Gepubliceerd op vrijdag 13 september 2019
IEF 18682
Rechtbank Den Haag ||
30 aug 2019
Rechtbank Den Haag 30 aug 2019, IEF 18682; ECLI:NL:RBDHA:2019:9072 (Salam-logo), https://www.ie-forum.nl/artikelen/merkinbreuk-worst-met-salam-logo-onvoldoende-aannemelijk

Merkinbreuk worst met salam-logo onvoldoende aannemelijk

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 augustus 2019, IEF 18682; ECLI:NL:RBDHA:2019:9072 (Salam-logo) Uniemerkenrecht en auteursrecht. Eiser ontdekte in de zomer van 2018 dat in winkels in Catalonië worst met het SALAM-logo werd verkocht, terwijl hij met die winkels geen connectie had. Naast het SALAM-logo was er op de worst een sticker geplakt met een andere naam. Gedaagde maakt voldoende aannemelijk dat eiser wel al op de hoogte was van de verkoop. Spoedeisend belang kan niet worden aangenomen. Merkinbreuk wordt niet voldoende geconcretiseerd. Er wordt niet toegelicht waarom het merk en de door gedaagde gebruikte tekens overeenstemmen. De vorderingen worden afgewezen.

2.10.
Waarom hij zijn gestelde auteursrecht op het logo in de periode tussen 10 april 2018 en 3 maart 2019 niet jegens [gedaagde sub 1 c.s.] heeft gehandhaafd of voor handhaving heeft gewaarschuwd, terwijl partijen in die periode wel zakelijke contacten met elkaar onderhielden, heeft [eisende partij sub 1] niet nader toegelicht, behoudens de stelling ter zitting bij de rechtbank Den Haag dat hij ervan uit is gegaan dat [B.V. I] gestopt was met de verkoop van SALAM-worsten aan [Y] en dat hij pas in maart 2019 erachter kwam dat dat niet het geval was. Niet duidelijk is waarom [eisende partij sub 1] in de veronderstelling zou zijn dat [B.V. I] de leveringen aan [Y] zou hebben gestopt. De Overeenkomst was op dit punt immers duidelijk.

2.17.
[eisende partij sub 1] heeft niet gesteld (en toegelicht) of en zo ja, waarom, aan de voorwaarde wordt voldaan dat het merk en de door [gedaagde sub 1 c.s.] gebruikte tekens (tot op zekere hoogte) overeenstemmen. [gedaagde sub 1 c.s.] bestrijdt dat het Uniemerk bescherming biedt tegen gebruik door [gedaagde sub 1 c.s.] van die tekens, omdat in de door hem gebruikte tekens afbeeldingen, figuratieve elementen en kleuren zijn opgenomen die ontbreken in het Uniemerk. [gedaagde sub 1 c.s.] heeft daarnaast - onweersproken - aangevoerd dat [eisende partij sub 1] het Uniemerk zelf niet voor de dienst voedselverwerking gebruikt en dat het woordelement “salam” beschrijvend is voor halal worst. Dit komt neer op een betoog dat het Uniemerk geen of een beperkt onderscheidend vermogen heeft en er mede daardoor onvoldoende overeenstemming is tussen merk en teken. [eisende partij sub 1] heeft zijn stellingname daarop niet verder uitgewerkt.

2.18.
Belangrijker nog is dat [eisende partij sub 1] niet heeft gesteld (en toegelicht) of en zo ja, waarom, de diensten waarvoor het Uniemerk is ingeschreven, te weten klasse 40 “Verwerking van voeding en drank; Verwerking van voedsel”, (tot op zekere hoogte) soortgelijk zijn aan de waren waarvoor het teken wordt gebruikt, namelijk worsten. [gedaagde sub 1 c.s.] voert terecht aan dat het gebruik van de (in 2.16 weergegeven) tekens voor worst, niet hetzelfde is als gebruik voor de dienst ‘verwerking van voedsel’. De enkele opmerking van [eisende partij sub 1] ter zitting bij de rechtbank Den Haag, dat die dienstenomschrijving voldoende specifiek is, vormt geen nadere uitleg of stellingname op dit punt.

2.19.
Nu een toelichting van [eisende partij sub 1] op deze punten ontbreekt, kan in het licht van de betwisting van [gedaagde sub 1 c.s.] en het in 2.15 beschreven maatstaf, niet worden aangenomen dat er sprake is van verwarringsgevaar tussen het Uniemerk het gebruik door [gedaagde sub 1 c.s.] van de in 2.16 weergegeven tekens. Daarmee is merkinbreuk op grond van artikel 9 lid 2 sub b UMVo onvoldoende aannemelijk gemaakt.