupe van worden. Mij is inmiddels duidelijk dat je niet voor verbetering vatbaar bent. Ik ben al dat gedoe van jou meer dan zat en daarom wil en kan ik niet meer met je samenwerken. Ik houd er met onmiddellijke ingang mee op en dus was gisteren mijn laatste werkdag voor [naam]. [vet, toev. ktr] Ik heb goed over deze beslissing nagedacht en zij is onherroepelijk. Typerend voor jou stoornis is dat je, dit lezende, nu zo ongeveer uit elkaar barst van woede. Reden waarom ik je nu reeds waarschuw om mij privé niet lastig te vallen. Ik heb maatregelen getroffen voor het geval je meent mijn waarschuwing in de wind te kunnen slaan. Dat zeg ik niet omdat ik bang ben, dat zeg ik om mijn 75-jarige vrouw te beschermen. Indien jij nog vragen hebt voor mij, stel ik voor dat we [A] verzoeken om als tussenpersoon tussen jou en mij te fungeren. Ik bel hem daar morgenmiddag over, zeg hem dus voor die tijd of je het hier mee eens bent. Als je het hier niet mee eens bent, dan hebben wij geen contact meer met elkaar.
Ik weet dat klanten ernstig gedupeerd kunnen raken door mijn besluit. Ik denk dan met name aan de klanten [nummer];[nummer] en [nummer]. Zij hebben zeer recent betaald voor werk dat binnenkort verricht moet worden. Als jij 50% (= € 1.990) van het door jou ontvangen geld op mijn bankrekening overmaak, zal ik dat werk in april alsnog uitvoeren. Tot slot: Ik ben niet van plan om nu achter de geraniums te kruipen. Ik ga gewoon door met het werk dat ik de afgelopen 3 jaar met heel veel plezier voor mijn klanten heb gedaan en ook de komende 7 jaar nog wil blijven doen.
Enkele van mijn klanten krijgen via BCC een kopie van deze e-mail.
Indien zij besluiten dat ze liever hebben dat hun zaken door mij behartigd blijven in plaats van door jou, zal mij dat zeer verheugen. Ik verwacht dan van die klant een e-mailtje naar [gedaagde]@gmail.com en zal hun dan nader informeren. [vet, toev. ktr]

[A] is mijn maatje vanaf het eerste uur. Ik zou niet willen dat hij mijn vertrek via jou moest
vernemen. Daarom staat [A] niet alleen in hoog aanzien bij mij, maar ook in CC
[gedaagde]
IEF 14234

Deugdelijke rectificatie nodig vanwege te verhullende bewoordingen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 10 september 2014, IEF 14234 (eiser tegen Gemeente Schiedam)
Mediarecht. Vordering van de voormalig burgemeester van de gemeente Schiedam tot rectificatie door de gemeente Schiedam toegewezen. Middels een persverklaring heeft de Gemeente helderheid willen verschaffen over het stopzetten van het wachtgeld van oud-burgemeester. Voor zover er al in de persberichten te lezen valt dat er wél erkend wordt dat er een fout is begaan, is dat op een al te verhullende wijze geschied. Er wordt met succes een deugdelijke rectificatie gevorderd.


4.11.
[eiseres 1] heeft mitsdien recht op rectificatie, op kosten van de gemeente Schiedam. De gemeente Schiedam stelt zich op het standpunt dat zij al deugdelijk heeft gerectificeerd. De voorzieningenrechter onderschrijft dit standpunt niet:
- de gemeente Schiedam schrijft dat de informatie waar zij zich baseert niet “meer” actueel was. Deze informatie is echter nooit actueel geweest. Er is nooit sprake geweest van stopzetting van de uitkering. Voorts wordt hier ook de onterechte suggestie gewekt dat wél sprake is geweest van stopzetting van de uitkering maar dat deze inmiddels is teruggedraaid. Zo deze suggestie niet bij iedere lezer wordt gewekt, dan is aannemelijk dat dit toch wel bij een relevant deel van de lezers is.
- de gemeente Schiedam schrijft ook dat het haar bleek, zulks “in afwijking van eerdere rapportage” dat van stopzetting van de uitkering geen sprake was. Er is echter nooit sprake geweest van andersluidende rapportage. Aan de gemeenschap Schiedam is nooit gerapporteerd dat de uitkering was stopgezet. Slechts de mogelijkheid van het stopzetten van de uitkering is onderwerp van het gesprek op 10 februari 2014 geweest tussen de burgemeester van Schiedam en een medewerker van Loyalis. Hier wordt de onterechte suggestie gewekt dat de gemeente Schiedam onjuiste informatie van een derde heeft ontvangen.

4.12.
Voor zover er al in de persberichten valt te lezen dat er wél erkend wordt dat er een fout is begaan, is dat op een al te verhullende wijze geschied. Zo staat er in het tweede persbericht dat daarmee wordt beoogd om meer helderheid te verschaffen. Als er al valt te lezen dat de gemeente Schiedam een fout heeft gemaakt dan is deze weggemoffeld tussen bewoordingen die deze erkenning tegenspreken. Met deze halfslachtigheid hoeft [eiseres 1] geen genoegen te nemen. Voor de gemeente Schiedam was voorzienbaar dat een aantal lezers zich op basis van de onjuiste berichtgeving van de gemeente Schiedam en / of de aandacht die deze onjuiste berichtgeving zou krijgen in de pers, ongezouten en ongefundeerde meningen zouden gaan verkondigen over de persoon van [eiseres 1] op bijvoorbeeld internetfora en/ of rechtstreeks tegen [eiseres 1].

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt de gemeente Schiedam om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis:

A) een rectificatie te plaatsen op de internetsite www.schiedam.nl, in zwarte leesbare tekst, in lettertypegrootte 12, zonder bijschrift en zonder toevoeging, en die rectificatie daar gedurende tenminste veertien dagen geplaatst te houden,
B) een persbericht te verspreiden aan dezelfde media als aan wie de persberichten van 27 juni 2014 (productie 4 bij deze dagvaarding) en 30 juni 2014 (productie 8 bij deze dagvaarding) zijn verspreid, in zwarte leesbare tekst, in lettertypegrootte 12, zonder bijschrift en zonder toevoeging en in dezelfde opmaak als voornoemde persberichten van 24 juni 2014 en 30 juni 2014,
“RECTIFICATIE ‘kwestie ex-burgemeester [eiseres 1]’
In de maand juni 2014 heeft de burgemeester van de gemeente Schiedam medegedeeld, en de gemeente Schiedam bevestigd, dat de uitkering van het wachtgeld aan oud-burgemeester [eiseres 1] [eiseres 1] is stopgezet. Voor deze stellingen bestaat echter geen steun in de feiten. Het wachtgeld waarop [eiseres 1] [eiseres 1] recht heeft is tot heden nimmer stopgezet en evenmin is gebleken dat [eiseres 1] [eiseres 1] zich niet zou hebben gehouden aan de verplichtingen die verbonden zijn aan haar recht op wachtgeld.
Voorts zijn op 27 juni 2014 en 1 juli 2014 persberichten van de gemeente Schiedam uitgebracht waarin de onjuiste indruk is gewekt dat de gemeente beschikte over informatie dat het wachtgeld was stopgezet en dat stopzetting aan de orde is geweest.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft de gemeente Schiedam veroordeeld tot het rectificeren van deze, deels, niet onderbouwde, onduidelijke en onjuiste berichtgeving.
Hoogachtend,
de Gemeente Schiedam.’ ”

IEF 14233

Prejudiciële vragen over zendtijd sponsorlogo's bij opgedeeld beeldscherm en zwarte seconden

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 27 juni 2014, IEF 14233, zaak C-314/14 (Sanoma en Nelonen Media)
Mediarecht. De Finse Telecomtoezichthouder (verweerster) heeft verzoekster berispt wegens overtreding van de voorschriften inzake maximaal toegestane reclamezendtijd. Het geschil gaat over de zendtijd voor het tonen van sponsorlogo’s. Verzoekster maakt gebruik van de techniek van het opgedeelde beeldscherm waarop tijdens programma-aftiteling ook reclameleaders worden getoond hetgeen volgens verweerster niet de juiste plaats is. Daarnaast moeten volgens verweerster ook de ‘zwarte seconden’ tussen de reclamespots en die tussen voorafgaand programma en reclame worden meegeteld.

Verzoekster zou dan ook de toegestane reclamezendtijd met 7 seconden per uitzenduur overtreden (toegestaan is 12 minuten per uitzenduur). Verzoekster vraagt de bestuursrechter om vernietiging van het besluit maar dat wordt afgewezen. De zaak ligt nu voor bij de verwijzende rechter. Verzoekster stelt dat het in de branche gebruikelijk is dat sponsorlogo’s ook op andere tijdstippen worden uitgezonden dan aan het begin of aan het einde van een gesponsorde uitzending of in het kader van een reclameonderbreking tijdens het programma. Daarom mag het sponsorlogo niet als reclamezendtijd worden meegerekend. Dit is onder meer ook de praktijk in Nederland. De door haar gehanteerde split-screen-techniek voldoet aan de wettelijke eisen (scheiding reclame van andere programma’s). Aan reclameleaders worden geen andere eisen gesteld dan dat het om een akoestisch of optisch middel moet gaan. De ‘zwarte seconden’ zijn geen zendtijd in de zin van RL 2010/13 en worden ook buiten Finland volgens haar niet als zodanig meegerekend. Verweerster bestrijdt dit. In ‘zwarte seconden’ kan geen programma worden uitgezonden zodat deze tot de reclametijd moeten worden gerekend. Ook in Zweden, Noorwegen en IJsland worden de „zwarte seconden” tot de reclamezendtijd gerekend. In Duitsland, Nederland, België, Litouwen en Roemenië wordt voor zover haar bekend geen gebruik van „zwarte seconden” gemaakt.

De verwijzende Finse bestuursrechter besluit het HvJ EU vragen te stellen aangezien het hem niet bekend is of het Hof al eerder een standpunt heeft ingenomen over de vraag naar het gebruik van een opgedeeld beeldscherm als reclameleader. Ook voor het al dan niet meerekenen van ‘zwarte seconden’ heeft hij nadere uitleg nodig van RL 2010/13. Hij formuleert de volgende vragen:

1. Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm nog daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

2. In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als „reclamespot” in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moet worden meegerekend?

3. In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip „reclamespot” in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel „mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen” ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de „zwarte seconden” tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?

 

IEF 14232

Abcor opent vestiging in Tilburg

Om de markt in Zuid-Nederland nóg beter te kunnen bedienen, beschikt Abcor vanaf september 2014 over een kantoor in Tilburg, met als aanspreekpunt Jos van der Linden. Zoals de meeste juristen binnen Abcor, heeft ook Jos zijn sporen verdiend in het bedrijfsleven. Hij heeft vele jaren gewerkt in de computerindustrie, onder meer bij Tulip Computers en Maxdata/Belinea.

IEF 14231

De hoogte van de Indicatietarieven. Een juiste afspiegeling van de gevorderde proceskosten?

W.Y.J.L. Olieslagers, De hoogte van de Indicatietarieven. Een juiste afspiegeling van de gevorderde proceskosten?, IE-Forum.nl nr. IEF 14231.
Bijdrage ingezonden door Wout Olieslagers, afgeronde Master IViR, Master Privaatrechtelijke rechtspraktijk. Sinds 1 september 2014 gelden de nieuwe Indicatietarieven in IE-zaken. De hoogte van deze tarieven was bij de evaluatie een onderwerp van discussie. Een voorgestelde verhoging van 10% is uiteindelijk niet doorgevoerd. Tegen deze achtergrond is in dit artikel onderzoek gedaan naar de hoogte van de tarieven. De vraag die hierbij centraal staat is of de Indicatietarieven momenteel een juiste afspiegeling zijn van de gevorderde proceskosten.
Lees verder