Gepubliceerd op dinsdag 7 maart 2017
IEF 16630

Bijdrage ingezonden door Walter Hart, EP&C.

Walter Hart - Schaf de techniekexceptie in het modelrecht af

Vooruitlopend op Debat II van het VIE symposium in Zeist op 15 maart 2017 over de techniekexceptie in het IE-recht, neem ik hierbij alvast een voorschot op de discussie. Het afgelopen jaar ben ik bij twee inbreukprocedures op een modelrecht betrokken geweest, de zitzakkenzaak [IEF 16137] en de Bunchems [IEF 16516]. In beide zaken speelde de techniekexceptie een belangrijke rol. De techniekexceptie houdt in dat je geen modelrecht kunt krijgen voor kenmerken van een product die uitsluitend door technische overwegingen worden bepaald. Mijn conclusie op basis van deze twee zaken is dat de techniekexceptie in het modelrecht geen enkel doel dient en beter afgeschaft kan worden.

Hoe zit het ook al weer? In Europa kun je geen modelrecht krijgen voor een model waarvan de uiterlijke kenmerken uitsluitend bepaald worden door technische overwegingen. Zie artikel 8.1 van de Modellenverordening. Een analoge bepaling staat in artikel 3.2.1 a) van het Benelux verdrag voor merken en modellen.

In veel andere landen bestaat de techniekexceptie niet. Zie de Verenigde Staten en Canada. Daar kun je een vernieuwend product langs twee wegen beschermen, via het octrooirecht en via het modelrecht. Een product dat beter beschermd kan worden via een definitie in woorden, i.e. een claim, wordt via het octrooisysteem beschermd. Een product dat beter beschermd kan worden d.m.v. plaatjes wordt via het modelrecht beschermd. Dat mag best een technisch product zijn, zoals een nieuw profiel voor een autoband. In die landen biedt het modelrecht overigens een kortere beschermingsduur dan een octrooi, met respectievelijk 15 en 10 jaar. Dubbele bescherming mag ook.

Een argument voor afschaffing is dat in de praktijk een ontwerper/uitvinder van een nieuw product helemaal niet bezig is met de vraag of een vernieuwing technisch is of juist esthetisch. Een ontwerper wil gewoon een ultiem product ontwerpen. In dat ontwerpproces lopen techniek en vormgeving dwars door elkaar heen, en de ontwerper is zich van enig onderscheid niet bewust. Het uiteindelijke product is een “geklutst ei”. Pas bij een inbreuk op het modelrecht in Europa doet zich dan de vraag voor of de vernieuwing technisch dan wel esthetisch is. Dan moet het geklutste ei worden ontklutst in eigeel en eiwit. Dat is uit de aard der zaak bijzonder lastig en levert een kunstmatige discussie op. Ontwerpers begrijpen het niet.

Een verder argument voor afschaffing is de zwaarte van de sanctie, nl. capital punishment.  Daarmee vormt de techniekexceptie voor de ontwerper een dodelijke boobytrap. Verkeerde beschermingsvorm? You lose! Dat is niet rechtvaardig, want het kiezen van de juiste beschermingsvorm is in veel gevallen verdraaid lastig. Het IE-systeem is een ruilsysteem waarbij de ontwerper een IE-recht krijgt in ruil voor het verrijken van de stand der techniek. Heb je een grote prestatie geleverd? Dan hoort er een ruime beschermingsomvang teruggegeven te worden. In dat systeem passen geen boobytraps.

Bovendien wordt het maken van de goede keuze lastig gemaakt. De spelregels veranderen namelijk voortdurend. Vaste jurisprudentie van vandaag is morgen weer achterhaald. De apparaatgerichte leer en de resultaatgerichte leer zijn door het KOZ-arrest naar het kerkhof verwezen. Nu hebben we de leer van “voldoende reële alternatieven”.

Het is echter maar de vraag of dit criterium van “voldoende reële alternatieven” uit het KOZ arrest op termijn houdbaar zal blijken. Volgens de Guidelines van het EPO kan het bieden van een alternatief een basis zijn voor inventiviteit. Als er voor een bepaald technisch probleem vijf alternatieven worden uitgevonden, kunnen die alle vijf geoctrooieerd worden, mits ze niet voor de hand liggend zijn. Als die vijf alternatieven ook met een model beschermd worden, kan de techniekexceptie volgens de KOZ-regels worden ontweken met het argument dat er een behoorlijk aantal reële alternatieven voorhanden is. Daarmee heb je dan toch de dubbele bescherming die de techniekexceptie juist beoogt te voorkomen. Vroeg of laat krijgen we zo’n geval. Wie kan de uitkomst daarvan voorzien? Kortom, morgen hebben we misschien weer andere spelregels.

Een ander argument voor afschaffing is harmonisatie. De wereld is één grote markt en internationale harmonisatie in IE-wetgeving is uiteindelijk beter voor innovatie. Is er in de US of Canada een luide roep om een techniekexceptie? Ik meen van niet. Deze dient namelijk geen enkel doel, tenminste als de beschermingsduur van het modelrecht niet langer is dan die van het octrooirecht. Laten we ons dus aansluiten bij de VS en Canada en geen eigen stokpaardjes berijden.

Natuurlijk zijn er valide bezwaren. EU modelrechten worden verleend door het OHIM (EUIPO), en de examiners daarvan zijn niet opgeleid om techniek te beoordelen. Sterker, modelrechten worden bij het OHIM überhaupt niet getoetst aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter. Bovendien is het maar de vraag of de term “eigen karakter” wel toegepast kan worden op techniek.

Verder kan een uitvinder in de verleiding worden gebracht om alleen een modelrecht in te dienen vanwege de lagere kosten ten opzichte van een octrooi, daar waar een octrooi betere bescherming zou bieden. Als later blijkt dat het modelrecht een te kleine beschermingsomvang oplevert, is hij alsnog de pineut.

Ik zou menen dat deze bezwaren niet al te zwaar zouden mogen wegen. Natuurlijk zal er het een en ander georganiseerd moeten worden. Wellicht dat een modelaanvraag inhoudelijk getoetst moet worden door gekwalificeerde examiners. Dat moet te organiseren zijn. Als het in de VS en Canada werkt, waarom zou het hier dan niet kunnen werken?

Voor de duidelijkheid, dit is geen pleidooi voor het afschaffen van de techniekexceptie in het auteursrecht of het merkenrecht. Met 70 jaar, respectievelijk oneindige lange bescherming, zou dat een onacceptabele belemmering van technische innovatie vormen. Maar het modelrecht heeft met 25 jaar beschermingsduur dat bezwaar niet echt. Eventueel kan de beschermingsduur in het modelrecht tot 20 jaar worden teruggebracht en daarmee gelijkgeschakeld worden met het octrooirecht. Dan valt ook het laatste argument voor de techniekexceptie. Een gelijke beschermingsduur maakt het IE-systeem eenvoudiger en ook eenvoud bevordert de innovatie.

Is dubbele bescherming volgens het hier voorgestelde systeem toegestaan? Ja. Wie lijdt daaronder? De copycat? Prima!

Walter Hart