DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 11882

De discussie over de veredelingstechnieken

Beleidsnota Biotechnologie; Brief regering; Reactie op motie Ormel/Wiegman betreffende bevorderen Europese vrijstelling cisgenese, Kamerstukken II 2012-2013, 27 428, nr. 239.

Vrijstelling van GGO wet- en regelgeving. Nederland is van mening dat een vrijstelling van de EU ggo wet- en regelgeving alleen tot de mogelijkheden behoort wanneer een bepaalde techniek, in dit geval cisgenese, producten voortbrengt die niet meer risico’s met zich meebrengen dan traditioneel veredelde gewassen. Bij een vrijstelling vervalt naast de etiketteringsplicht namelijk ook de plicht tot een risicobeoordeling in het kader van de EU ggo wet- en regelgeving. Een vrijstelling van cisgenese van de ggo wet- en regelgeving laat onverlet dat een beoordeling van de voedselveiligheid van cisgene producten moet plaatsvinden uit hoofde van de Nieuwe voedingsmiddelen verordening (EG) 258/97.

De COGEM heeft in 2009 aangegeven dat zij vanuit milieuveiligheid geen bezwaren heeft tegen een vrijstelling van cisgenese4. Het toenmalige Ministerie van VROM heeft vervolgens het RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid gevraagd te adviseren over de voedsel- en diervoederveiligheid van cisgenese.

Dit RIKILT rapport van 2010 gaf in de TK aanleiding tot discussie en leidde tot een motie van mevr. Wiegman van Meppelen Scheppink c.s. waarin de regering werd verzocht om plantenwetenschappers onderzoek te laten doen naar de risico’s vergeleken met traditionele veredeling en het RIKILT rapport als voorlopig rapport te beschouwen. Nederland heeft vervolgens de Europese Commissie verzocht om EFSA te mandateren om te adviseren over de veiligheid (voedsel-, diervoeder- en milieuveiligheid) van cisgene gewassen en daarbij een vergelijking te maken met traditionele veredeling en de expertise van plantveredelaars te betrekken. Dit rapport is begin van dit jaar verschenen [Kamerstukken II, 2010-2011, 32 500, Nr. 122]. Hierin is het RIKILT rapport meegenomen en hebben wetenschappers van het RIKILT deelgenomen aan de EFSA werkgroep onder het GMO-panel, dat het advies over cisgenese heeft opgesteld.

Ik heb kennisgenomen van de standpunten van verschillende betrokken partijen in Nederland ten aanzien van cisgenese. Hieruit maak ik op dat de veredelingsbedrijven cisgenese beschouwen als een techniek die vergelijkbaar is met traditionele veredeling maar die tevens efficiënter is. Op basis hiervan en op basis van het EFSA advies zijn zij van mening dat het vrijstellen van cisgenese van de EU ggo wet- en regelgeving verantwoord is. De ketenorganisatie voor de biologische landbouw en de milieubeweging Greenpeace vinden echter dat cisgenese gelijk is aan genetische modificatie en de producten als zodanig moeten worden beoordeeld. Zij hechten waarde aan keuzevrijheid voor (biologische) telers en consumenten.

(...) Consumenten die geen producten willen consumeren van vrijgestelde nieuwe veredelingstechnieken kunnen zo terecht bij producten van de biologische landbouw. Op deze wijze waarborgt de Nederlandse regering keuzevrijheid voor producent en consument en is er voldoende ruimte voor zowel de conventionele landbouw als de biologische landbouw om binnen de eigen kaders te opereren.

De discussie over de veredelingstechnieken is een belangrijke discussie. Nederland heeft zich de afgelopen jaren sterk gemaakt om op EU niveau duidelijkheid te verschaffen over de status van deze technieken in relatie tot de ggo wet- en regelgeving. De Nederlandse regering stelt zich op het standpunt dat overregulering voorkomen moet worden en de kansen gegrepen moeten worden die de nieuwe veredelingstechnieken bieden.

IEF 11790

Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen en IE-Rechten

Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie - Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking Reactie op onderzoeksrapport 'Harnessing IPR for Development Objectives' , Kamerstukken II 2012-2012, 32 605, nr. 110.

Reactie op het onderzoeksrapport 'Harnessing Intellectual Property Rights for Development Objectives'. In zijn reactie verwoord de Staatssecretaris een groot aantal inspanningen ten behoeve van het realiseren van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Waaronder, maar niet-uitsluitend (1) het bevorderen van (sub)licentieverlening voor humanitaire doeleinden van geoctrooieerde technologieën, (2) het uitbreiden van de vrijstelling voor ‘particulier en niet-commercieel gebruik’ in het kwekersrecht voor alle arme boeren met weinig middelen, om ze in staat te stellen zaaigoed te ruilen met hun collega’s en kwekersvrijstelling in het octrooirecht. het bedrijfsleven te stimuleren om de toegang tot goed uitgangsmateriaal in ontwikkelingslanden te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door, in analogie met de Access to Medicine Index, een Access to Seeds Index op te stellen. En (3) een ‘open access’ publicatiebeleid door de ministeries laten uitdragen.

Het rapport Harnessing Intellectual Property Rights for Development Objectives is het resultaat van een zogenaamd Schokland-akkoord tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Platform MDG-profs, een samenwerkingsverband tussen Nederlandse kennisinstellingen en een aantal ministeries, met als doel om Nederlandse kennisinstellingen meer te betrekken bij het realiseren van de Millennium Ontwikkelings Doelstellingen (Engels: Millennium Development Goals, MDG’s). Het doel van het Platform was om de relatie tussen intellectuele eigendomsrechten (IE) en het realiseren van de MDG’s in kaart te brengen en beleidsaanbevelingen te doen.

In Paragraaf 1 wordt vervolgens nader ingegaan op het Nederlandse beleid en de positie met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten in internationale fora zoals de World Trade Organization (WTO), de World Intellectual Property Organization (WIPO) en de International Union for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV). Paragraaf 2 bevat de Nederlandse inzet in relatie tot de nationale beleidscontext.

Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1) bewustwording met betrekking tot de mogelijkheden van licenties voor humanitaire doeleinden, patentpools;
2) aansturing van publiek gefinancierd onderzoek;
3) de toegankelijkheid van onderzoekspublicaties (open access);
4) valorisatiebeleid.

Tot slot schets ik in paragraaf 3 hoe ik door middel van een aantal concrete acties bijdraag aan het verbeteren van de toegang tot zaaizaad en uitgangsmateriaal voor voedselvoorziening en tot farmaceutische middelen voor gezondheid in ontwikkelingslanden zelf. Dit ter ondersteuning van de MDG 1 (armoede- en hongerbestrijding) en de MDG 6 (bestrijding van HIV/Aids, malaria en andere ziektes).

Hoofdlijnen aanbevelingen rapport
In essentie bevatten de aanbevelingen die gericht zijn op de Nederlandse actoren een tweetal hoofdlijnen:

  • Bij de inrichting van IE-systemen in ontwikkelingslanden moet rekening kunnen worden gehouden met het ontwikkelingsniveau en de lokale context van een land; deze hoofdlijn wordt uitgewerkt in Hoofdstuk 1 (Internationaal)
  • Aandacht voor MDG’s bij het opstellen van nationale (en internationale) onderzoeks- en innovatieagenda’s; deze hoofdlijn wordt uitgewerkt in Hoofdstuk 2 (Nationaal).

Ik steun de hoofdlijnen en de conclusies en aanbevelingen van het rapport, te weten:

1. Internationaal
Een goed werkend IE-systeem is van wezenlijk belang voor het stimuleren van innovatie en voor de toegang tot en overdracht van technologie en daarmee (economische) ontwikkeling. Voor een goede werking van het IE-systeem is het van belang dat rekening kan worden gehouden met het ontwikkelingsniveau en de lokale context van een land. Daarom is er in WTO-verband ruimte geschapen voor flexibele inrichting van IE-systemen. Het gaat dan om het vinden van de juiste nationale balans tussen het belang van IE-rechthebbenden en de publieke (algemene) belangen die gediend
worden met het gebruik, de toegang tot de ontwikkelde producten en de (verdere) toepassing en ontwikkeling van de erbij betrokken innovaties.

Ik ben het eens met de conclusie van het rapport dat ontwikkelingslanden de ruimte moeten blijven houden daar waar zij wensen gebruik te maken van de flexibiliteiten die het IE-kader binnen de TRIPSovereenkomst hen biedt, inclusief het speciale regime voor de minst ontwikkelde landen (MOL’s). Daarbinnen moeten landen deze afwegingen zelf kunnen maken. Dit standpunt is in internationale fora lang bepleit en dat zal ook in de toekomst zo blijven.

2. Nationaal
Ik erken het belang van rekening houden met de belangen die ontwikkelingslanden hebben bij de toegang tot voor deze landen relevante kennis en innovaties.

Ik herken ook het beeld dat de kennis en het gebruik van diverse mogelijkheden die het IE-systeem biedt bij het uitoefenen van IE-rechten, zoals licenties voor humanitaire doeleinden (Engels: HULs: Humanitarian Use Licenses), patent pools en toegankelijkheid van onderzoekspublicaties (open access), beperkt aanwezig lijkt te zijn bij diverse relevante Nederlandse actoren. Daarom zal ik in voorkomende gevallen deze mogelijkheden onder de aandacht brengen en wijzen op het belang ervan.

Hieronder geef ik weer wat dit standpunt concreet behelst.
1. INTERNATIONAAL
1.1 WTO Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS)
1.2 World International Property Organization (WIPO)
1.3 International Union for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV)
Concreet zal ik in relatie tot UPOV de volgende acties ondernemen:

  • Bepleiten om de ‘private and non commercial use exemption’ in UPOV 1991 te voorzien van een ruimere uitleg dan momenteel het geval is. Hiermee kan worden bereikt dat kleine boeren indien zij beschermde rassen gebruiken in goede jaren hun overschot op de markt kunnen verhandelen en zaaizaad onderling kunnen uitwisselen.
  • In het kader van de Europese bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten met ontwikkelingslanden ruimte vragen voor de gedifferentieerde aanpak van zaadsystemen, waarbij de nadruk vooral zal liggen op effectieve handhaving.
  • Een bijdrage leveren via het publieke onderzoeksbestel aan de kennis over en verbetering van lokale zaad- en veredelingssystemen in ontwikkelingslanden. Hierbij past ook het overdragen van kennis over de opbouw en handhaving van kwekersrecht dat aansluit bij de lokale context.
  • Het samen met het bedrijfsleven in het kader van de topagenda Tuinbouw en Uitgangsmateriaal ontwikkelen van één of meer projecten op het gebied van gedifferentieerde zaadsystemen en teelten in Sub-Sahara Afrika.

2. NATIONAAL
2.1 Nationaal Intellectueel Eigendom (IE) beleid en bewustwording
2.2 Nationaal IE-beleid en publieke onderzoeksaansturing
2.3 Nationaal IE-beleid en ‘Open Access’

Concreet zal ik daarom mij inspannen door te:

  • bevorderen dat over de volle breedte zo veel mogelijk gestreefd wordt naar het hanteren van het ‘open access’ principe wat betreft de publicatie van onderzoek gefinancierd uit publieke middelen in wetenschappelijke tijdschriften, en waar mogelijk van onderzoeksdata- en gegevens.
  • een ‘open access’ publicatiebeleid door de ministeries laten uitdragen voor de resultaten van Beleidsondersteunend Onderzoek. Hiertoe kunnen bij de opdrachtverlening de kosten die open-access publiceren met zich meebrengen voor de auteur/onderzoeksinstelling worden meegenomen.

2.4 Nationaal IE-beleid en valorisatie
3. Toegang tot voedsel en medicijnen; enkele andere acties

Daarnaast onderzoeken de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en ik door steun te verlenen aan de
Access to Seeds Foundation de mogelijkheid om het bedrijfsleven te stimuleren om de toegang tot goed
uitgangsmateriaal in ontwikkelingslanden te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door, in analogie met de
Access to Medicine Index, een Access to Seeds Index op te stellen. De eerste resultaten op basis van
gesprekken met zowel vertegenwoordigers van de stakeholders als van de industrie zijn positief en
geven ons vertrouwen in het vervolg.

IEF 11781

Wijziging van art. 53b ROW 1995 – een paar kanttekeningen

P.A.C.E. van der Kooij, Wijziging van art. 53b ROW 1995 - een paar kanttekeningen, IEF 11781.

Een bijdrage van Paul van der Kooij, Universiteit Leiden.

Deze week werden wij verblijd met de komst van het langverwachte wetsontwerp betreffende de wijziging van art. 53b ROW 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling [red. IEF 11759]. Het voorstel beoogt in het bijzonder om aan art. 53b een lid toe te voegen dat als volgt luidt:

“2. Het recht, bedoeld in artikel 53a, strekt zich evenmin uit over handelingen met biologisch materiaal die dienen tot het kweken of ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen.”

De vrijstelling zal dus alleen gaan gelden voor het gebruik voor veredelingsdoeleinden van op grond van de ROW 1995 beschermd biologisch materiaal, maar niet voor de commerciële exploitatie van als gevolg van die veredeling gecreëerde rassen (de zg. volledige vrijstelling). De introductie van deze vrijstelling heeft als doel de tussen “traditionele” kwekers enerzijds en (vooral) biotechnologische bedrijven anderzijds ontstane scheve verhouding gedeeltelijk recht te trekken.

De Memorie van Toelichting (MvT) omschrijft het nut van de vrijstelling als volgt:

“Het voordeel dat met deze vrijstelling aan veredelaars wordt geboden, ligt vooral in de besparing van kosten en tijd. Een plantenveredelaar kan voortaan zonder tijdverlies, of zonder daartoe strekkende licentie-overeenkomst met de octrooihouder(s) gebruik maken van het beschikbare biologisch materiaal. Deze vrijstelling levert bovendien rechtszekerheid op omdat een veredelaar niet beticht kan worden van octrooi-inbreuk indien hij gebruik maakt van octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal voor plantenveredeling, voor zover dat niet onder de onderzoeksvrijstelling van artikel 53, derde lid, ROW 1995 zou vallen.”

In het onderstaande plaats ik enkele kanttekeningen bij dit wetsvoorstel en de daarbij gevoegde stukken (MvT, advies van de Raad van State en Nader Rapport).

(...)

Tot slot:
Het wetsvoorstel zal ongetwijfeld in een aantal gevallen enig soelaas bieden aan veredelaars. Dat neemt niet weg dat een kweker die gebruik heeft gemaakt van geoctrooieerd plant materiaal na jarenlang veredelen alsnog geheel afhankelijk is van de medewerking van de octrooihouder(s) om tegen billijke voorwaarden een licentie te verkrijgen voor de exploitatie van het ras. Een dwanglicentie is geen serieus alternatief.

Het valt te hopen dat het recent verschenen rapport-Samenloop op niet al te lange termijn tot oplossingen leidt die alle betrokken partijen tot (nog meer) tevredenheid zullen stemmen.

IEF 11715

Gedeeltelijke vrijstelling octrooien bij plantenveredeling

Aanbiedingsbrief bij rapport over samenloop octrooirecht en kwekersrecht en een brief van mr. Trojan over dit rapport.

Kwekers kunnen maar voor een deel worden vrijgesteld van octrooien bij plantenveredeling. Dat schrijft minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie donderdag 30 augustus 2012 aan de Tweede Kamer. Hij zal binnenkort een wetsvoorstel indienen voor een beperkte veredelingsvrijstelling in het octrooirecht.

Brief mr. Trojan en Rapport over samenloop octrooirecht en kwekersrecht - Oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling, 31 juli 2012.

Deze rapportage is als volgt opgebouwd:
1. Regelingen voor de specifieke bescherming van planten en plantenrassen.
2. Overlap tussen kwekersrecht en octrooirecht.
3. Probleemstelling.
4. Argumenten van voor- en tegenstanders van systeemaanpassingen.
5. Wat staat er op het spel? Het probleem in proporties.
6. Uitgangspunten voor oplossingsrichtingen.
7. Geïndiceerde oplossingsrichtingen.
8. Oplossingsrichtingen meer in detail.
9. Simultane nationale en internationale aanpak.
10. Slotoverwegingen en aanbevelingen.

Vrij beschikken over uitgangsmateriaal
Er wordt steeds vaker octrooi aangevraagd op biologisch materiaal, onder meer door chemische en farmaceutische bedrijven. Daardoor kunnen kwekers niet altijd meer vrij beschikken over het uitgangsmateriaal voor plantenveredeling. Nederlandse kwekers spelen een grote rol op de wereldmarkt voor voedingsgewassen en sierteelt.

Ontwikkeling economie
Volgens een rapport, uitgebracht door oud secretaris-generaal van de Europese Commissie Trojan, zou een uitgebreide veredelingsvrijstelling echter tot gevolg hebben dat allerlei bedrijven via planten producten kunnen gaan maken waarvoor nu nog een licentie nodig is van de octrooihouder. Dat kan grote schade toebrengen aan innovatieve bedrijven en de ontwikkeling van een economie op basis van groene grondstoffen afremmen.

Balans tussen belangen
Bij een beperkte veredelingsvrijstelling mogen kwekers voor veredeling vrijelijk biologisch materiaal gebruiken waarop een octrooi rust. Maar ze hebben wel een licentie nodig als ze nieuwe plantenrassen commercieel gaan exploiteren, en die rassen de eigenschappen hebben die onder het octrooi vallen.
'Er is een goede balans nodig tussen de belangen van industrie en de kwekers,' aldus minister Verhagen. 'Daarom zullen we in nauw overleg met alle betrokken sectoren de gedeeltelijke vrijstelling uitwerken.' 

Raad van State
Een uitgebreide vrijstelling zou bovendien in tegenspraak kunnen zijn met de EU-richtlijn voor de octrooibescherming voor biotechnologische uitvindingen. Op verzoek van de minister zal de Raad van State in het advies over het komende wetsvoorstel daarom specifiek ingaan op de verenigbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling met de Europese regels en mondiale regels. (TRIPS)

IEF 11677

Schrappen, dat voorkomt vertraging in unitair octrooirecht

Verslag van een algemeen overleg, Kamerstukken II 2011-2012, 21 501-32, nr. 632.

Nederland staat positief tegenover schrappen artikel 6-8 octrooiverordening, dat voorkomt vertraging in procudures voor unitair octrooirecht.

Vraag mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik kom nu op het kwekersrecht. Wij hebben een brief gevraagd over de ontwikkelingen in het Europees Parlement. Die brief hebben wij ontvangen, waarvoor dank. Wanneer en hoe gaat Nederland zich concreet inzetten voor een coalitie van gelijkgestemde landen? Ik ga er toch van uit dat de staatssecretaris nog steeds vierkant achter het kwekersrecht staat en die vrijstelling wil realiseren. Volgens mij moet hij dan wel in actie komen, want wij zien het de verkeerde kant op wegdrijven.

Antwoord Staatssecretaris Bleker: Er was een vraag over het kwekersrecht. Nederland staat positief tegenover het schrappen van artikel 6 tot en met 8 van de octrooiverordening [red. zie IEF 11538]. Dat voorkomt dat vertraging optreedt in de juridische procedures voor het unitair octrooirecht. Het bedrijfsleven is hier ook positief over. Wel zal de kwekersvrijstelling die was voorzien in de octrooiverordening moeten worden overgeheveld naar het rechtspraakverdrag. Wij moeten nu dus een andere route kiezen om het doel te realiseren. Uitstel van stemming in het Europees Parlement is nu even de beste oplossing, omdat dit ruimte geeft om een oplossing te zoeken. Wij moeten nu proberen om het in het rechtspraakverdrag te krijgen, rekening houdend met de wensen van het Europees Parlement, van de Kamer en van het kabinet waar het gaat om de kwekersvrijstelling. In samenspraak met en tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement kan naar een oplossing worden toegewerkt. De Kamer kan rekenen op een actieve rol van Nederland, samen met gelijkgestemde landen.

IEF 11538

Kamerbrief: positie van kwekers in unitair octrooi

Kamerbrief over de positie van kwekers in het unitair octrooi, 4 juli 2012, DGBI-I&K_12081716.

Kwekersrechtvrijstelling in unitair octrooirecht. Zetel.

Op 29 juni jongstleden bereikte de Europese Raad een akkoord over de zetelverdeling van het octrooigerecht [red. IEF 11510]. Daarnaast besloot de Europese Raad om ook veranderingen aan te brengen in de materiële bepalingen van het octrooipakket. Dat betreft in het bijzonder de aanbeveling van de Europese Raad om de artikelen 6-8 van de verordening met betrekking tot het unitair octrooi te schrappen.

(...) De aanbeveling van de Europese Raad om de artikelen 6-8 uit de verordening te verwijderen [plenary focus 2 - 5 july] steun ik inhoudelijk. Met deze aanbeveling wordt tegemoetgekomen aan de wensen van het bedrijfsleven en de rechtspraktijk, die bevreesd zijn voor langdurige procedures voor het Hof van Justitie met onzekere uitkomst. Daar is niemand bij gebaat.

Ik wijs erop dat het verwijderen van deze bepalingen uit de verordening, niet betekent dat deze bepalingen van materieel octrooirecht helemaal verdwijnen. In het verdrag met betrekking tot de unitaire octrooirechtspraak zijn parallelle bepalingen opgenomen, die inhoudelijk overeenstemmen met de betreffende bepalingen uit de verordening. Voor wat betreft de kwekersvrijstelling betekent dit dat de vrijstelling die was voorzien in een amendement met betrekking tot de verordening, nu zal moeten worden vervat in het octrooirechtspraakverdrag. Het rechtspraakverdrag is gekoppeld aan de verordening met betrekking tot het unitair octrooi, doordat het een octrooi slechts unitair effect kan hebben in die landen die het octrooirechtspraakverdrag hebben geratificeerd.

Nederland is er voorstander van dat een kwekersvrijstelling met unitair effect (dat wil zeggen: eenzelfde juridisch effect in alle aan de versterkte samenwerking deelnemende lidstaten)wordt geïntroduceerd en zet zich daar actief voor in. Nu dat niet kan worden gerealiseerd door een aanpassing van de verordening, zal ik mij ervoor inzetten dat dit in het octrooirechtspraakverdrag zal worden opgenomen. Daarmee wordt eenzelfde effect gegarandeerd.

Tot slot, ik heb er begrip voor dat het Europees Parlement heeft besloten de stemming met betrekking tot de verordening unitair octrooi uit te stellen. Dat biedt tijd om, in samenwerking tussen Raad, Commissie en Europees Parlement, nu een goede oplossing voor de ontstane problematiek te vinden, die recht doet aan alle belangen, zowel die van de industrie als van de kwekers. Uiteraard zal ik uw Kamer hieromtrent op de gebruikelijke weg op de hoogte houden.

IEF 11310

Plantenveredeling: De sector vanuit octrooiperspectief

Rapport Plantenveredeling: de sector vanuit octrooiperspectief, 7 maart 2012, rijksoverheid.nl.

Tussen het octrooirecht en het kwekersrecht is door de voortschrijdende (bio)technologische mogelijkheden een spanningsveld ontstaan.

Uit de samenvatting: Dit rapport1 schetst een beeld van de plantenveredelingsector vanuit het perspectief van octrooiaanvragen. Er wordt aandacht besteed aan de positie van de Nederlandse actoren in het internationale krachtenveld; de rol van Nederlandse uitvinders en de profielen van de belangrijkste internationale en van de Nederlandse bedrijven en instellingen worden beschreven.

Er zijn enkele grote, voor een deel Amerikaanse, bedrijven actief binnen de plantenveredeling. Van een monopoliepositie van één van de partijen lijkt, als wordt gekeken naar octrooien, geen sprake te zijn. Wel is er sprake van concentratie in de sector. Pioneer Hi Bred International2, Monsanto, Du Pont de Nemours, BASF, Syngenta en Bayer zijn de bedrijven met de meeste octrooiaanvragen op hun naam. (...)

Van de drie deelgebieden op het gebied van de plantenveredeling die in dit rapport worden onderscheiden vinden de meeste octrooiaanvragen plaats op het gebied van DNA-technieken ten behoeve van de plantenveredeling.

Bij octrooiering wordt onderscheid gemaakt tussen uitvinders en aanvragers. Uitvinders zijn degenen die de in een octrooiaanvraag beschreven uitvinding daadwerkelijk hebben gedaan. De aanvragers zijn doorgaans bedrijven en
instellingen die de kosten van de octrooiprocedures en vaak ook de kosten van R&D voor hun rekening houden. Om die reden kunnen uitvinders worden gezien als bron van technische kennis en zijn aanvragers te beschouwen als financieringsbron.

Het relatieve aandeel van de Nederlandse uitvinders als deel van de activiteiten van alle uitvinders in de gehele sector is min of meer constant. De activiteit van de Nederlandse aanvragers is daarentegen de laatste jaren enigszins afgenomen. Deze afname kan goed worden verklaard door overnames van Nederlandse bedrijven door buitenlandse concerns. Hierdoor wordt een gedeelte van de uitvindingen door Nederlandse uitvinders gedaan in dienst van buitenlandse bedrijven en instellingen. Het is dan goed mogelijk dat dergelijke octrooiaanvragen op het conto van die
buitenlandse bedrijven komen en niet als “Nederlands” worden gezien.

Een aantal Nederlandse bedrijven heeft een octrooipositie die uitsluitend bestaat uit octrooien op het gebied van de plantenveredeling. Hierdoor zijn met name zij gevoelig voor veranderingen in de octrooiregelgeving op het gebied van de
plantenveredeling, omdat dit hun gehele octrooipositie kan raken.

Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven die van oudsher actief zijn op het gebied van de plantenveredeling zich relatief weinig bezig houden met de ontwikkeling van DNA-technieken.

De positie van Nederland als land waar octrooiaanvragen rechtstreeks worden ingediend, onder de Nederlandse octrooiwet (ROW95), is wereldwijd niet van grote betekenis. Er mag echter van worden uitgegaan dat alle relevante uitvindingen op het gebied van de plantenveredeling uiteindelijk ook in Nederland tot een octrooirecht leiden. Dit om zo het intellectueel eigendom ook in Nederland, dat van oudsher actieve actoren op het gebied van de plantenveredeling heeft, te beschermen.

Om het gehele speelveld van de discussie rondom het kwekersrecht en het octrooirecht en het spanningsveld tussen beide intellectuele eigendomsrechten te belichten, verdient het aanbeveling om een studie op het gebied van kwekersrecht te verrichten die vergelijkbaar is met deze studie op het gebied van octrooien.

Octrooidocumenten bevatten informatie over technische ontwikkelingen. Welke economische waarde dergelijke ontwikkelingen hebben hangt af van vele factoren, die niet uit de octrooiliteratuur zijn af te leiden. Om die reden worden in dit rapport geen uitspraken gedaan over individuele octrooien en hun (potentiële) economische
waarde.

IEF 11156

Spanning tussen kwekersrecht en octrooirecht

Brief aan de Europese Commissie over octrooirecht en kwekersrecht, 4 april 2012, kenmerk 12036015.

(...) De recente evaluatie van de Communautaire Kwekersrechtverordening 2100/94 heeft reeds aangegeven dat een groot aantal kwekers in vele Europese landen spanningen tussen het kwekersrecht en het octrooirecht ervaren.

In Nederlande heeft het hiervoor genoemde rapport "Veredelde zaken" [IEF 8770] geleid tot intensieve debatten met het parlement en met stakeholders over de gevoelde spanning tussen het kwekersrecht en het octrooirecht.

Recentelijk heeft het Nederlandse parlement een motie aangenomen (Kamerstukken II 2011/12, 32 627, nr. 5, [IEF 11061] zie bijlage), die de Nederlandse regering verzoekt in te zetten op de introductie van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995. Een daartoe strekkend wetsvoorstel zal binnenkort bij het Nederlands parlement worden ingediend. Voorts roept deze motie op deze beperkte vrijstelling ook op te nemen in de Verordening unitair octrooi. Zoals u bekend zal zijn, ligt een amendement met die strekking, hetwelk ik ondersteun, reeds voor in het Europees Parlement.

IEF 11078

Buiten Nederland is belangstelling klein

Brief betreft de stand van zaken veredelingsvrijstelling 19 maart 2012, 2012Z01662/2012D04151.

Aan de technisch-wetenschappelijke attachés en landbouwattachés is gevraagd om te onderzoeken in hoeverre in andere landen van Europa belangstelling bestaat voor introductie van een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. In de meeste Europese landen blijkt na contacten met de verantwoordelijke ministeries geen belangstelling voor een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, omdat men daartoe geen reden ziet.

In de motie Van Gerwen c.s. werd gevraagd om in verband met de consultatie van belanghebbende partijen binnen een maand een onafhankelijke voorzitter te benoemen bij het intersectorale overleg met belangenorganisaties, daarbij maatschappelijke organisaties, zoals LTO, Oxfam-Novib en Greenpeace, toe te laten en uiterlijk deze zomer een eindverslag naar de Kamer te zenden. Wat betreft het sectoroverleg over een licentiegedragscode zal op korte termijn een verslag over de voortgang worden gezonden, waaruit tevens zal blijken waarom nog geen eindverslag mogelijk is.

Weinig belangstelling buiten Nederland
Dat geldt voor België, Bulgarije, Denemarken, Finland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, IJsland en Zweden. Evenmin bestaan in die landen voornemens om deze beperkte of uitgebreide vrijstelling in te voeren. Duitsland, Frankrijk en Zwitserland hebben een beperkte vrijstelling in het nationale octrooirecht ingevoerd. Er bestaan in die landen geen voornemens voor introductie van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht.

Lees meer over de veredelingsvrijstelling in het octrooirecht: dossier.

IEF 11061

Motie beperkte veredelingsvrijstelling aangenomen

De motie-Koopmans c.s. over inzetten op een beperkte veredelingsvrijstelling (32627, nr. 5) is aangenomen, zie Handelingen II, 2011-2012, 55.

De motie over het inzetten op een beperkte veredelingsvrijstelling in't octrooirecht luidt als volgt:

De Kamer [is] van mening, dat sprake is van een ongewenste disbalans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht en dat deze hersteld moet worden;

verzoekt de regering tevens in te zetten op het inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling zowel in de Rijksoctrooiwet 1995 als in de Verordening unitair octrooi, als opmars naar het inbouwen van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in de Europese Bio-octrooirichtlijn;

verzoekt de regering voorts op politiek niveau actief steun te werven onder EU-lidstaten voor een kritische evaluatie van de Bio-octrooirichtlijn en zich actief in te zetten voor een adequate aanpassing van deze richtlijn, zodat de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht, met oog voor de belangen van alle betrokken partijen, ontstaat;

verzoekt de regering de motie ter kennis te stellen aan de Europese instellingen (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement) en hiervan een afschrift aan de Kamer te zenden en op het niveau van bewindspersonen deze motie te bespreken met Eurocommissaris Barnier en voor de zomer verslag aan de Kamer te doen over de voortgang,
en gaat over tot de orde van de dag.